• No results found

Informele invloed: Invullen van richtlijnen en beoordeling van cultuur

4. Amsterdams cultuurbeleid

4.6 Informele invloed: Invullen van richtlijnen en beoordeling van cultuur

Zoals besproken bieden de opgestelde richtlijnen veel vrijheid tot interpretatie voor de

cultuurambtenaren. Per stadsdeel wordt hier anders mee omgegaan in de beoordeling van cultuur en heersen er andere ideeën hoe je het beste beleid kunt maken. Zo is er in sommige stadsdelen bewust voor gekozen om onafhankelijk kunstinhoudelijke adviescommissies in te stellen in plaats van zelf over kunst te oordelen:

“We hebben in Zuid een eigen onafhankelijke adviescommissie voor de kunst , die bestaat al bijna 25 jaar, want we menen dat wij ambtenaren of bestuurders geen oordeel kunnen geven over wat artistieke kwaliteit is, wie zijn wij, we zijn helemaal geen experts.” [..]

“Zij geven een heel zwaarwegend advies. En ze zijn dus degenen die beoordelen of een beeld of voorstelling et cetera van artistieke kwaliteit is.”

Peña Espeleta, Stadsdeel Zuid

In Zuid staat de artistieke kwaliteit voorop en worden beleidskeuzes dus erg gelegitimeerd volgens de inspiratiewereld en in mindere mate vanuit de andere waardewerelden van Boltanski en Thévenot. Het ideaal van kunst voor de kunst onafhankelijk van andere waardewerelden wordt nagestreefd. Dit heeft als gevolg dat kunstenaars met veel cultureel kapitaal, die dus naar het oordeel van experts kwalitatief goed zijn, vooral gestimuleerd worden.

Naast Zuid is er ook in Stadsdeel Oost een adviescommissie. In de rest van de stadsdelen is er geen adviescommissie, hier is soms bewust voor gekozen en soms minder bewust. De beoordeling wordt meer gedaan door te kijken naar hoe cultuur zijn plaats heeft in het stadsdeel. Kunst hoeft dan niet per definitie inhoudelijk van hoogstaande kwaliteit te zijn maar kan ook een rol spelen in de wijk of in combinatie met andere wijkprojecten een functie hebben. De keuzes om subsidie te verlenen

worden daar meer vanuit de andere waardewerelden gedaan.

R: “Ik heb niet zon heilig geloof in die commissies in de zin van, oké ,we leggen het in handen van een commissie dus het wordt 100 procent artistiek inhoudelijk helemaal super. Het is een manier maar wij hebben een andere manier.”

R: “We doen het zelf maar onze rol is zuiver adviserend. We sturen daar wel sterk in, dat kan je wel doen door de manier waarop je iets opschrijft natuurlijk. Je adviseert aan je bestuur waarom je een aanvraag wilt honoreren.“

I: “welke gronden gebruik je daarvoor? Om iets te beoordelen, wat is belangrijk?” R: “Om een beoordeling toe te kennen kijk je of het een bepaalde relatie heeft met de hoofdthema’s die we nu nog in ons beleidstuk hebben staan.”

Nieuw-West heeft dus besloten om geen commissie te nemen en zelf te oordelen over kunst. Hier wordt ook aangegeven dat ondanks de adviserende rol van de culturele medewerker er toch invloed wordt uitgeoefend op het beleid door de manier waarop iets wordt opgeschreven of beredeneerd. Ook in West is geen commissie, hier kijken ze bij de beoordeling meer naar de richtlijnen die bijvoorbeeld centraal of door de Amsterdamse Kunstraad, als expertise orgaan, worden opgesteld. Daarnaast kijken ze ook naar de richtlijnen uit de eigen beleidsnota.

I: “Hebben jullie ook commissies die jullie helpen in de beoordeling?”

R: “Nee dat doen wij allemaal zelf, ik kan me voorstellen dat er stadsdelen met minder mensen commissies hebben.”

I: “Is dat een bewuste keuze geweest?”

R:”We hebben hier allemaal criteria instaan van waar moet een aanvraag aan voldoen om in aanmerking voor subsidie te komen. Wij zeggen: dat kunnen mensen met onze hersens ook. We hebben hele belangrijke lijnen van wat we belangrijk vinden. We hebben niet zo iets van kunst moet door iemand op een eilandje in een torentje worden beoordeeld, nee dat is iets van de buurt. Dat kunnen wij.”

