• No results found

Alle ziekenhuizen zien zorgpaden, waarbij de patiënt door alle geledingen van de gezondheidszorg heen gevolgd wordt, zeker als toekomst en willen daarom ook breed opleiden. Alleen kunnen de studenten de basisvaardigheden steeds moeilijker aanleren in de academische setting, omdat laagcomplexe, geprotocolleerde zorg steeds minder plaatsvindt in een UMC.

De hierboven aangestipte geledingen binnen de zorg vallen in drie lijnen uiteen:

• de eerstelijns gezondheidszorg is de ‘rechtstreeks toegankelijke’ hulp: elke zorgzoekende kan zonder beperking een beroep doen op een hulpverlener. Dit kan een huisartszijn, de

apotheker, de fysiotherapeut, een thuisverplegende of de tandarts.

• de tweedelijns gezondheidszorg wordt gevormd door hulpverleners die slechts na verwijzing kunnen worden geconsulteerd. Bijvoorbeeld een gespecialiseerd arts naar wie de huisarts doorverwijst.

• De derdelijns gezondheidszorg is de dienstverlening waar professionele hulpverleners een beroep op kunnen doen voor hun zorgverstrekking, zoals gespecialiseerde laboratoria of het expertisecentrum van een academisch ziekenhuis

.

Als de patiënten straks gevolgd moeten worden door alle drie deze lijnen heen, heeft dat

consequenties voor het opleiden van verpleegkundigen. De studenten zullen dan ook stage moeten lopen in een eerste- tweede- en andere derdelijns setting. Het ETZ denkt na over de toekomst van de BBL-duaal-studenten. Wellicht zijn die beter op hun latere zorgpadtaken voorbereid als zij hun stages ook op andere plaatsen dan alleen in het ziekenhuis hebben gedaan.

4. Decentraal leiderschap en verantwoording afleggen

Een onderdeel van decentraal leiderschap is de budgetbevoegdheid. Die is niet in alle ziekenhuizen op dezelfde manier belegd.

LUMC Educatie Zorgsector heeft een eigen budget maar geen budget voor de basisopleidingen. De BBL-studenten, duaal studenten en stagiaires vallen daaronder de verantwoordelijke zorgmanager en worden betaald door de divisie waarin deze zorgmanager werkzaam is. Het LUMC heeft ervoor gekozen dat één van de vier zorgmanagers Opleiden in haar portefeuille heeft. Het Directoraat Onderwijs en Opleiden van het LUMC zou graag zelf

budgetverantwoordelijkheid voor de studenten willen hebben.

In het UMCU, ETZ en OLVG is het budget voor de studenten verpleegkunde centraal geregeld en belegd bij de opleidingsafdelingen van deze ziekenhuizen.

33

en de rest decentraal.

5. Het accent op de teams leggen Organisatie

Hoewel de organisatie van het verpleegkundig onderwijs bij de verschillende ziekenhuis al met al nogal veel overeenkomsten vertoont, zijn er op organisatorisch niveau toch ook verschillen. Hier drie voorbeelden van een indeling die uniek is voor dat ziekenhuis:

• In Leiden vallen de initiële verpleegkundige opleidingen onder de Educatie Zorgsector. Ook de Medisch Ondersteunende Opleidingen (MOO), Verpleegkundige Vervolg Opleidingen (VVO) en doktersassistenten vallen hieronder. Het Hoofd van Educatie Zorgsector heeft twee teamleiders. De teamleiders hebben opleidingscoördinatoren onder zich. De

praktijkopleiders vallen ook onder de Educatie Zorgsector en worden aangestuurd door een van de opleidingscoördinatoren.

• In het ETZ werken bij elk onderdeel – beroepsopleidingen, bedrijfsopleidingen en wetenschapsbureau – adviseurs/coördinatoren. De praktijkopleiders vallen onder een adviseur/coördinator. Elke verpleegafdeling heeft een praktijkopleider.

