• No results found

Inbedrijfstelling

De eerste inbedrijfstelling en de bediening van de ketel, evenals de instructie van de exploitant moet door een gekwalificeerde installateur uitgevoerd worden!

Ketel en installatie controleren op dichtheid aan de waterzijde. Als de dichtheid aan de waterzijde niet gegarandeerd is, bestaat er een risico op waterschade door uitvloeiend water. Gebruikelijke bedrijfsdruk in koude toestand 1,5 - 2,0 bar.

Oliepeil in de tank controleren. De inbedrijfstellling zonder olie kan de oliepomp beschadigen wegens drooglopen.

De installatie op dichtheid aan oliezijde controleren. Olielekkage uitslui-ten. Als de dichtheid aan oliezijde niet gegarandeerd is, bestaat gevaar voor de gezondheid door verontreiniging van drinkwater met olie.

Waterpeil in de sifon controleren. Wanneer het toestel werkt met een lege sifon, bestaat er een risico op vergiftiging door het vrijkomende rookgas.

Let op

Let op

33 CO 2 -controle / instelling via pompdruk

CO

2

-instelling via

pompdruk

Indien er geen regelingstoebehoren op het toestel aangesloten is of de CO2 -in-stelwaarde met de aanpassing van de buislengte niet bereikt wordt, gebeurt de CO2-instelling via pompdrukregeling:

- Voorste en dekselbekleding afnemen.

- Regelingskast naar beneden klappen.

- Oliedrukmanometer in oliedrukmeetaansluiting van de pomp schroeven.

- Kap uit de rechtse meetopening „Rookgas“ verwijderen.

- Meetsonde van het CO2-meettoestel in de meetopening „Rookgas“ steken (ca. 70 mm).

- Temperatuurkeuzeschakelaar verwarmingswater naar positie schoorsteenveger draaien.

(de controlelamp voor de statusindicatie flikkert in gele kleur).

- Het CO2-gehalte meten en met de waarden van nevenstaande tabel Trap 2 verge-lijken.

- Indien nodig het CO2-gehalte met de drukregelschroef Trap 2 met een inbussleutel 4 mm (uitvoering Danfoss) of een steeksleutel SW 8 (uitvoering Suntec) veranderen.

Rechtsom draaien CO2-waarde hoger Linksom draaien CO2-waarde lager

- Controle of pompdruk nog binnen het tolerantiebereik ligt.

Indien niet, mondstuk en mengkop controleren.

- Schoorsteenvegerbedrijf beëindigen door de temperatuurkeuzeschakelaar warm water terug naar de uitgangspositie te draaien.

CO

2

-instelling bij hoge belasting (trap 2)

(schoorsteenvegerwerking)

Drukregel-schroef Trap 2

Drukregel-schroef Trap 2 Oliepomp Danfoss

Oliepomp Suntec

CO

2

-instelling bij lage belasting

(trap 1)

- Op “ontstoringstoets“ drukken.

- Temperatuurkeuzeschakelaar verwarmingswater op 8 zetten.

- Ca. 2 min na het opstarten van de brander, het CO2-gehalte meten met het CO2 -meet-toestel en met de waarden van nevenstaande tabel Trap 1 vergelijken.

- Indien nodig het CO2-gehalte met de drukregelschroef Trap 1 met een inbussleutel 4 mm (uitvoering Danfoss) of een steeksleutel SW 8 (uitvoering Suntec) veranderen.

Deze meting moet binnen 4 min. na de start van de brander gebeuren. De startfase voor de instelling evt. herhalen door de temperatuurkeuzeschakelaar verwarmings-water terug te draaien en op de „Ontstoringstoets“ te drukken.

Rechtsom draaien CO2-waarde hoger Linksom draaien CO2-waarde lager

Toestel open COB-15 COB-20 COB-29 COB-40

Ingestelde

Toestel open COB-15 COB-20 COB-29 COB-40

Trap 2 Pompdruk 12,0 ± 2,5 bar 16,8 ± 2,5 bar 16,8 ± 2,5 bar 23,5 ± 2,5 bar Trap 1 Pompdruk 5,0 ± 1,0 bar 8,5 ± 1,0 bar 8,5 ± 1,0 bar 11,0 ± 1,0 bar De pompdruk in trap 2 moet altijd hoger zijn dan in Trap 1, om schade aan de oliepomp te vermijden.

