• No results found

Dichtheidscontrole rookgasklep

Dichtheidscontrole op

naburige toestellen

Bij de jaarlijkse controle van de verwarmingstoestellen moet er bij ketelinstallaties met overdruk een dichtheidscontrole van de casca-deklep worden uitgevoerd, opdat er geen rookgas in de opstelruimte kan stromen; rookgas kan tot verstikking of ernstige en zelfs levens-gevaarlijke vergiftiging leiden.

De controle moet gebeuren, wanneer de toestellen gesloten zijn.

Dichtheidscontrole op naburige toestellen

- Programmakeuzeschakelaar (linker draaiknop) op de bedieningsmodule BM op

„Stand-by“ zetten.

- De eerste COB vervolgens door middel van temperatuurkeuze verwarmingswater naar positie 1 „Schoorsteenveger“ draaien è COB schakelt in.

- De eerste COB gedurende ten minste 5 min. in bedrijf laten.

- Bij alle andere toestellen het CO2-gehalte in het luchtaansluitstuk meten:

- Wanneer de CO2-waarde binnen 15 minuten meer dan 0,2% stijgt, moet het lek worden gevonden en verholpen.

- Vervolgens alle meetopeningen weer afsluiten. Daarbij zorgen dat de kappen dicht zijn

Dichtheidscontrole op de eerste COB

- Positie temperatuurkeuzeschakelaar verwarmingswater bij de eerste COB naar de middelste stand draaien è COB schakelt uit.

- De tweede COB door middel van Temperatuurkeuze verwarmingswater naar posi-tie 1 „Schoorsteenveger“ draaien è COB schakelt in.

- De tweede COB gedurende ten minste 5 min. in bedrijf laten.

- De CO2-meting op de eerste COB uitvoeren.

- Wanneer de CO2-waarde binnen 15 minuten meer dan 0,2% stijgt, moet het lek worden gevonden en verholpen.

- Vervolgens alle meetopeningen weer afsluiten. Daarbij zorgen dat de kappen dicht zijn.

1 2 3 4

1. ON OFF OFF OFF

2. OFF ON OFF OFF

30 Inbedrijfstelling met

‘Aanzuiglucht’ Meetopening

‘Rookgas’

Indien er geen regelingstoebehoren geïnstalleerd is, zie hoofdstuk „Inbedrijfstel-ling zonder WOLF-rege„Inbedrijfstel-lingstoebehoren (BM)“.

Inbedrijfstelling

De eerste inbedrijfstelling en de bediening van de ketel, evenals de instructie van de exploitant moet door een gekwalificeerde installateur uitgevoerd worden!

Ketel en installatie controleren op dichtheid aan de waterzijde. Als de dichtheid aan de waterzijde niet gegarandeerd is, bestaat er een risico op waterschade door uitvloeiend water. Gebruikelijke bedrijfsdruk in koude toestand 1,5 - 2,0 bar.

Oliepeil in de tank controleren. De inbedrijfstellling zonder olie kan de oliepomp beschadigen wegens drooglopen.

De installatie op dichtheid aan oliezijde controleren. Olielekkage uitslui-ten. Als de dichtheid aan oliezijde niet gegarandeerd is, bestaat gevaar voor de gezondheid door verontreiniging van drinkwater met olie.

Waterpeil in de sifon controleren. Wanneer het toestel werkt met een lege sifon, bestaat er een risico op vergiftiging door het vrijkomende rookgas.

Let op

Let op

- De onberispelijke montage van de rookgastoebehoren controleren.

Wanneer het toestel werkt met een ondicht rookgassysteem, bestaat er een risico op verstikking of vergiftiging door het vrijkomende rookgas.

- De ommanteling monteren.

- De afsluitventielen aanvoer en retour openen.

- Olieafsluitventielen (tank, olieleiding, filter) openen.

- Schakel de verwarmingsnoodschakelaar in.

- De werkschakelaar van de regeling inschakelen.

- Kapje van linker meetopening (aanzuiglucht) verwijderen.

