• No results found

Inspiratie vanuit de aanpak van andere fenomenen door de jeugdverenigingen

3.1. De aanpak van pesten

3.1.1. Motivatie voor het fenomeen pesten.

Er wordt gekozen om cyberpesten te definiëren vanuit de drie kernelementen van pesten: 1) intentie om te kwetsen, 2) herhaling en 3) onevenwichtige machtsverhouding (Del Ray et al., 2012).

Cyberpesten komt zelden alleen voor.8 2/3 van de slachtoffers van cyberpesten geeft aan slachtoffer te zijn van traditioneel pesten (Van Cleemput et al., 2016).

Pesten is één van de grootste problematieken bij kinderen en jongeren en speelt zich al lang niet meer enkel op school af. Ook binnen de jeugd- en sportverenigingen komt pesten steeds vaker voor (Vlaams netwerk kies kleur tegen pesten, z.d.). Uit onderzoek van Greene (2000) blijkt dat pesten in elke vertrouwde context kan voorkomen.

3.1.2. Aanpak

Vertrekkend vanuit de idee dat dader en slachtoffer hulp nodig hebben, vertaalt Tumult de No Blame van Lucky Duck naar de context van het jeugdwerk. De No Blame methode is een toonaangevende methode bij de Vlaamse jeugdverenigingen (Tumult, z.d.).

No Blame vertrekt vanuit de kracht van de groep, het doorbreken van macht, empathie, verantwoordelijkheid en oplossend werken. Dit maakt deze methode uitermate geschikt voor toepassing in het jeugdwerk. No Blame is gericht op de aanpak van het pestprobleem op korte termijn. Door Lucky Duck werd een zeven stappenplan ontwikkeld (Tumult, z.d.).

24 De eerste stap is een gesprek met het slachtoffer. Daarna volgt een bijeenkomst met de bijstanders en de pester. Hier wordt in samenspraak goede afspraken gemaakt. Tijdens een derde stap wordt het probleem geschetst, waarbij de nadruk ligt op hoe het slachtoffer zich kan voelen. Als vierde wordt de verantwoordelijkheid gedeeld. Daarna worden groepsleden gestimuleerd een oplossing te bedenken. Uiteindelijk wordt de groep verantwoordelijk gesteld om het incident op te lossen (Maines & Robinson, 1994.)

3.1.3. Rol van de overheid

Een analyse van de beleidsbrieven van Minister van Jeugd toont aan dat er de voorbije legislatuur voor pesten op twee sporen werd ingezet. In eerste instantie zorgde de Minister ervoor dat het jeugdwerk beter in beeld kwam tijdens de jaarlijkse week tegen pesten (Gatz, 2016). Een tweede realisatie heeft betrekking op het integriteitsbeleid, waar pesten onderdeel van uitmaakt (Gatz, 2015). Jeugd- en kinderrechtenorganisaties zijn verplicht om een integriteitsbeleid op te stellen en een aanspreekpunt integriteit te hebben (Gatz, 2018).

In de Beleidsnota’s 2019-2024 ligt het accent op het uitbreiden van de aanpak rond fysieke, psychologische en seksuele integriteit. Dit is een beleidsdomein-overschrijdend thema waarvoor samenwerken noodzakelijk is (Beke, 2019; Dalle, 2019; Weyts, 2019).

3.1.4. Tussentijdse discussie

Pesten wordt binnen de jeugdverenigingen meestal aangepakt via de No Blame methode. De vraag of deze probleemoplossende methode werkzaam is voor de aanpak van cyberpesten, is niet eenvoudig te beantwoorden.

De methode vertrekt vanuit de kracht van de groep, het doorbreken van macht, het verhogen van empathie en verantwoordelijkheid nemen. Op basis van deze kernelementen wordt onderzocht of de methode toepasbaar is op cyberpesten. Onderstaande tabel wordt gebruikt om de verschillen en gelijkenissen tussen pesten, direct en indirect cyberpesten te duiden.

25

Tabel 3: Overzicht pesten, direct cyberpesten en indirect cyberpesten

De kracht van de groep kan enkel gebruikt worden als het antisociaal gedrag zichtbaar is voor de groep, bij direct cyberpesten zou het nadelig zijn om de volledige groep te betrekken. Op empathie kan bij cyberpesten worden ingezet, er is geen face to face contact waardoor de reactie niet wordt opgemerkt. Een gesprek kan de gevolgen verduidelijken. Waar het bij cyberpesten om fysieke of sociale macht gaat, draait het bij cyberpesten om technologische ongelijkheid. Binnen de jeugdverenigingen is de expertise niet aanwezig om technische kennis te verhogen. Opnemen van de verantwoordelijkheid is bij indirect cyberpesten niet altijd mogelijk, aangezien acties vaak onomkeerbaar zijn.