- Controle of pompdruk nog binnen het tolerantiebereik ligt. Is dat niet het geval, mond-stuk en mengkop controleren.

- Ketelbedrijf beëindigen door de temperatuurkeuzeschakelaar verwarmingswater terug naar de uitgangspositie te draaien.

- Oliedrukmanometer demonteren en opening weer afsluiten.

Let op

Afsluiten van de

instelwerkzaamheden

- Regelingsparameters controleren en, indien nodig, aan de installatie aanpassen.

- Condensaatafvoer controleren.

- Klanten met het bedienen van het toestel aan de hand van de bedienings- resp.

montagehandleiding vertrouwd maken.

- Het inbedrijfstellingsprotocol (zie hoofdstuk „Inbedrijfstellingsprotocol“) invullen en de handleidingen aan de klant overhandigen.

- Wijs de klant op de noodzaak van een jaarlijks onderhoud.

- Maak de klant op de mogelijkheid van de energiebesparing opmerkzaam.

- Verwijs de klant ook naar de Paragraaf „Aanwijzingen voor een energiebesparende bedrijfsmodus“ in de bedrijfshandleiding.

- Na beëindiging van de werkzaamheden het bekledingsdeksel monteren en de CO2-waarden met gesloten toestel controleren.

- Bij een juiste instelling mag de HR-ketel de maximale CO2-waarde van nevenstaan-de tabel niet overschrijnevenstaan-den.

Toestel gesloten COB-15 COB-20 COB-29 COB-40

CO2 max Trap 2 13,5 %

Trap 1 13,5 %

O2 min Trap 2 2,7 %

Trap 1 2,7 %

- Indien de CO2-waarde te sterk stijgt, moet de lucht-rookgasgeleiding worden nage-keken.

- Rookgaswaarden, zoals CO2-gehalte, CO-gehalte, rookgastemperatuur en roetgetal in het inbedrijfstellingsprotocol (zie hoofdstuk „Inbedrijfstellingsprotocol“) noteren.

- Meetsonde eruit nemen en de meetopening afsluiten. Daarbij zorgen dat de kap dicht is.

Controle van de CO

2

-instelling

33 CO2-controle / instelling via

pompdruk

Inbedrijfstellingstaken Meetwaarden of bevestiging

1.) Stookolie

Standaard EL Zwavelarm EL Bio-olie B10

2.) Oliedichtheidscontrole uitgevoerd?

3.) Lucht-/rookgassysteem gecontroleerd?

4.) Hydraulica op dichtheid gecontroleerd?

5.) Sifon gevuld?

6.) Ketel en installatie ontlucht?

7.) Installatiedruk 1,5 - 2,5 bar beschikbaar?

8.) Controle van de werking uitgevoerd?

9.) Meting rookgas:

Rookgastemperatuur bruto Aanzuigluchttemperatuur Rookgastemperatuur netto

Kooldioxidegehalte (CO

2

) of zuurstofgehalte (O

2

) % Koolmonoxidegehalte (CO)

Roetgehalte

__________________ t

A

[°C]

__________________ t

L

[°C]

__________________ (t

A

- t

L

) [°C]

__________________ % __________________ ppm __________________

10.) Omkasting aangebracht?

12.) Regelingsparameters gecontroleerd?

11.) Exploitant geïnstrueerd, documenten overhandigd?

12.) Inbedrijfstelling bevestigd? Datum: ____________________________

Handtekening: ________________________

34 Inbedrijfstellingsprotocol

NTC voelerweerstanden

Ketelsonde, boilersonde buitensonde, verzamelaarvoeler, Laadvoeler warm water

Temp. °C Weerst. Ω Temp. °C Weerst. Ω Temp. °C Weerst. Ω Temp. °C Weerst. Ω

-21 51393 14 8233 49 1870 84 552

-20 48487 15 7857 50 1800 85 535

-19 45762 16 7501 51 1733 86 519

-18 43207 17 7162 52 1669 87 503

-17 40810 18 6841 53 1608 88 487

-16 38560 19 6536 54 1549 89 472

-15 36447 20 6247 55 1493 90 458

-14 34463 21 5972 56 1438 91 444

-13 32599 22 5710 57 1387 92 431

-12 30846 23 5461 58 1337 93 418

-11 29198 24 5225 59 1289 94 406

-10 27648 25 5000 60 1244 95 393

-9 26189 26 4786 61 1200 96 382

-8 24816 27 4582 62 1158 97 371

-7 23523 28 4388 63 1117 98 360

-6 22305 29 4204 64 1078 99 349

-5 21157 30 4028 65 1041 100 339

-4 20075 31 3860 66 1005 101 330

-3 19054 32 3701 67 971 102 320

200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 2000

0

35 Onderhouds- en planningsgegevens

200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 2000

0 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 2000 2200 2400 2600 2800 3000 0