Joekenel van der Pijl, Stadsdeel West

In Nieuw West wordt dus ook het eigen kunnen en de eigen expertise benadrukt en gewezen op de criteria die in de beleidsnota staan met daarbij de visie van het stadsdeel over welke cultuur

belangrijk is. Ook dat er meer culturele ambtenaren in West werkzaam zijn dan bijvoorbeeld in Oost wordt als argument gebruikt, waar er in West zes cultuurambtenaren werken zijn dit er in Oost twee. De burgerlijjke waardewereld van Boltanski komt ook meer naar voren, kunst wordt besproken als iets wat ‘van de buurt’ is, waar iedereen wat mee kan. Waar in West en Nieuw-West naar criteria wordt gekeken wordt dit in Stadsdeel Centrum in mindere mate gedaan:

I: “Bijvoorbeeld cultuur inhoudelijk, hoe bepalen jullie daar de kwaliteit van? Hebben jullie nog iets van een commissie? of doen jullie dat zelf?”

R: “We doen het met z’n tweeën. ik doe cultuurinhoudelijke kant en mijn collega doet de creatieve economie, de economische kant.”

I: “Wat voor richtlijnen houd je daarbij aan? kijk je daarbij ook naar centrale richtlijnen bijvoorbeeld?”

R: “Weet ik niet. Ik heb het nu al zo lang gedaan en je hebt een soort fingerspitzengefühl. Je leest een voorstel en denk je van nou dit is niks, en hoe, waarom ik dat zeg, dat weet ik niet. Maar gewoon uit ervaring weet ik, dat is niks.”

R: ”Ja. En je kan zeggen van het is heel riskant om het bij een persoon te laten, zou kunnen. Maar doe je het met een commissie dan krijg je een oeverloze discussie van wel of niet. En dan gaat een voorstel er door omdat 3 van de 5 leden er mee akkoord gaan.”

Rini Scheffers, Stadsdeel Centrum

Ook in Centrum wordt dus niet in het nut van een inhoudelijke beoordelingscommissie geloofd. Er wordt op ervaring vertrouwd, op een gevoel of een culturele instelling goed genoeg is. De culturele ambtenaren in Stadsdeelcentrum zijn autonoom in hun beleid en vullen hun discretionaire

bevoegdheid vrij in. Dit heeft als gevolg dat, zoals in de vierde omstandigheid beschreven, controle op de beoordeling moeilijker is. Door het ontbreken van richtlijnen is het onduidelijk waarop cultuur precies beoordeeld wordt, welke redenen aan bepaalde keuzes ten grondslag liggen. Ook het feit dat op de deskundigheid van de ambtenaren wordt vertrouwd zorgt dat de controle minder wordt. Het beeld met een verdeelde commissie die tot een eindeloze discussie leidt wordt niet gedeeld in Stadsdeel Oost:

“G: Maar ja hoe bepaal je artistieke kwaliteit. Dat blijft lastig. We hebben een commissie die bestaat uit vijf man, dat is in ieder geval meer dan wanneer Nienke of ik dat in het eentje zouden doen he. En die vijf deskundigen uit verschillende disciplines komen opvallend vaak tot een unaniem oordeel. Dus blijkbaar is er wel iets te zeggen over artistieke kwaliteit.”

N: “Verder kijken we ook naar dat er over een activiteit is nagedacht, dat het origineel is, en of mensen wat missen wanneer we het niet doen, en er moet een goede begroting aan ten grondslag liggen.”

Gijs Hendrix & Nienke de Bruin, Stadsdeel Oost

In Oost is dus ook de inspiratie wereld belangrijk als legitimiteit, het moet origineel en artistiek zijn. De mensen moeten erbij betrokken worden wat weer meer op de burgerlijke waardewereld slaat. Ook moet het economisch gezond zijn wat duidt op een goed lopende instelling die stabiel is, meer een industriële waardewereld argument. Er bestaan dus verschillende ideeën over hoe de cultuur in de stadsdelen beoordeeld moet worden, en welk doel het moet dienen. In het ene stadsdeel wordt bij de beoordeling meer op eigen expertise vertrouwd, waar het in Oost en Zuid voor een groot deel aan de commissies wordt overgedragen.

De beoordeling is een essentieel aspect van uitvoeren van het beleid omdat op dat moment de abstracte culturele of maatschappelijke waarde wordt omgezet in concreet beleid door de cultuurambtenaren. Op dat moment moeten vage beoordelingstermen worden ingevuld en toegepast en moet een waarde oordeel worden gegeven over het maatschappelijk of inhoudelijk belang van cultuur. Formeel gezien gaat het vaak om een advies aan het stadsdeelbestuur, maar de

inhoudelijke keuzes worden door deze ambtenaren gemaakt. Bovendien wordt het advies vaak grotendeels overgenomen en is het uitzonderlijk dat op inhoudelijke gronden een advies wordt gewijzigd. Hoe een aanvraag wordt beoordeeld is ook afhankelijk van doelstellingen en

ontwikkelingen die er in het stadsdeel gaande zijn. Culturele instellingen merken hier de gevolgen van en moeten hier rekening mee houden bij de subsidieaanvraag.