• No results found

ingeleid door Diederik Janssens, Joke Deprez en Sabine Burgelman

In document Ik woon niet in een woord (pagina 37-41)

1. Situering

Het vernieuwende aan het algemeen verslag van de armoede dat in 1994 werd geschreven, was de methode die werd gebruikt. De vraag kwam van de overheid, de inhoud werd geleverd door men-sen die in armoede leven. Het was een keerpunt in de armoedebestrijding in ons land. De eerste keer dat er op zo’n schaal door de overheid naar mensen in armoede zelf werd geluisterd. Via de dialoogmethode werd er vanuit de ervaring van mensen in armoede aangekaart wat er kan/moet veranderen.

2. Kapstokken van de dialoogmethode De dialoogmethode

Het uitgangspunt van de dialoogmethode is dat we samen naar oplossingen zoeken om aan struc-turele veranderingen te werken die armoede uitsluiten. Belangrijke groepen waarmee we dit doen zijn de mensen in armoede (we vertrekken vanuit hun armoede-ervaring), hun directe medestanders (binnen de vereniging), relevante maatschappelijke en politieke partners en de publieke opinie.

Mensen in armoede bereiken

Mensen in armoede bereiken we via contacten met andere diensten, die kunnen optreden als dooverwijzers. Zij kunnen aan mensen vragen of je Welzijnsschakel eens met hen kan komen pra-ten over de effecpra-ten van armoede op hun leven. We hebben hun hulp of medewerking nodig, om samen met andere gezinnen te vechten tegen armoede. Huisbezoeken bij gezinnen vormen dan een belangrijke eerste stap in de kennismaking.

Schrijven aan huis

Bij die kennismaking vragen we of ze willen spreken over de invloed van armoede op hun leven. Waar en hoe voelen ze de achterstelling, welke gevoelens leven er bij hen, welke mogelijke oplossingsvoorstellen zien ze?

Het gesprek kan vanuit het eigen verhaal van mensen starten, maar ook vanuit bestaande publicaties of vroegere getuigenis-sen, krantenartikels enz. Die worden dan samen gelezen en we vragen reacties. Zo start de eigen inbreng van het gezin.

Wat de mensen vertellen schrijven we nauwkeurig op. Indien ver-schillende gezinsleden hierover willen vertellen, zijn dit evenveel afzonderlijke getuigenissen. We zoeken bij die getuigenissen naar de verwachtingen van de gezinnen.

Een getuigenis

In een getuigenis zullen we drie elementen herkennen. Ten eerste de feiten en gebeurtenissen. Zij vormen de basis. Maar ten tweede vertellen mensen vooral over hoe ze die ervaren. Hun inzichten en meningen, ook hun gevoelens vormen hier belangrijke kennis over armoede. Een derde element zijn de voorstellen of verwachtingen die mensen eventueel aangeven omtrent mogelijke maatre-gelen die een verbetering aan de situatie kunnen inhouden.

Dit “schrijven” sluiten we steeds af met het herlezen van de getuigenissen door de betreffende per-soon. Is het juist weergegeven, herkent hij er zich echt in? Dit is uiteraard belangrijk, want we willen de kennis van de gezinnen in armoede zo getrouw mogelijk verzamelen als basis voor de dialoog.

Ieder getuigenis wordt ook voor akkoord ondertekend door de betrokken persoon.

| 38

De groepsbijeenkomsten

De groepsbijeenkomsten vormen een belangrijke stap op weg naar de dialoogbundel. De gezinnen die meegewerkt hebben aan getuigenissen, nodigen we uit om samen verder te praten, en zo de individuele kennis te delen met anderen. De groepsbijeenkomsten zorgen zo voor een verbreding van de eigen leefwereld. Er is herkenning onder elkaar en daaruit putten gezinnen onderling steun en solidariteit.

Tijdens de groepsbijeenkomsten worden de individuele getuigenissen voorgelezen en vragen we verdere reacties in groep. Ook deze reacties gaan we systematisch verzamelen tijdens de vergade-ring en vormen dus nieuwe getuigenissen.

Verwerking ervaringskennis

Alle getuigenissen gaan we nadien verwerken. Wat hebben gezinnen gezegd: over welke thema’s gaat het, wat wordt binnen een thema aangegeven als knelpunten, welke oplossingsvoorstellen komen naar voor? Dit vormt de analysefase, waarin we gemeenschappelijke punten uit de getui-genissen gaan samenbrengen. Hierbij gaan we eveneens na welke diensten voornamelijk vernoemd worden, op welke diensten de voorstellen zich vooral richten. Hieruit kunnen we de mogelijke dialoogpartners afbakenen.