0 400 800 1200 1600 2000 2400 2800 3200 3600 4000 4400 4800 5200 5600 6000 0

35 Onderhouds- en planningsgegevens

36 Ontwerpaanwijzingen

Algemene aanwijzingen

In het bijzonder wegens veiligheidstechnische redenen mogen voor de concentrische lucht-/rookgasafvoerbuis en rookgasafvoerkanalen uitsluitend originele WOLF-delen worden gebruikt.

De montagevoorbeelden moeten eventueel aan de voorschriften voor het bouwrecht en aan de voorschriften voor het land in kwestie aangepast worden. Vragen omtrent de installatie, in het bijzonder omtrent de inbouw van revisiedelen en luchttoevoer-openingen, moeten met een erkende vakman besproken worden.

Bij lage buitentemperaturen kan het voorkomen dat de in het rookgas bevatte waterdamp op de lucht-/rookgasafvoerbuis condenseert en tot ijs bevriest. Dit ijs kan soms van het dak naar beneden vallen en daardoor personen en/of voorwerpen beschadigen. Door maatregelen, zoals bijvoor-beeld door de montage van een sneeuwvanger (door klant te voorzien), kan vermeden worden dat ijs naar beneden valt.

Wanneer met een lucht-/rookgasafvoerbuis ver-diepingen overbrugd worden, moeten de leidingen buiten de opstellingsruimte in een schacht met een vuurbestendigheidsduur van minstens 90 min.

worden gevoerd. Wanneer deze aanwijzing niet nageleefd wordt, bestaat bij externe brandbelasting het gevaar dat brand en rook naar andere verdie-pingen worden overgedragen. Daardoor bestaat verstikkingsgevaar of het gevaar van ernstige en zelfs levensgevaarlijke verbranding en vergiftiging.

Condensatiegasketels met een lucht-/rookgasgeleiding over het dak mogen enkel op de zolderverdieping of in ruimtes, waarbij het plafond tegelijkertijd als dak dienst doet of waarbij zich boven het plafond enkel en alleen de dakconstructie bevindt, geïnstalleerd worden.

Voor gasketels met een lucht-/rookgasgeleiding via het dak, waarbij zich boven het plafond enkel en alleen de dakconstructie bevindt, geldt het volgende:

Wanneer voor het plafond een vuurbestendigheids-duur wordt verlangd, moeten de leidingen voor de toevoerleiding van de verbrandingslucht en de afvoer van de rookgassen in het bereik tussen de bovenkant van het plafond en de dakbedekking een bekleding hebben die eveneens deze vuurbe-stendigheidsduur heeft en die uit niet brandbare materialen bestaat. Wanneer deze aanwijzing niet nageleefd wordt, bestaat bij externe brandbelasting het gevaar dat brand en rook naar andere verdie-pingen worden overgedragen. Daardoor bestaat verstikkingsgevaar of het gevaar van ernstige en zelfs levensgevaarlijke verbranding en vergiftiging.

Wanneer voor het plafond geen vuurbestendig-heidsduur voorgeschreven is, moeten de leidingen voor de toevoerleiding van de verbrandingslucht en de afvoer van de rookgassen van de bovenkant van het plafond tot aan de dakbedekking in een schacht uit niet brandbare, vormvaste materialen of in een metalen veiligheidsbuis worden gelegd (mechanische bescherming). Wanneer deze aan-wijzing niet nageleefd wordt, bestaat bij externe brandbelasting het gevaar dat brand en rook naar andere verdiepingen worden overgedragen. Daar-door bestaat verstikkingsgevaar of het gevaar van

De elektronische rookgastemperatuurbegrenzer schakelt bij een rookgastemperatuur van meer dan 120 °C het toestel uit.

