• No results found

In dit deelonderzoek onderzoeken we de mate waarin het instrument 'Beslissen over

uithuisplaatsingen' en de kernelementen uit de Richtlijn Uithuisplaatsing gevolgd worden. Voor de interpretatie van de resultaten van het vignetonderzoek en praktijkonderzoek is het belangrijk om na te gaan in hoeverre de experimentele en controlegroep in de praktijk van elkaar

verschillen in de toepassing van het instrument 'Beslissen over uithuisplaatsing' en kernelementen uit de Richtlijn Uithuisplaatsing. Zoals eerder aangegeven is een zuivere controlegroep, die niet op de hoogte is van de richtlijn, niet mogelijk is omdat de richtlijn al geruime tijd beschikbaar is voor de praktijk. Daardoor kunnen professionals in de controlegroep ook al bekend zijn met (kernelementen uit) de richtlijn. Tegelijkertijd is het de vraag in hoeverre professionals uit de experimentele groep de richtlijn na de training toepassen in de praktijk. Daarom is de onderzoeksvraag gesteld:

1. In hoeverre verschillen de experimentele en controlegroep in de mate waarin ze rapporteren dat zij kernelementen van de Richtlijn Uithuisplaatsing toepassen? De verwachting daarbij was dat de experimentele groep meer handelingen rapporteerde conform de kernelementen uit de richtlijn dan de controlegroep.

Naast de in dit hoofdstuk gebruikte zelfrapportage zijn ook hoofdstuk 4 (analyse van de onderbouwing van besluiten) en hoofdstuk 6 (teambesluitvorming) gebruikt om na te gaan in hoeverre elementen van het instrument 'Beslissen over uithuisplaatsing' toegepast zijn.

7.2 Methode

Gekoppeld aan het praktijkonderzoek is deelnemers gevraagd om over één casus die ze aanleverden een vragenlijst in te vullen over de manier waarop zij naar eigen zeggen tot een besluit of advies zijn gekomen. Er is dus gekozen voor zelfrapportage over een specifieke casus om te bepalen of deelnemers werken conform de kernelementen van de Richtlijn

Uithuisplaatsing en het instrument Beslissen over uithuisplaatsen. Dit heeft als voordeel dat het over een concrete, recente zaak gaat, waar ze op terug kunnen kijken. Tegelijkertijd heeft dit als nadeel dat onduidelijk is of dit generaliseerbaar is naar andere zaken. De gerapporteerde gedragingen kunnen in deze specifieke zaak toevallig uitgelokt zijn door de situatie die zich voordeed, terwijl zij in andere zaken anders handelen.

De deelnemers vulden de vragenlijst in voor de eerste casus die zij voor het onderzoek selecteerden. Dit was de eenvoudigste manier om gegevens over de integriteit te verzamelen.

7.2.1 Vragenlijst

Voor het onderzoek is een vragenlijst samengesteld waarin op basis van kernelementen uit de Richtlijn Uithuisplaatsing gevraagd wordt naar handelingen die professionals hebben verricht in de besluitvorming op één specifieke casus. In de vragenlijst is een vraag opgenomen of de professional een hulpmiddel heeft gebruikt bij de besluitvorming maar is niet expliciet gevraagd

76 of zij het instrument of de kernelementen van de richtlijn hebben toegepast. De vragenlijst bestond uit 30 items. De items gingen over de vijf clusters van onderwerpen:

1. Toepassing van de kernoverwegingen van de richtlijn (11 items) 2. Gedeelde besluitvorming met ouders (6 items)

3. Gedeelde besluitvorming met de jeugdige (7 items)

4. Dossiervorming (vastleggen van relevante informatie, overwegingen en beslissingen) (3 items)

5. Besluitvorming met collega’s/gedragswetenschapper en hulpmiddelen (3 items) Tot slot was er een laatste item waarmee gecheckt werd in hoeverre de werkwijze bij deze specifieke casus afweek van de gebruikelijke werkwijze binnen de organisatie.

De vragenlijst is opgenomen in bijlage 6.1.

7.2.2 Analyse

Per groep zijn frequenties en proporties van de besluitvorming met collega’s en gedragswetenschapper geanalyseerd. Met chi-kwadraat toetsen is gecontroleerd of er significante verschillen zijn tussen de experimentele en controlegroep.

Voor de toepassing van de kernoverwegingen en gedeelde besluitvorming met ouders en kinderen zijn drie schalen gevormd van de desbetreffende items. De interne consistentie van de schalen is met Cronbach’s alpha bepaald. Cronbach’s alpha voor de schaal 'toepassing van de kernoverwegingen' is .91, voor de schaal 'gedeelde besluitvorming met ouders' .89en voor de schaal 'gedeelde besluitvorming met de jeugdige' .92. Vervolgens zijn gemiddelden en

standaardafwijkingen voor beide groepen berekend. Met een t-test voor onafhankelijke groepen is onderzocht of er verschillen tussen de experimentele en controlegroep waren. Ook voor de mate van dossiervorming zijn t-tests voor onafhankelijke groepen uitgevoerd om verschillen tussen experimentele en controlegroep te achterhalen.

7.3 Resultaten

In totaal hebben 58 professionals de vragenlijst over de integriteit ingevuld, waarvan 27 uit de controlegroep en 31 uit de experimentele groep.