• In het OLVG stuurt de manager Leerhuis het Leerhuis OLVG aan. Onder de manager Leerhuis werken drie Hoofden waarvan er een verantwoordelijk is voor het Verpleegkunde- en Medisch Ondersteunend Onderwijs. Dit Hoofd is verantwoordelijk voor de praktijkopleiders.

Inhoudelijk

In alle ziekenhuizen is men inhoudelijk gericht op verpleegkunde-onderwijs specifiek voor de eigen organisatie.

De fusieziekenhuizen ETZ, Spaarnegasthuis en OLVG hebben alle drie meerdere locaties. De verpleegkundigen worden opgeleid op alle beschikbare locaties en de opleiders zijn op de locaties aanwezig. De geïnterviewde fusieziekenhuizen hebben verschillende routes gekozen ten aanzien van de samenwerking maar zijn alle drie gericht op één inrichting en één structuur voor alle locaties. De ervaring van de fusieziekenhuizen is dat het goed is om al voor de fusie een

samenwerkingsproces op de starten waarbij de doelstellingen helder zijn en er veel ruimte is voor initiatief, creativiteit en passie van de medewerkers.

6. Initiatief, creativiteit en passie

De drie fusieziekenhuizen verzorgen onderwijs op beide locaties en leiden daar alle ‘soorten’ verpleegkundigen op. De initiatieven genomen voor en tijdens de fusieperiode verschillen per ziekenhuis, net als de onderwerpen die aandacht hebben gekregen:

34

ETZ:

• Er is op beide locaties een heldere visie, erkenning en implementatie ten aanzien van de rol en functie van de praktijkopleider.

• Op beide locaties wordt met hetzelfde begeleidingsmodel gewerkt. • De praktijkopleiders functioneren allemaal op hetzelfde post-HBO-niveau.

• Er is bereidheid om na de fusie opnieuw te kijken welke zaken efficiënter geregeld kunnen worden.

• En er is bereidheid om ondernemend en innovatief te zijn.

Spaarnegasthuis

• Voor de fusie werd er al vijf jaar samengewerkt. Het doel daarvan was uitwisselen van informatie en kennis. Dit heeft goed gewerkt.

• Men wil de organisatie zo plat mogelijk maken. • De medewerkers zijn over beide locaties verspreid.

• De praktische HR-onderwerpen zijn zo geregeld dat de studenten op beide locaties dezelfde arbeidsvoorwaarden hebben.

• HBOV-studenten moeten door HBOV-verpleegkundigen begeleid worden.

• Men is zich er terdege van bewust dat het groeien van mensen in een nieuwe functie tijd kost.

• Er zijn mensen benoemd zonder een goede procedure. De ervaring heeft geleerd dat dat niet verstandig is.

OLVG

• Er is niet vooraf bedacht hoe de fusie zou gaan. Er is nooit een fusieplan geweest maar wel een spoorboekje waarin de kliniekindeling centraal stond.

• Vanuit Opleiden is men bij elkaar gaan zitten om de huidige situaties in beide ziekenhuizen met elkaar te vergelijken. Daarna is een top 7 gemaakt waarvan drie onderwerpen te maken hebben met het verpleegkunde-onderwijs. De drie verpleegkunde-onderwerpen die zijn gekozen: kwaliteitsregistratie, voorbehouden en risicovolle handelingen en de verhouding MBO-HBO-verpleegkundigen. Criteria bij de top 7 waren relatief makkelijke onderwerpen en onderwerpen die zorgen voor verbinding.

• De Hoofden van het Leerhuis werken op beide locaties.

35

vervullen werken wel samen. Heen en weer reizen zou veel tijd kosten, dus wordt er vooral telefonisch of via video vergaderd.

• De studentenmix wat betreft aantallen MBO- en HBO-verpleegkundigen was niet vooraf bedacht. Daarbij is de afdelingsprofielfoto waar een model onder ligt om zorgzwaarte en intensiteit te meten leidend geweest.

Conclusie: Casusbeschrijvingen Nederlandse UMC’s en topklinische ziekenhuizen