Wanneer de ontstoringstoets ingedrukt wordt gaat het toestel opnieuw in bedrijf. Voor het ontstoren van de ketel moet de oorzaak van de uitschakeling worden bepaald. Het ontstoren Let op

Rookgastemperatuurbegrenzer

De rookgasafvoerbuizen moeten op hun vrije doorsnede gecon-troleerd kunnen worden. In de technische ruimte moet minstens een dienovereenkomstige revisie- en/of testopening in afstem-ming met erkende vakman geplaatst worden.

Aansluiting op de lucht-/rookgasafvoerbuis

Rookgascascades zijn uitsluitend geschikt voor open systemen.

Ze moeten volgens EN 13984-1 worden ontworpen.

Een rookgascascade is alleen toegelaten met een gekeurde rookgasklep. Bij werking met een ondichte rookgasklep bestaat verstikkingsgevaar of gevaar van ernstige en zelfs levensgevaarlijke vergiftiging door vrijkomend rookgas.

Rookgascascade

Een afstand van de concentrische lucht-/rookgasafvoerbuis van brandbare materialen en/of brandbare componenten is niet noodzakelijk, aangezien bij het nominale verwarmingsvermogen geen hogere temperaturen als 85 °C optreden.

De lucht-/rookgasafvoerbuis mag zonder schacht niet door andere opstellingsruimten gevoerd wor-den, aangezien geen mechanische bescherming verzekerd wordt. Bovendien bestaat bij externe brandbelasting het gevaar dat brand en rook naar andere verdiepingen kunnen worden overgedra-gen. Daardoor bestaat gevaar van ernstige en zelfs levensgevaarlijke verbranding en vergiftiging.

Schoorsteenschachten waarop voorheen olie-ketels of olie-ketels voor vaste brandstoffen waren aangesloten, dienen door de schoorsteenveger grondig te worden gereinigd. Er mogen geen stofdeeltjes van zwavel- of roetresten op het inwendige oppervak van de schoorsteenschacht achterblijven. Als dit niet mogelijk is, moet er een gescheiden luchttoevoerleiding worden geplaatst.

Indien de verbrandingslucht via de gereinigde schacht aangezogen wordt, kan er omwille van het eerdere gebruik geurontwikkeling in de op-stelruimte ontstaan.

Bevestiging van de lucht-/rookgasafvoerbuis of het rookgasafvoerkanaal buiten de schachten door afstandbeugels met een minimum afstand van 50 cm tot de aansluiting van het toestel of na en/of voor omleidingen, zodat een beveiliging tegen uit elkaar trekkende buisverbindingen ver-zekerd wordt. Indien niet nageleefd bestaat gevaar voor ontsnappend rookgas. Daardoor ontstaat dan weer verstikkingsgevaar of het gevaar van ernstige en zelfs levensgevaarlijke vergiftiging.

Bovendien kunnen personen verwondingen oplopen en het toestel beschadigd raken door vallende onderdelen.

Let op

De volgende lucht-/rookgasgeleidingen of rookgasafvoerkanalen met de CE-toelating CE-0036-CPD-9169003 mogen worden ingezet (zie ook tabel Lucht-/rookgasgeleiding):

● Rookgasafvoerbuis DN60

● Concentrische lucht-/rookgasleiding DN60/100

● Rookgasleiding flexibel DN60

● Rookgasafvoerkanaal DN 80

● Concentrische lucht-/uitlaatgasgeleiding DN 80/125

● Concentrische lucht-/rookgasgeleiding (op de gevel) DN 80/125

● Rookgasafvoerkanaal flexibel DN 83

● Rookgasleiding DN 110

● Rookgasleiding flexibel DN 110

● Concentrische lucht-/rookgasleiding DN 110/160

● Rookgasleiding DN 160 (voor cascadebedrijf)

De vereiste markeringsbordjes en keuringscertificaten zijn bij het WOLF-toebehoren meegeleverd.

De bij het toebehoren gevoegde montageaanwijzingen moeten eveneens in acht genomen worden.

Aansluittypes

Ketel

Type

Toesteltype 1), 2), 3) Bedrijfswijze aansluitbaar op

open

systeem gesloten

systeem

Schoorsteenvoch-tongev. Lucht-/rook-

gas-schoor-steen

Lucht-/rook-gas-geleiding bouwrechtelijk toegel. lucht-/

rookgasgeleiding

vochtigheidsongev.

rookgasafvoerbuis

COB-15/20/

29/40

B23, B33, C33x, C43x, C53, C53x, C63x, C83x, C93x

ja ja B33, B23, C83x C43x C33x, C53x,

C93x C63x B23, C53x, B33

1) Bij aanduiding ‘x’ zijn alle delen van de rookgasafvoerbuis omspoeld met verbrandingslucht en voldoen aan verhoogde dichtheidsvereisten.