- Meetsonde 2 cm insteken.

- Programmakeuzeschakelaar op de BM-module naar schoorsteenveger draaien (lichtgevende ring knippert in een gele kleur).

- Na een voorverluchtingstijd van ca. 25 seconden start de pomp en opent het mag-neetventiel. De aangezogen stookolie geraakt bij de sproeier en er wordt een vlam gevormd.

- Indien de oliepomp bij de eerste inbedrijfstelling tijdens de voorverluchtingstijd niet genoeg olie transporteert, schakelt de brander naar storing.

Het starten van de brander herhalen door op de ontstoringsknop te drukken.

- Temperatuur en CO2 in de aanzuiglucht meten en in het inbedrijfstellingsprotocol (hoofdstuk „Inbedrijfstellingsprotocol“) noteren.

- Bij een CO2 -gehalte >0,2% zit er een lek in het rookgassysteem die moet worden verholpen.

- Schoorsteenvegerbedrijf beëindigen door de programmakeuzeschakelaar op de bedieningsmodules naar de gewenste bedrijfsmodus te draaien.

- Als het schoorsteenvegerbedrijf niet manueel gereset wordt, schakelt het toestel na 15 minuten automatisch naar de oorspronkelijke bedrijfsmodus terug.

- Meetsonde eruit nemen en meetopening afsluiten. Daarbij zorgen dat de kap dicht is.

31 CO 2 -controle / instelling met aanpassing van buislengte

CO

2

-instelling met aanpassing van buislengte

HG 00 CO2-instelling Fabrieksinstelling 3

1 2 3 4 5 CO2-waarde lager CO2-waarde hoger

Met de vakmanparameter HG 00 (zie hoofdstuk „Vakmanniveau – parameters“) kan een verandering van het toerental voor beide trappen worden ingesteld om de toestellen aan de rookgasinstallatie aan te passen en op die manier de CO2-waarde te veranderen..

- Voorste en dekselbekleding afnemen

- Kap uit de rechtse meetopening „Rookgas“ verwijderen.

- Meetsonde van het CO2-meettoestel in de meetopening „Rookgas“ steken (ca. 70 m).

- Programmakeuzeschakelaar op de BM-module naar schoorsteenveger draai-en. (de lichtgevende ring voor de statusindicatie flikkert in gele kleur)

- Het CO2-gehalte meten en met de waarden van nevenstaande tabel Trap 2 vergelijken.

- Indien nodig, het CO2-gehalte via parameter HG00 veranderen.

- Door de wijziging van parameter HG00 werd ook het toerental voor de 1e trap aangepast. Bij wijze van controle moet de ketel naar fase 1 worden gezet.

- HG28 brandermodus van 2 (2-traps) op 1 (1-traps) zetten.

- Het CO2-gehalte meten en met de waarden van nevenstaande tabel Trap 1 verge-lijken.

Toestel open COB-15 COB-20 COB-29 COB-40

Ingestelde CO2-waarde

Trap 2 12,7 ± 0,3%

Trap 1 12,7 ± 0,3%

Ingestelde O2-waarde

Trap 2 3,8 ± 0,4%

Trap 1 3,8 ± 0,4%

- Als de waarde buiten het bereik van de ingestelde waarde ligt, moet de CO2 -waar-de via -waar-de pompdruk wor-waar-den ingesteld

(zie „Inbedrijfstelling zonder WOLF - Regelingstoebehoren“).

- HG28 brandermodus terugzetten van 1 naar 2.

CO

2

-controle / instelling bij lage belasting (trap 1)

CO

2

-instelling bij hoge belasting (trap 2)

(schoorsteenvegerwerking)

Afsluiten van de

instelwerkzaamheden

- Regelingsparameters controleren en, indien nodig, aan de installatie aanpassen.

- Condensaatafvoer controleren.

- Klanten met het bedienen van het toestel aan de hand van de bedienings- resp.

montagehandleiding vertrouwd maken.