De partners

We zoeken contact met de mogelijke partners. We geven hen bij de introductie uitleg over de (bedoeling van de) dialoogmethode. Bij de uitnodiging om deel te nemen, maken we duidelijk dat ze moeten bereid zijn om een engagement uit te spreken om het volledig dialoogproces mee te maken.

Partners die hebben toegezegd nodigen we uit voor een eerste afzonderlijke bijeenkomst (waar de gezinnen in armoede dus niet bij zijn). Tijdens die eerste vergadering verwerven we verder inzicht rond het proces en komen we tot concrete afspraken met de partners.

De verdere dialoog

De verdere dialoog bestaat uit vier vergaderingen:

Op een eerste vergadering leggen de gezinnen in armoede de inhoud van de dialoogbundel (opgesteld op basis van de getuigenissen) voor aan de partners. Ze lichten de getuigenis-sen en de voorstellen toe. Partners kunnen verduidelijkingsvragen stellen, die de gezinnen beantwoorden.

Op de tweede vergadering zijn enkel de partners aanwezig.

Iedere partner moet zich schriftelijk voorbereiden op deze bijeenkomst na in hun dienst of team antwoorden te hebben gezocht op de vragen van de gezinnen. Tijdens deze tweede vergadering bespreken de partners samen de mogelijke antwoorden en concretiseren ze hun voorstellen die ze in een korte tekst duidelijk verwoorden.

Op de derde vergadering (opnieuw partners en gezinnen in armoede) bespreken de part-ners ieder voorstel. Nu kunnen de gezinnen verduidelijkingsvragen stellen en reageren op de antwoorden of voorstellen van de partners.

In een laatste bijeenkomst (opnieuw enkel met de partners) worden de antwoorden van de partners in een definitieve tekst gebundeld.

Dit vormt hun wederwoord op de getuigenissen van de gezinnen en maakt deel uit van de dialoogbundel.

39 |

Verbreding

Het is belangrijk dat de gevoerde dialoog maatschappelijk wordt verbreed. Dit doen we door het uitgeven van publicaties (de dialoogbundels). Zo verspreiden we de kennis over armoede inge-bracht door de betrokken gezinnen, en de dialoog die ze hieromtrent voeren met maatschappelijke partners.

Tot slot kunnen we deze dialoog en de resultaten die eruit voortvloeien voorstellen aan een breder publiek tijdens een (17 oktober-)manifestatie of een ander publieksmoment.

Voor meer informatie: raadpleeg zeker de volgende website:

http://www.armenaanhetwoord.be/

3. Informatieve vragen

Gaat men met twee medewerkers naar zo’n gesprek?

Nee. Dit gebeurt individueel. De tekst is soms het resultaat van meerdere huisbezoeken en wordt door de betrokkenen nagelezen. Op de vergaderingen beperkt de rol van de vrijwil-ligers zich tot noteren.

Wie zijn de partners? Maakt men er tijd voor?

Dit is sterk afhankelijk van thema. Er zijn wel positieve ervaringen met interesse en be-trokkenheid van partners. Het vinden van geëngageerde partners is ook een voorwaarde om een dialoog rond een thema op te starten. Zo is er toch enige zekerheid omtrent een resultaat.

Komen daar veel mensen naar toe?

Slechts een deel van de mensen die bezocht worden, komen ook naar de groepsbijeen-komst.

Luistert men naar elkaar?

Men wordt ‘verplicht’ om te luisteren. Het gesprek wordt strak gemodereerd. Dit is belang-rijk om iedereen de kans te bieden het woord te nemen.

Is het proces afgelopen als het verslag er ligt?

Het wordt verder opgevolgd in een werkgroep.

4. Twee praktijkvoorbeelden 4a. t‘Hope - Roeselare

Met de medewerkers vroegen we ons af wat we konden doen met de verhalen die mensen in ar-moede vertellen. We hadden veel vragen over de dialoogmethode. In februari 2001 stelden we een klein bundeltje op.

Als eerste thema kozen we het OCMW gekozen, omdat dit een gespreksonderwerp was dat bij de mensen duidelijk leefde. We bundelden een 15-tal getuigenissen. Die werden in verschillende deel-thema’s uitgesplitst (we hebben geen zicht op onze financiering, de OCMW-medewerkers weten niet wat armoede is, ze behandelen ons onvriendelijk, …). Hiermee gingen we naar het OCMW. Er was een grote bereidheid van het diensthoofd van de sociale dienst om hierop in te gaan. De groep stelde twee voorwaarden:

• Het mocht niet bij vergaderen blijven, de bespreking moest opvolging krijgen.