De specificiteit van cyberpesten zorgt ervoor dat de aanpak geen kopie kan zijn van de aanpak bij pesten. De visie en uitgangspunten kunnen wel inspirerend zijn.

3.2. De aanpak van racisme

3.2.1. Motivatie voor het fenomeen racisme

Superdiversiteit is manifest aanwezig bij de jongeren. Binnen de superdiversiteit zijn kinderen met een migratieachtergrond de koplopers, 9,1% van de Vlaamse kinderen is hier door internationale immigratie (Departement Cultuur, Jeugd & Media, 2019).

Als samenleving spelen we nog onvoldoende in op de superdiversiteit. In Vlaanderen wordt een zeer sterke individualisering opgemerkt. Het nastreven van de eigen belangen staat voorop, zonder rekening te houden met de gemeenschap en hoe we anderen daar mee kwetsen (Vansteen, et al., 2013). Het huidige discours rond integratie legt de klemtoon op het conformeren aan de eigen waarden en normen, de zoektocht naar een gedeelde identiteit (Departement Cultuur, Jeugd & Media, 2019).

26 Vanuit deze superdiversiteit wordt racisme als antisociaal gedrag geselecteerd. Racisme groepeert mensen op basis van hun afkomst, geloofsovertuigingen of raciale kenmerken. Er zijn verschillende vormen om racisme te uiten, gaande van geweld tot uitsluiting op basis van stereotypen. Racisme gaat over een machtsverhouding tussen verschillende groepen. Wie zich in de machtspositie bevindt heeft de mogelijkheid om groepen met een lagere positie te discrimineren (Charkaoui, 2018).

3.2.2. Aanpak door jeugdverenigingen en rol van de overheid

Het jeugdwerk neemt hier een verantwoordelijkheid op door samen met de Vlaamse Overheid na te denken over een aanpak van racisme in het jeugdwerk. Er bestaat nog geen uitgewerkte methode, zoals dat bij pesten het geval is, maar de verschillende jeugdverenigingen geven aan dat zij openstaan voor iedereen en geen racisme tolereren.

Diversiteit staat hoog op de agenda staat van het jeugdwerk, hiervoor wordt verwezen naar de samenwerking met de Vlaamse Overheid.9 Er is in 2016 een traject opgestart dat in drie opeenvolgende stappen is verlopen: een visienota, een masterplan en een toolbox.

Op vraag van de Commissie Jeugdwerk werd de Visienota diversiteit in/en jeugdwerk uitgebracht. De visienota kwam tot stand door samenwerking met verschillende partners uit het jeugdwerk en met bijzondere aandacht voor de houding van de jeugdwerksector. Er werden aanbevelingen geformuleerd om aan de slag te gaan met diversiteit (De Visscher & Neyens, 2016).

Vanuit de visienota kwam het Masterplan diversiteit in/en jeugdwerk tot stand vanuit een gezamenlijk engagement van de Vlaamse Overheid, de Minister van Jeugd en de jeugdwerksector. Het doel is om een inclusief en afgestemd beleid te ontwikkelen voor kwetsbare doelgroepen. Het jeugdwerk wordt hiervoor gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid, omdat de functies die het jeugdwerk vervult relevant zijn voor alle kinderen en jongeren (Departement Cultuur, Jeugd & Media, 2018).

27 De digitale toolbox, ontwikkeld door de werkgroep diversiteitsbeleid, is de derde stap in het traject. De tools zijn gericht op het toegankelijk maken van het jeugdwerk en het omgaan met conflicten vanuit ontmoeting. (De Ambrassade, 2020b).

Vanuit de jeugdverenigingen zelf is het Netwerk Antiracisme & -discriminatie opgericht. Uit De Marge VZW en Chiro Vlaanderen begeleiden het netwerk om een gedeelde visie te ontwikkelen en deze in praktijk om te zetten via vorming, tools en informatie. Ze ontwikkelden ook de Visienota Jeugdwerk en racisme (Kinderrechtencoalitie, 2020). Hiervoor worden ze financieel ondersteund door de Vlaamse Overheid en kwam de input volledig uit de jeugdverenigingen.10

3.2.3. Tussentijdse discussie

Het Masterplan diversiteit in/en jeugdwerk wordt door de jeugdverenigingen sterk gewaardeerd. Enerzijds omwille van de ondersteuning die zij hierdoor ervaren, anderzijds omwille van de gedeelde verantwoordelijkheid tussen de Vlaamse Overheid en het jeugdwerk.

Dit soort initiatief is ook voor cyberpesten wenselijk. De samenwerking tussen Vlaamse Overheid en jeugdsector zorgt dat beleid en praktijk op elkaar worden afgestemd en de verwachtingen duidelijk zijn.

4. Uitdagingen voor de aanpak van cyberpesten in het