- Het inbedrijfstellingsprotocol (zie hoofdstuk „Inbedrijfstellingsprotocol“) invullen en de handleidingen aan de klant overhandigen.

- Wijs de klant op de noodzaak van een jaarlijks onderhoud.

- Maak de klant op de mogelijkheid van de energiebesparing opmerkzaam.

- Verwijs de klant ook naar de Paragraaf „Aanwijzingen voor een energiebesparende bedrijfsmodus“ in de bedrijfshandleiding.

- Na beëindiging van de werkzaamheden het bekledingsdeksel monteren en de CO2-waarden met gesloten toestel controleren.

- Bij een juiste instelling mag de HR-ketel de maximale CO2-waarde van nevenstaan-de tabel niet overschrijnevenstaan-den.

Toestel gesloten COB-15 COB-20 COB-29 COB-40

CO2 max Trap 2 13,5 %

Trap 1 13,5 %

O2 min Trap 2 2,7 %

Trap 1 2,7 %

- Indien de CO2-waarde te sterk stijgt, moet de lucht-rookgasgeleiding worden nage-keken.

- Rookgaswaarden, zoals CO2-gehalte, CO-gehalte, rookgastemperatuur en roetgetal in het inbedrijfstellingsprotocol (zie hoofdstuk „Inbedrijfstellingsprotocol“) noteren.

- Schoorsteenvegerbedrijf beëindigen door de programmakeuzeschakelaar op de BM-module naar de gewenste bedrijfsmodus te zetten. Als het schoorsteenveger-bedrijf niet manueel gereset wordt, schakelt het toestel na 15 minuten automatisch naar de oorspronkelijke bedrijfsmodus terug.

- Meetsonde eruit nemen en de meetopening afsluiten.

Daarbij zorgen dat de kap dicht is.

Controle van de CO

2

-instelling

31 CO 2 -controle / instelling met

aanpassing van buislengte

0 keuzescha-kelaar warm water Meetopening

‘Aanzuiglucht’ Meetopening

‘Rookgas’

- De onberispelijke montage van de rookgastoebehoren controleren.

Wanneer het toestel werkt met een ondicht rookgassysteem, bestaat er een risico op verstikking of vergiftiging door het vrijkomende rookgas.

- De ommanteling monteren.

- De afsluitventielen aanvoer en retour openen.

- Olieafsluitventielen (tank, olieleiding, filter) openen.

- Schakel de verwarmingsnoodschakelaar in.

- De werkschakelaar van de regeling inschakelen.

- Kapje van linker meetopening (aanzuiglucht) verwijderen.

- Meetsonde 2 cm insteken.

- Temperatuurkeuze warm water naar 1 draaien.

- Temperatuurkeuze verwarmingswater op schoorsteenveger draaien (lichtgevende ring knippert in een gele kleur)

- Na een voorverluchtingstijd van ca. 25 sec. start de pomp en opent het magneetven-tiel. De aangezogen stookolie geraakt bij de sproeier en er wordt een vlam gevormd.

- Indien de oliepomp bij de eerste inbedrijfstelling tijdens de voorverluchtingstijd niet genoeg olie transporteert, schakelt de brander naar storing. Het starten van de brander herhalen door op de ontstoringsknop te drukken.

- Temperatuur en CO2 in de aanzuiglucht meten en in het inbedrijfstellingsprotocol (hoofdstuk „Inbedrijfstellingsprotocol“) noteren.

- Bij een CO2 -gehalte >0,2% zit er een lek in het rookgassysteem die moet worden verholpen.

- Schoorsteenvegerbedrijf beëindigen door de temperatuurkeuzeschakelaar verwar-mingswater naar de uitgangspositie te draaien.

- Als het schoorsteenvegerbedrijf niet manueel gereset wordt, schakelt het toestel na 15 minuten automatisch naar de oorspronkelijke bedrijfsmodus terug.

- Meetsonde eruit nemen en meetopening afsluiten. Daarbij zorgen dat de kap dicht is.

32 Inbedrijfstelling zonder