Hoofdstuk 4 Het onlineplatform, als ware het partij
4.3 Het Wathelet-arrest
4.3.3 Informatieplichten
In het geval van een consumentenkoop brengt Wathelet mee dat het platform de consument- koper moet informeren over de identiteit en (particuliere) hoedanigheid van zijn contractspartij. Op basis van verschillende informatieplichten die op onlineplatformen (komen te) rusten, heeft een platform ook de verplichting om de consument te informeren over wie zijn contractuele wederpartij is in gevallen buiten de consumentenkoop.
Allereerst lichtte de EC in 2016 in een werkdocument toe dat op onlineplatformen de verplichting rust de consument, wanneer hij via het platform een overeenkomst sluit, te informeren over de hoedanigheid van zijn contractuele wederpartij en dat platformen onder de toepassing van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken aansprakelijk kunnen worden gehouden indien zij nalaten dit te doen.146 Deze informatieplicht vloeit voort uit de
transparantievereisten en de professionele toewijding van een handelaar.147 Op basis van artikel
3 lid 1 van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken dienen onlineplatformen vóór, gedurende en na het sluiten van een overeenkomst uitvoering te geven aan deze informatieplicht. Misleidende informatie of omissies met betrekking tot de hoedanigheid van de contractuele wederpartij van de consument, kunnen leiden tot de aansprakelijkheid van het onlineplatform.148 In Nederland heeft dat tot gevolg dat de consument op grond van afdeling
6.3.3A BW schadevergoeding uit onrechtmatige daad van het platform kan vorderen.149
Daarnaast zou de consument de overeenkomst die hij via het platform naar aanleiding van de misleidende informatie of omissie heeft gesloten op grond van artikel 6:193j lid 3 BW kunnen vernietigen.150 Het platform dient in dat geval te bewijzen dat hij zijn informatieplichten wel
naar behoren heeft vervuld.151 De consument moet daarentegen bewijzen dat hij deze
overeenkomst is aangegaan door de schending van de informatieplicht van het platform.152
Hierdoor kan het voor de consument lastig zijn om een beroep op deze vernietigingsgrond te doen.153
Ook op basis van de Verordening ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (hierna: de Verordening), die sinds 12 juli 2020 van toepassing is,154 worden verschillende verplichtingen aan onlineplatformen opgelegd.155
De Verordening is van toepassing op aanbieders van onlineplatformen die bemiddelen tussen ondernemingen en consumenten.156 De ondernemingen die van het platform gebruikmaken
dienen in een lidstaat van de Europese Unie te zijn gevestigd en hun producten of diensten aan
146 SWD(2016)163 final, p. 135 en 136.
147 SWD(2016)163 final, p. 136; Artikel 6, artikel 7, artikel 5 lid 2 en artikel 2 sub h Richtlijn 2005/29/EG, PbEU
2005, L 149/22.