2) Bij type B23, B33 wordt de verbrandingslucht uit de installatieplaats genomen (open systeem).

Bij type C wordt de verbrandingslucht via een gesloten systeem uit de open lucht aangevoerd (onafhankelijk van de omgevingsruimte)

36 Ontwerpaanwijzingen

Beluchting bij B23, B33, C53 tot stand brengen

Lucht-/rookgasafvoerbuis

36 Ontwerpaanwijzingen

Uitvoeringsvarianten hoogrendementsketels Maximumlengte1)

COB-15 COB-20 COB-29 COB-40 B23 Rookgasafvoerbuis in de schacht en verbrandingslucht direct via het toestel (open systeem)

DN60 20 - -

-DN80 30 30 30

-DN110 - - - 30

B33 Rookgasafvoerbuis in de schacht met horizontale concentrische aansluitleiding (open systeem)

DN60 18 - -

-DN80 30 30 30

-DN110 - - 30

B 33 Aansluiting op vochtongevoelige rookgasschoorsteen met horizontale concentrische aansluitleiding (open systeem) Berekening volgens NEN EN 13384 (CLV-fabrikant)

C33x Verticale concentrische dakdoorvoering door een schuin dak of een plat dak, verticale concentrische lucht-/rookgasafvoerbuis voor inbouw in schachten (gesloten systeem)

DN60/110 9 - -

-DN80/125 24 22 18

-DN110/160 - - - 14

C43x Aansluiting op een vochtongevoelige lucht-/rookgasschoorsteen (CLV), maximale buislengte van het midden van de bocht van het toestel tot aan de aansluiting 3 m (gesloten systeem)

Berekening volgens NEN EN 13384 (CLV-fabrikant)

C53 Aansluiting op de rookgasafvoerbuis in de schacht en luchttoe-voer door de buitenwand (gesloten systeem, 4m luchttoeluchttoe-voerlei- luchttoevoerlei-ding, 1x bochtstuk 87°)

DN80/125 30 30 30

-DN110/160 - - - 30

C53x Aansluiting op de rookgasafvoerbuis op de gevel (gesloten sys-teem)

DN80/125 30 30 30

-DN110/160 - - - 30

C53x Aansluiting op de rookgasafvoerbuis in de schacht en luchttoe-voer door de buitenwand (gesloten systeem, 4m luchttoeluchttoe-voerlei- luchttoevoerlei-ding, 1x bochtstuk 87°)

DN80/125 30 30 30

-DN110/160 - - - 30

C83x Aansluiting concentrisch op vochtongevoelige rookgasschoorsteen en verbrandingslucht door buitenwand (gesloten systeem) Berekening volgens NEN EN 13384 (CLV-fabrikant)

C93x Verticale rookgasafvoerbuis voor de inbouw in schachten met mi-nimale afmetingen, stijf of flexibel, met horizontale concentrische aansluitleiding DN60/110, verticaal DN60

stijf DN60 13 - -

-flexibel DN60 9 - -

-C93x Verticale rookgasafvoerbuis voor de inbouw in schachten met mi-nimale afmetingen, stijf of flexibel, met horizontale concentrische aansluitleiding DN80/125, verticaal DN80 resp. DN83

stijf DN80 29 24 21

-flexibel DN83 27 21 17

-C93x Verticale rookgasafvoerbuis voor de inbouw in schachten met mi-nimale afmetingen, stijf of flexibel, met horizontale concentrische aansluitleiding DN110/160, verticaal DN110

stijf DN110 - - - 22

flexibel DN110 - - - 22

1) Beschikbare opvoerhoogte van de ventilator: COB-15: 32-65 Pa / COB-20: 45-65 Pa / COB-29: 55-105 Pa / COB-40: 70-150 Pa (Maximale lengte komt overeen met de totale lengte vanaf het toestel tot aan de rookgasmonding)

Bij de berekening is rekening gehouden met de drukomstandigheden (geodetische hoogte: 325m). De lengteaanduidingen hebben betrekking op de concentrische lucht-/rookgasafvoerbuis en rookgasafvoerbuis en enkel op originele WOLF-on-derdelen.