7.3.1 Toepassing van de richtlijn (kernoverwegingen, gedeelde besluitvorming

met ouders en jeugdige)

Tabel 7.1 laat de mate van toepassing van de Richtlijn Uithuisplaatsing per groep zien. Tussen de controlegroep en experimentele groep bestaan weinig verschillen in de handelingen die zij rapporteren. De kernoverwegingen worden in beide groepen in dezelfde mate conform de richtlijn toegepast. Ook over handelingen gericht op gedeelde besluitvorming met ouders rapporteren professionals uit beide groepen vergelijkbaar. De experimentele groep rapporteert vaker dat zij gedeelde besluitvorming met de jeugdige toepast.

Tabel 7.1. Gemiddelden en standaarddeviaties voor de experimentele en controlegroep voor toepassing van de Richtlijn Uithuisplaatsing en t-test voor verschil in toepassing

77 Schaal Gemiddelde (SD)

controlegroep

Gemiddelde (SD)

experimentele groep T-test [BI] Toepassing kernoverwegingen 4,21 (0,68) 4,43 (0,54) t(56)=-1,36 [-0,54, 0,10] Gedeelde besluitvorming met ouders 3,99 (0,92) 4,38 (0,60) t(56)=-1,95 [-0,80, 0,01] Gedeelde besluitvorming met jeugdige 3,37 (1,16) 4,24 (0,90) t(30)=-2,37 [-1,61, -0,12]

7.3.2 Dossiervorming

Ook over dossiervorming rapporteren beide groepen vergelijkbaar. De controlegroep en experimentele groep geven ongeveer even vaak aan dat zij relevante informatie, overwegingen en besluiten vastleggen in het dossier (zie Tabel 7.2).

Tabel 7.2. Gemiddelden en standaarddeviaties voor de experimentele en controlegroep voor dossiervorming en t-test voor verschil in dossiervorming

Variabele Gemiddelde (SD) controlegroep

Gemiddelde (SD)

experimentele groep T-test [BI] Relevante informatie in dossier vastleggen 3,52 (1,28) 4,03 (1,01) T(56)=-1,70 [-1,12, 0,09] Overwegingen in dossier vastleggen 2,93 (1,30) 3,52 (1,46) T(56)=-1,62 [-1,32, 0,14] Besluiten in dossier vastleggen 3,52 (1,31) 3,84 (1,39) T(56)=-0,90 [-1,04, 0,40]

7.3.3 Besluitvorming met gedragswetenschapper/collega’s en gebruik

hulpmiddelen

In de experimentele groep hebben 27 van de 36 professionals (75,0%) samen met de gedragswetenschapper de beslissing genomen. Geen van de professionals bij de jeugd- en gezinsteams nam het besluit met de gedragswetenschapper; in de andere organisaties werd het besluit incidenteel zonder een gedragswetenschapper genomen. Van de professionals die het besluit over een mogelijke uithuisplaatsing samen met een gedragswetenschapper namen, deden 25 professionals dat naar eigen zeggen op een gestructureerde manier. 29 van de 31 professionals (93,5%) in de experimentele groep namen het besluit samen met een collega genomen. Van de experimentele groep gebruikten 22 van de 36 professionals (61,1%) een hulpmiddel bij de besluitvorming. Acht personen noemen daarbij de Richtlijn Uithuisplaatsing. Verder noemen zij de ARIJ, de LIRIK, Signs of Safety, het veiligheidsplan, goed genoeg ouderschap, stappenplan/meldcode, competentieanalyse en probleemanalyse als gebruikte hulpmiddelen. Van de controlegroep hebben 22 van de 30 (73,3%) met de gedragswetenschapper het besluit genomen. Geen van de professionals bij de jeugd- en gezinsteams nam het besluit met de gedragswetenschapper; in de andere organisaties werd het besluit incidenteel zonder een gedragswetenschapper genomen. Van de professionals die het besluit over een mogelijke

78 eigen zeggen op een gestructureerde manier. In de controlegroep namen 21 van de 27

professionals (77,8%) het besluit over een uithuisplaatsing samen met een collega genomen. Van de controlegroep gebruikten 16 van de 30 (53,3%) professionals een hulpmiddel. Zij noemen veiligheidslijsten, de ARIJ, de RIS, GIZ GOM, goed genoeg ouderschap, drie huizen,

veiligheidsafspraken. De verschillen tussen controle- en experimentele groep zijn niet significant.

7.3.4 Conform gebruikelijke werkwijze

Zowel de controle- als de experimentele groep rapporteert dat in grote lijnen de gebruikelijke werkwijze is gevolgd voor de besluitvorming (zie Tabel 7.3).

Tabel 7.3. Frequentie en percentage van de gebruikelijke werkwijze voor de controle- en experimentele groep

Controlegroep Experimentele groep Helemaal niet 1 (3,7%) 2 (7,7%)

Een klein beetje 3 (11,1%) 1 (3,8%) Enigszins 3 (11,1%) 1 (3,8%) In behoorlijke mate 14 (51,9%) 12 (46,2%) In grote mate 6 (22,2%) 10 (38,5%)

7.4 Reacties van over professionals toepassing