148 Artikel 6 lid 1 sub f en artikel 7 lid 4 sub b Richtlijn 2005/29/EG, PbEU 2005, L 149/22.
149 Mak, TvC 2017/2, p. 90.
150 Tigelaar 2017, p. 136.
151 Artikel 6:230n lid 4 BW.
152 Tigelaar 2017, p. 137.
153 Zie hierover ook Tigelaar 2017, p. 137.
154 Artikel 19 lid 2 (EU) 2019/1150, PbEU 2019, L 186/57.
155 Verordening (EU) 2019/1150, PbEU 2019, L 186/57.
consumenten in de Europese Unie aan te bieden.157 Op basis van deze Verordening moeten
onlineplatformen erop toezien dat de identiteit van de ondernemingen die producten of diensten op het platform aanbieden duidelijk zichtbaar is in hun algemene voorwaarden.158
Verder vloeien uit de Moderniseringsrichtlijn ook verschillende bepalingen voort die betrekking hebben op de verplichting van een platform om de consument te informeren over de status van zijn contractspartij.159 Deze bepalingen zijn echter nog niet geïmplementeerd en
dienen te worden toegepast vanaf 28 mei 2022.160 In de door de Moderniseringsrichtlijn
gewijzigde Richtlijn oneerlijke handelspraktijken is een bepaling opgenomen die specifiek betrekking heeft op de verplichting van onlineplatformen om de consument te informeren over de hoedanigheid van derden die producten via het platform aanbieden.161 Daarnaast bepaalt het
nieuwe artikel 6bis van de door de Moderniseringsrichtlijn gewijzigde Richtlijn consumentenrechten dat op platformen de verplichting rust om de consument op een duidelijke en begrijpelijke manier te informeren over of de derde die de goederen, diensten of digitale inhoud aanbiedt, al dan niet handelaar is.162 Wanneer deze derde geen handelaar is, dient het
platform te vermelden dat de uit het Unierecht voortvloeiende consumentenbescherming niet van toepassing is op de te sluiten overeenkomst.163 Indien dit echter wel het geval is, moet het
onlineplatform de consument ook informeren over of het platform of de derde gehouden is tot nakoming van de uit het Europese consumentenrecht voortvloeiende rechten van consumenten.164 Het doel hiervan is om de consument, voordat hij een overeenkomst via een
onlineplatform sluit, duidelijkheid te verschaffen over wie zijn contractuele wederpartij is en wat daarvan het gevolg is voor zijn rechten en verplichtingen.165 Nu deze nieuwe
informatieplichten voor onlineplatformen als essentieel worden beschouwd, kan het achterwege laten ervan tot aansprakelijkheid van het platform leiden.166 De consument zou op basis van
157 Artikel 1 lid 2 Verordening (EU) 2019/1150, PbEU 2019, L 186/57.
158 Artikel 3 lid 5 Verordening (EU) 2019/1150, PbEU 2019, L 186/57.
159 Richtlijn (EU) 2019/2161, PbEU 2019, L 328/7.
160 Artikel 7 lid 1 Richtlijn (EU) 2019/2161, PbEU 2019, L 328/7.
161 Artikel 3 lid 4 sub a onder ii Richtlijn (EU) 2019/2161, PbEU 2019, L 328/7, leidend tot de invoering van
artikel 7 lid 4 sub f Richtlijn 2005/29/EG, PbEU 2005, L 149/22.
162 Artikel 4 lid 5 Richtlijn (EU) 2019/2161, PbEU 2019, L 328/7, leidend tot de invoering van artikel 6bis lid 1
sub b Richtlijn 2011/83/EU, PbEU 2011, L 304/64.
163 Artikel 4 lid 5 Richtlijn (EU) 2019/2161, PbEU 2019, L 328/7, leidend tot de invoering van artikel 6bis lid 1
sub c Richtlijn 2011/83/EU, PbEU 2011, L 304/64.
164 Artikel 4 lid 5 Richtlijn (EU) 2019/2161, PbEU 2019, L 328/7, leidend tot de invoering van artikel 6bis lid 1
sub d Richtlijn 2011/83/EU, PbEU 2011, L 304/64.
165 Zie overweging (24) preambule Richtlijn (EU) 2019/2161, PbEU 2019, L 328/7.
166 Artikel 3 lid 4 sub a onder ii Richtlijn (EU) 2019/2161, PbEU 2019, L 328/7, leidend tot de invoering van
afdeling 6.3.3A BW schadevergoeding uit onrechtmatige daad kunnen vorderen of de overeenkomst die hij via het platform heeft gesloten op grond van artikel 6:193j lid 3 BW kunnen vernietigen.
Volgens de Verordening is het voldoende als onlineplatformen de informatie over de identiteit van een aanbieder opnemen in hun algemene voorwaarden. De door de Moderniseringsrichtlijn gewijzigde Richtlijn consumentenrechten stelt daarentegen strengere eisen aan onlineplatformen, aangezien platformen op basis daarvan de verplichting wordt opgelegd om de consument op een duidelijke en begrijpelijke wijze te informeren over de aanbieder. Voor platformen die onder deze richtlijn vallen is het dus niet voldoende om deze informatie op te nemen in de algemene voorwaarden.167
167 Loos, NtER 2019/7-8, p. 188; Zie ook overweging (27) preambule Richtlijn (EU) 2019/2161, PbEU 2019, L