De montagevoorbeelden moeten eventueel aan de voorschriften voor het bouwrecht en aan de voorschriften voor het land in kwestie aangepast worden. Vragen omtrent de installatie, in het bijzonder omtrent de inbouw van revisiedelen en luchttoevoeropeningen moeten voor de installatie met de verantwoordelijke schoorsteenveger van het district worden besproken.

Let op

Berekening van de lengte van de lucht-/rookgasafvoerbuis De berekende lengte van de lucht-/rookgasafvoerbuis is samengesteld uit de rechte buislengte en de lengte van de buisbochten.

Bocht-stuk Bouwvorm berekende lengte [m]

30° enkelwandig 0,4

45° enkelwandig 0,6

87° enkelwandig 1,0

30° concentrisch 0,7

45° concentrisch 1,2

87° concentrisch 2,0

Minimale schachtafmetingen bij gesloten systemen C93x

Aangenomen:

1 x 87°-bochtstuk + 1,5 m horizontaal met 87°-steunbochtstuk

Schacht vierkant a x a (mm)

max. verticale lengte (m)

5

100 110 120 130 140 150 160

Schacht vierkant a x a (mm) Rookgasbuis DN60 (COB-15)

Rookgasbuis stijf DN60

Rookgasbuis flexibel DN60

max. verticale lengte (m)

10 8

110 120 130 140 150 160

12 Rookgasbuis DN80 (COB-15/20/29), DN110 (COB-40)

36 Ontwerpaanwijzingen

Schacht rond Ø (mm)

max. verticale lengte (m)

10

120 130 140 150 160 170

COB-40 COB-29 COB-15/-20 Rookgasbuis DN80 (COB-15/20/29), DN110 (COB-40)

5

100 110 120 130 140 150 160

Schacht rond Ø (mm) Rookgasbuis DN60 (COB-15)

Rookgasbuis stijf DN60

Rookgasbuis flexibel DN60

max. verticale lengte (m)

Vanwege een noodzakelijke ventilatie overeenkomstig DIN 18160 zijn bij het installeren van een lucht-/rookgasgeleiding stijf en flexibel in de schoorsteenschacht de hieronder vermel-de minimale schachtafmetingen vereist.

Minimale schachtafmetingen bij open systemen B23, B33 en bij bedrijf gesloten systeem C53(x)

Rond Ø Vierkant

DN60 130mm 110mm

DN80 150mm 130mm

DN110 190mm 170mm

De tussenruimte tussen rookgasafvoerkanaal en schoorsteen-schacht dient constant te worden geventileerd.

Lucht-/rookgasgeleiding (gesloten systeem) concentrisch C33x, C93x en rookgasafvoerkanaal aan de gevel C53x (voorbeelden) DN 60/100, DN 80/125 en DN 110/160

1 Oliegestookte HR-ketel 2 Aansluitadapter met meetbuis

voor lucht en rookgas (bij de levering van de COB inbegrepen) 4 Lucht-/rookgasbuis

500 mm 1000 mm 2000 mm 5 Afstandbeugel

7 Lucht-/rookgasgeleiding verticaal Dakdoorvoering voor plat of hellend dak

8 Scheidingsinrichting (schuifmof) indien vereist 10 Revisiestuk 87°

11 Bochtstuk 87°

16 Rozet

17 Buitenwandaansluiting met aan beide kanten effen uiteinden aan de luchtbuis

18 Lucht-/rookgasbuis gevel 19 Luchttoevoerstuk 20 Mondingsstuk gevel

21 Dakdoorvoer gevel 23 Draagrail

24 Steunbocht 87°

25 Afstandhouder 26 PP-rookgasbuis

500 mm 1000 mm 2000 mm

27 Schachtafdekking 28 Luchtbuis

29 Luchtaanzuigbuis 33 PP-mondingsstuk

De horizontale rookgasafvoerbuis moet met ongeveer 3° verval (6 cm/m) naar het toe-stel gemonteerd worden. De horizontale luchtgeleiding moet met ongeveer 3° verval naar buiten gelegd worden – de luchtaanzuiging met windscherm uitvoeren; toegelaten winddruk aan de luchtinlaat 90 Pa, omdat bij een hogere winddruk de brander niet in bedrijf gaat. In de schoorsteenschacht kan na het steunbochtstuk (24) een stijf en flexibel