Men moest tot verandering bereid zijn.

• Men moest echt luisteren naar de mensen en hen laten uitspreken.

Leerpunt was het ritme van de groep. Het is belangrijk dat dit op hun tempo kan gebeuren. Het werd duidelijk dat mensen geen zicht hebben op hun financies en dat hulpverleners geen zicht hebben op de binnenkant van de armoede.

| 40

4b. De Zuidpoort – Gent

Hier had men een project rond onderwijs. Eigenlijk begon het met een vraag van het LOP dat een vertegenwoordiger zocht vanuit de armoedeorganisaties. Ze wilden een vertegenwoordiger die duidelijk knelpunten en vragen kon aanbrengen en liefst ook oplossingen. Die verwachtingen moesten toch worden afgeremd. Men moest echt zoeken naar ouders die bereid waren om rond deze thematiek in gesprek te gaan. Een ervaringsdeskundige van Kind en Gezin speelde een be-langrijke rol.

Er zijn eerst veel gesprekken geweest, bij sommige gezinnen 4 à 5 keer. Er werd veel genoteerd.

Uiteindelijk waren tien van de vijftien mensen akkoord dat hun getuigenis zou gebruikt worden.

Die getuigenissen werden door paar een mensen gelezen en ‘geturfd’. Alle uitspraken werden aan een structuur geplakt: een deelonderwerp van de problematiek die mensen in armoede ervaren in de relatie tot het onderwijs van hun kinderen. Mensen waren trots op het resultaat, vonden het belangrijk dat ze voor hun mening konden uitkomen.

Het LOP vroeg om op hun algemene vergadering deze bundel voor te stellen. Het heeft erg veel indruk gemaakt. Mensen vragen zich nu wel af wat er met de aangekaarte problemen effectief gaat gebeuren. Ze vragen zich af of ze wel echt gehoord zijn. Ze zien immers nog geen concreet resultaat. Het gevaar bestaat dat dit bij het LOP op de lange baan wordt geschoven.

Ter aanvulling

Dit is een methode die veel energie kost voor het verzamelen van de verhalen.

En het is niet evident om de partners mee te krijgen.

5. Bespreking

Dit is een schitterende methode, maar er zijn zoveel andere en directe noden waar mensen mee te maken hebben, vooral financieel o.a. om de schoolkosten te kunnen dragen.

Dit is slechts een deel van een werking waar ook maar deel van de groep aan participeert.

Maar het is belangrijk dat we problemen ook present stellen (cfr. Andries Baart). Het is niet omdat we de concrete nood niet zelf oplossen, dat we er geen oog voor hebben. We bun-delen verhalen en signaleren de problemen, en we zoeken maatschappelijke partners om dit op te lossen. Er is inderdaad nood aan noodhulp, maar het is belangrijk dat we daar een signaal aan blijven koppelen.

Proberen uitvissen waarom dat zo is. Het is belangrijk dat men je bedoeling kent en de wijze waarop je groep werkt. Maar het is moeilijk om hen te betrekken als de wil niet aan-wezig is.

Belang van bundelen van verhalen. Op individuele dossiers kan je immers geen dialoog bouwen.

Er is het verschil tussen mensen van hier en vreemdelingen. Er is het taalprobleem, en soms verkiezen ze in de anonimiteit te blijven. Er is diversiteit, maar we mogen van verschillen ook geen tegenstellingen maken. We bereiken in eerste instantie ménsen.

Er is de bekommernis dat we met deze methode de privacy niet schenden. Het is belangrijk om de mensen goed te informeren en vragen om formeel te bevestigen of hun getuigenis (eventueel zonder naam) mag worden gebruikt.

Enkele mensen die pas recent actief zijn in een Welzijnsschakel hadden andere verwach-ting rond deze sessie en zitten vooral met de vraag hoe je mensen in armoede bereikt. Uit de inbreng van Andries Baart kunnen we onthouden dat we eigenlijk zouden moeten gaan naar de plaatsen waar die mensen leven of samenkomen. Dat vraagt echter veel durf. Er-varing van andere groepen leert dat éénmaal men enkele gezinnen bereikt, de mond-aan-mond reclame werkt en anderen aansluiten en de weg vinden. Maar dit is een apart thema dat best in de groep onder begeleiding van de regionaal medewerker Welzijnsschakels of in de regionale vormingsmomenten voor vrijwilligers wordt opgevolgd.

41 |

In document Ik woon niet in een woord (pagina 37-41)