• No results found

Cascadewerking - Uitvoering rookgasafvoer-verzamelkanaal

Bij een open systeem moet er een opening in de opstelruimte met een binnenwerkse doorsnede van minstens 150 cm² aanwezig zijn die naar buiten voert.

De montagevoorbeelden moeten eventueel aan de voorschriften voor het bouwrecht en aan de voorschriften voor het land in kwestie aangepast worden. Vragen omtrent de installatie, in het bijzonder omtrent de inbouw van revisiedelen en luchttoevoer-openingen (ontluchting boven 50 kW in het algemeen noodzakelijk), moeten met de verantwoordelijke meester-schoorsteenveger besproken worden.

Rookgasgeleiding met

verzamelleiding

Oliegestookte HR-ketel met gemeenschappelijk rookgasafvoerkanaal - open systeem van installatietype B23.

De aangegeven werkzame hoogtes gelden enkel op voorwaarde dat de lengte van het rookgasafvoerkanaal tussen de afzonder-lijke toestellen niet langer is dan 1 m en na het laatste toestel niet langer dan 2 m is. Als geodetische hoogte werd 325 m aange-nomen. Wanneer de voorwaarden op de plaats van installatie zouden afwijken, is een afzonderlijke berekening vereist.

Aantal 2 x

COB-29 2 x

COB-29 3 x

COB-29 4 x

COB-29 2 x

COB-40 3 x

COB-40 4 x COB-40

Installatie wijze B23

Nominale diameter rookgasafvoerkanaal DN110 DN160 DN160 DN160 DN160 DN160 DN160

Totale rookgasmassastroom g/s 26,6 26,6 40,0 53,3 35,0 52,5 70,0

max. Rookgastemperatuur °C 76 83

max. werkzame bouwhoogte m 30

Cascadesturing met verzamelleiding

DWTK min. 600

max. 1000

min. 605 max. 2000 min. 600

max. 1000

min. 600 max. 1000

KM-module

Rookgascascades zijn uitsluitend geschikt voor open systemen. Ze moeten volgens EN 13984-1 worden ontworpen.

Om te voorkomen dat er rookgassen naar buiten treden, is een rook-gascascade enkel met gecontroleerde rookgasklep toegelaten. Vrijko-mend rookgas kan tot verstikking of ernstige en zelfs levensgevaarlijke vergiftiging leiden.

Rookgascascade

Plafondhoogte min. 2500

De maximale horizontale lengte van het rookgasafvoer-verzamelkanaal bedraagt max.

1,0 m tussen de toestellen en 2,0 m achter het laatste toestel. Behalve de aansluit-stukken van het toestel mogen maximaal twee bijkomende richtingswijzigingen van 87° worden opgenomen.

Minimumdiameter van de schacht: Bij een ronde schacht moet de binnenwerkse af-stand van het rookgasafvoerkanaal tot de wand van de schacht minstens 3 cm en bij een hoekige schacht minstens 2 cm bedragen.

De rookgasafvoerkanalen moeten in schachten en kanalen zodanig worden inge-bouwd dat de verluchte doorsnede kan worden gecontroleerd en evt. gereinigd. Reini-gingsopeningen in schachten met schoorsteenreinigingssluitingen waaraan een keur-merk toegewezen wordt, moeten worden afgesloten.

De afstand van de reinigings- en controleopening in de schacht/het kanaal naar de voorkant van het rookgasafvoerkanaal mag twee maal de diameter van het rookgas-afvoerkanaal, maximaal echter 35 cm bedragen, in zoverre reiniging en controle niet vanuit de monding gebeuren.

Rookgasafvoerkanalen in schachten moeten aan de monding zodanig worden ge-maakt dat er in de ruimte tussen het rookgasafvoerkanaal en de schacht geen neer-slag kan binnendringen en de spouw ongehinderd kan ventileren.

Afneembare afdekkingen moeten zonder gereedschap kunnen worden afgenomen en beveiligd zijn tegen vallen.

Bevestigingsriemen en afstandhouders moeten van die aard zijn dat de vrije schacht-doorsnede gecontroleerd en evt. gereinigd kan worden.

Er moeten voldoende reinigings- en controleopeningen worden voorzien.