Rookgasafvoerbuis op de gevel

C53x C33x, C93x

ca.1500 mm (COB-15/20/29) ca.1700 mm (COB-40)

17 26

3

Lucht-/rookgasgeleiding gesloten systeem verticaal concentrisch C33x (Voorbeelden) DN 60/100, DN 80/125 en DN 110/160

1 Oliegestookte HR-ketel

2 Aansluitadapter met meetbuis voor lucht en rookgas (bij de levering van de COB inbegrepen)

3 Lucht-/rookgasbuis met revisieopening (250 mm lang)

4 Lucht-/rookgasbuis 500 mm

1000 mm 2000 mm 5 Afstandbeugel

6 Bevestigingsbeugel voor dakdoorvoering 7 Lucht-/rookgasgeleiding verticaal

Dakdoorvoering voor plat of hellend dak 8 Scheidingsinrichting

(schuifmof) indien vereist 9 Bochtstuk 45°

De horizontale rookgasafvoerbuis moet met ongeveer 3° verval (6 cm/m) naar het toestel gemonteerd worden. De scheidingsinrichting (8) bij de montage tot aan de aanslag in de mof schuiven. Het daaropvolgende lucht-/rookgasbuis (4) 50 mm (maat „S“) in de mof van de scheidingsinrich-ting schuiven en in deze positie absoluut vastzetten bijv. met buisbeugel (5) of luchtzijdig met een borgschroef.

Voor een eenvoudigere montage de uiteinden van de buis en de dichtingen invetten (enkel glijdmiddelen gebruiken die vrij zijn van silicone).

Het noodzakelijke revisiestuk (3) (10) voor de montage met de verant-woordelijke schoorsteenveger van het district afstemmen.

C33 x C33 x

C33 x

36 Ontwerpaanwijzingen

Lucht-/rookgasgeleiding open systemen B23 en B33 (voorbeeld) DN 60/100, DN 80/125 en DN 110/160

1 Oliegestookte HR-ketel

2 Aansluitadapter met meetbuis voor lucht en rookgas (bij de levering van de COB inbegrepen)

4 Lucht-/rookgasbuis 500 mm

1000 mm 2000 mm

5 Afstandklem (enkel indien nodig) 10 Revisiestuk 87°

16 Rozet

22 Aansluiting op

rookgasschoorsteen B33 Lengte 250 mm met luchtopening 23 Draagrail

24 Steunbocht 87°

25 Afstandhouder 26 PP-rookgasbuis

500 mm 1000 mm 2000 mm 27 Schachtafdekking

29 Lucht-/rookgasbuisverdeler 30 Luchtaanzuigbuis

31 Bochtstuk 87°

32 Bochtstuk 87° met revisieopening 33 PP-mondingsstuk

Lucht-/rookgasafvoerkanaal verdeler excentrisch (29) bij ge-scheiden lucht-/rookgasgeleiding op oliegestookte HR-ketel monteren.

De horizontale rookgasafvoerbuis moet met ongeveer 3° verval (6 cm/m) naar het toestel gemonteerd worden. De horizontale luchtgeleiding moet met ongeveer 3° verval naar buiten gelegd worden – de luchtaanzuiging met windscherm uitvoeren; toege-laten winddruk aan de luchtinlaat 90 Pa, omdat bij een hogere winddruk de brander niet in bedrijf gaat.

Lucht-/rookgasgeleiding gesloten systeem excentrisch C53 (voorbeeld) DN 80 en DN 110

Spouwventilatie

B23 B33

Spouwventilatie

ca.1500 mm (COB-15/20/29) ca.1700 mm (COB-40)

Spouwventilatie

Aanvullende montageaanwijzingen voor lucht-/uitlaatgasgeleiding DN 80/125

Plat dak: De plafonddoorvoer ongeveer Ø 130 mm (14) in de dakafdekking kleven.

Schuin dak: Bij (12) de aanwijzing voor de inbouw in de dakhelling op de kap in acht nemen.

Wanneer een revisieopening voor de lucht-/rookgasgeleiding nodig is dan moet een lucht-/rookgasafvoerbuis met revisieopening (3) ingebouwd worden (250 mm lengte voorzien).

De dakdoorvoer (7) van boven door het dak voeren en met (6) op de balk of het metselwerk verticaal bevestigen.

De dakdoorvoer mag enkel in de originele toestand ingebouwd worden. Veranderingen zijn niet toegestaan.