Inbouw in bestaande schoorsteen/schacht

26 Cascadewerking - Uitvoering

rookgasafvoer-verzamelkanaal

In het verticale deel van het rookgasafvoerkanaal is onmiddellijk boven of onder de rookgasomleiding een reinigings- en controleopening vereist, wanneer de afstand van het midden van de reinigings- en controleopeningen in het horizontale deel van het rookgasafvoerkanaal tot aan de verticale as van het rookgasafvoerkanaal groter dan 30 cm is.

De afstand mag maximaal 1 m bedragen, wanneer de controleopening in het horizon-tale deel van het rookgasafvoerkanaal aan de voorkant aangebracht is en het rookgas-afvoerkanaal van deze reinigings- en controleopening tot aan het verticale deel geen omleidingen bevat.

In het bovenste deel van het rookgasafvoerkanaal die in het gebouw geplaatst is (< 5 m), is een reinigings- en controleopening vereist, in zoverre reiniging of controle niet vanuit het dak kan gebeuren.

Voor de inbedrijfstelling van de stookinstallatie moet door de plaatselijke schoorsteen-veger worden bevestigd dat het rookgassysteem veilig gebruikt kan worden.

Montage rookgasafvoerkanaal

1 Oliegestookte HR-ketel

2 Aansluitadapter met meetbuis voor lucht en rookgas (bij de levering van de COB inbegrepen)

16 Rozet 23 Draagrail 24 Steunbocht 87°

25 Afstandhouder 26 PP-rookgasbuis 27 Schachtafdekking 33 PP-mondingsstuk 34 Elektr. Uitlaatgasklep

35 Uitbreiding (enkel indien nodig)

36 Sifon

37 PP-verzamelbuis

38 Eindstuk met revisieopening en condensaatafvoer

Spouwventilatie

Cascade uitvoeringsvoorbeeld open systeem op wijze B23

1 1 1 1

26 Cascadewerking - Uitvoering

rookgasafvoer-verzamelkanaal

Parametreerbare Uitgang A1 (230VAC; 200VA)

Achterkant COB

Montageaanwijzing elektrische aansluiting ingang E1 en uitgang A1 voor rookgasklep

Nooit bij ingeschakelde aan/uit-schakelaar elektrische componenten of contacten aanra-ken! Er bestaat gevaar voor een elektrische schok, met letsel of de dood tot gevolg. Op aansluitklemmen is ook bij uitgeschakelde aan/uit-schakelaar spanning aanwezig.

- Installatie voor het openen spanningsvrij schakelen.

- De elektrische aansluitkast uit de houder trekken.

- Elektrische aansluitkast openen.

- Trekontlasting in de inlegdelen schroeven.

- Aansluitkabel van de eindschakelaar ca. 70 mm afstrippen.

- Kabel door de trekontlasting schuiven en trekontlasting vastschroeven.

- Draden van eindschakelaar op ingang E1 aansluiten (zie hoofdstuk „Schakelschema cascadebedrijf“).

- Motorkabel van de rookgasklep via een verdeeldoos van de klant verbinden met de parametreerbare uitgang A1.

(zie hoofdstuk „Schakelschema cascadebedrijf“) - Deksel monteren

Met hoofdstuk „Dichtheidscontrole rookgasklep“ en

„Inbedrijfstelling“ doorgaan Elektrische aansluitkast

Montageaanwijzingen elektroaansluiting

De elektroaansluitkast is in de leveringstoestand op de ach-terkant van de ketel gemonteerd.

Indien nodig, kan de elektroaansluitkast op de wand rechts, links of boven de ketel worden gemonteerd.

De regel-, stuur- en veiligheidsinrichtingen zijn volledig bekabeld en getest.

Montage rookgasklep Uitlaatgasklep

COB

Montageaanwijzing rookgasklep

- Rookgasklep op aansluitadapter (met meetbuizen) op de ketel steken tot aanslag

- Rookgasleiding op rookgasklep eveneens tot aanslag ste-- Eindschakelaarste-- en motorkabel van de rookgasklep vakste--ken kundig naar de elektroaansluitkast en naar de kabel (pa-rametreerbare uitgang A1) leggen

27 Cascadewerking - Installatie