Alle lucht-/rookgasbuisverbindingen voor de montage bijvoorbeeld met zeepsop bevochtigen of met een passend glijdmiddel vrij van silicone invetten.

Let op

Afstand A bepalen. Lengte lucht-/rookgasafvoerbuis (4) altijd ca. 100 mm langer dan afstand A. Rookgasafvoerbuis altijd aan de gladde kant inkorten, niet aan de kant van de mof.

Na het inkorten de rookgasbuis met een vijl afschuinen.

Afstand A Verschuiving

11

De scheidingsinrichting (8) bij de montage tot aan de aanslag in de mof schuiven. Het daaropvolgende lucht-/rookgasbuis (4) 50 mm (maat „S“) in de mof van de scheidingsinrichting schuiven en in deze positie absoluut vastzetten bijv. met buisbeugel (5) of luchtzijdig met een borgschroef.

8

Aansluitadapter met meetbuis (2) principieel op de aansluiting van de oliegestookte HR-ketel monteren.

Scheiden van het rookgasafvoerkanaal via schuifmof (8)

Voor de revisie (3) afsluitbeugel van het revisiestuk losmaken en verschuiven. Deksel van de revisiebuis losdraaien en afnemen.

Revisiestuk Schuifmof - (3)

(scheidingsinrichting) (8)

Aansluitadapter met meetbuis

650 550-1050 1250 1750-2300

36 Ontwerpaanwijzingen

Aansluiting op vochtongevoelige lucht-/rookgasschoor-steen type C43x (LAS)

De horizontale lucht-/rookgasgeleiding mag bij installatie op een lucht-/rookgasschoorsteen niet meer dan 3 m lang zijn.

De lucht-/rookgasschoorsteen moet CE-goedgekeurd zijn.

Aansluiting op vochtongevoelige rookgassystemen art B23 voor open systemen

De horizontale rookgasafvoerbuis mag niet langer dan 3 m

zijn. De rookgasschoorsteen moet door CE zijn toegelaten. De horizontale rookgasafvoerbuis mag niet langer dan 3 m zijn. Voor de horizontale luchttoevoerleiding wordt een maximale lengte van 3m aanbevolen. De bijzondere eisen voor rookgas-afvoerkanalen die niet met verbrandingslucht omspoeld zijn conform de specifieke stookverordening van het land moeten in acht worden genomen.

Aansluiting op vochtongevoelige rookgasafvoerbuis typen C53, C83x, gesloten systeem

Aansluiting op een niet met de olieketel gekeurde verbran-dingsluchttoevoer- en rookgasgeleiding type C63x

Originele WOLF-onderdelen zijn jarenlang geoptimaliseerd en zijn op de WOLF-oliecondensatieketel afgestemd. Bij alleen CE-goedgekeurde externe systemen, is de installateur zelf voor het correcte aanleggen en het probleemloze functioneren ver-antwoordelijk. Voor storingen of materiaal- en personenschaden die door foutieve leidinglengtes, te grote drukverliezen, voor-tijdige slijtage met rookgas- en condensaatlekkages of slecht functioneren b.v. door losgekomen componenten veroorzaakt worden, kan met alleen CE-/DIBT-toegelaten systemen van andere leveranciers geen aansprakelijkheid aanvaard worden.

De horizontale lucht-/rookgasafvoerbuis mag bij de installatie op een verbrandingsluchttoevoer- en rookgasafvoerbuis niet meer dan 3 m lang zijn.

Wanneer de verbrandingslucht uit de schacht genomen wordt moet deze vrij van verontreinigingen zijn.

Aansluiting op vochtongevoelige rookgassystemen art B33 voor open systemen

De horizontale lucht-/rookgasgeleiding mag bij installatie op een rookgasschoorsteen niet meer dan 3 m lang zijn.

De rookgasschoorsteen moet door CE zijn toegelaten.

Het aansluitstuk moet, indien nodig, bij de fabrikant van de schoorsteen aangeschaft worden.

De luchtopeningen naar de opstellingsruimte moeten volle-dig vrij zijn.

Aansluiting op vochtongevoelige rookgasafvoerkanaal op schoorstenen met twee of meer trekken (schacht)

De vereisten van de norm DIN 18160-1, bijlage 3 zijn van kracht.

De vereisten van de norm DIN 18160-1, bijlage 3 zijn van kracht.