• No results found

In dit onderwerp komt nu hoofdzaaklyk voor:

I. De maansverheffing, by U, boven den horizont, O N.

II. De stand des zieners tegen denzelven, en de grootte van den gezichtshoek,

waaruit dan weder volgt:

1. De afstand van den ziener tot het tafreel. ABDC.

2. De verlichting of de lichtstraalen, door de opening des zolders vallende.

3. De invallende lichtstraalen in de venstergaten der zymuuren.

4. Over de opstaande blokken

5. En de strekking der flagschaduwen van ieder voorwerp, in het byzonder, als

door welke voornaamlyk het generaal in de kunsttafreelen voordgebragt wordt.

‘Zynde de afstand van den ziener tot het tafreel onder een hoek van 60 graaden,

ter lengte van 8 voeten, 6 duimen en ruim 6 lynen; dus de middellyn der maane

eene lengte van 11 en byna ½ lyn heeft.

Aanmerking.

‘De regelen, ten aanzien der afkomende lichtstraalen der zonne en maane tot de

voorwerpen, zyn dezelfde, en dus aan elkanderen gelyk; maar de kracht des lichts

is tusschen dezelve zeer verscheiden, en vermits wy niet voorneemens zyn, als

alleenlyk over derzelver straaten en standplaatzen te handelen, zullen wy ons in dit

voorstel tot die der maane bepaalen.

Propositie.

‘Het komt mogelyk den beschouwer ongerymd voor, dat, daar de maan U, zo het

schynt, laager dan de zoldering, CEFDC, gezien wordt, men echter de opstaande

borstweering, a b c d e f, rondsom der in de zolder zynde opening, niet alleen aan

derzelver zyden, b c, d e, benevens die, welke van het oogpunt, o, wyken, als b a,

e f,door de maan bescheenen of verlicht ziet, maar ook nog de bovenhoeken, c en

d,der horizontaale zyde, c d, de lichtstraalen

(*)

, c g i, d h k,van de maan afkomende,

eene slagschaduw, door de horizontaal opstaande zyde, c d, veroorzaakt, bepaald:

insgelyks dat van de zolderinghocken, E en F, de lichtstraalen

(†)

, E men F l, over

de zymuuren eene slagschaduw, veroorzaakt door het horizontaal liggend zolderdak,

ECDFE,bepaald wordt

(§)

.

(*) Deeze van de maan afkomende lichtstraalen, moeten dezeifde strekkingen neemen als die

der straal ZL, inPlaat IV. Fig. 1. om dezelven te vinden brengt men op de muur een

genoegzaam aantal ruiten, van gelyke grootte als die op den vloer; wanneer men nu in dit

geval diteerste Figuur als een verticaal opstaand vlak aanneemt, behoeft men slechts de

richting of strekking der straal, ZL, door de ruiten op het zelve na te gaan, en die in de muuren

over te brengen, dan zal de strekking der straal op den muur, als Em F l, gelyk zyn aan die

van ZL in 't opgemeldeFig. - Maar nadien in des zolders opening de ballusterhoeken, b c d,

e d c, wyde hoeken zyn, en dus grooter dan de rechte hoeken, die de zymuuren aan het zoldervlak, by E en F, maaken, en dus de opstaande vlakken der zolderingsopening, in hunne

strekking met de zymuuren verschillen, zo volgt, dat ook de lichtstraalen,c g i, d h k, met die

welke over de zymuuren vallen, alsE m, F l, geenszins parallel kunnen zyn. - Ter vindinge

der voorschrevene straalen,c g i, d h k, wordt het vlak des zolders, in een gelyk anntal ruiten,

als dat van den vloer, verdeeld, en op gelykewyze, als by de blokken, R en S, voorgesteld, bepaald.

(†) Deeze van de maan afkomende lichtstraalen, moeten dezeifde strekkingen neemen als die

der straal ZL, inPlaat IV. Fig. 1. om dezelven te vinden brengt men op de muur een

genoegzaam aantal ruiten, van gelyke grootte als die op den vloer; wanneer men nu in dit

geval diteerste Figuur als een verticaal opstaand vlak aanneemt, behoeft men slechts de

richting of strekking der straal, ZL, door de ruiten op het zelve na te gaan, en die in de muuren

over te brengen, dan zal de strekking der straal op den muur, als Em F l, gelyk zyn aan die

van ZL in 't opgemeldeFig. - Maar nadien in des zolders opening de ballusterhoeken, b c d,

e d c, wyde hoeken zyn, en dus grooter dan de rechte hoeken, die de zymuuren aan het zoldervlak, by E en F, maaken, en dus de opstaande vlakken der zolderingsopening, in hunne

strekking met de zymuuren verschillen, zo volgt, dat ook de lichtstraalen,c g i, d h k, met die

welke over de zymuuren vallen, alsE m, F l, geenszins parallel kunnen zyn. - Ter vindinge

der voorschrevune straalen,c g i, d h k, wordt het vlak des zolders, in een gelyk anntal ruiten,

als dat van den vloer, verdeeld, en op gelykewyze, als by de blokken, R en S, voorgesteld, bepaald.

(§) Naardien de diameter der lichtcolom van de zon veel grooter dan de diameter van den

aardkloot is, en de diameter van de lichtcolom der maane, veel grooter is, dan de breedte eener straat, zo volgd, dat, wanneer de stand van één dier lichten voor het midden eener straat is, dat de huizen, ter wederzyde staande, overschaduwd zyn; doch door het op den grond vallende licht dus sterk gereflexeerd worden, dat de daarop vallende schaduwen der uitsteekende stoepen, uithangborden, opene vensters, enz. zeer kennelyk zyn. Even zo is

het met den stand der zonne of maane, voor het midden eener kamer, gelyk in deezePlaat

voorgesteld wordt, zynde in dezelve de zymuuren overschaduwd, doch weder door het licht, op den grond vallende, dus sterk gereflexeerd, dat de flagschaduw der zoldering, over dezelve vallende, ten duidelyksten kenbaar is.

Oplossing.

‘Om het voorgestelde te bevatten, moet men in aanmerking neemen, dat de stand

der maane altoos verre van den aardkloot is: de gemiddelde afstand wordt gesteld

op 66611 ⅕ uuren, of 98817715⅕Rhynlandsche roeden, en is dezelfde, ook op

dat oogenblik dat ze ons toeschynt zeer laag, of naby aan de aarde te zyn. - Die

schynbanre laage stand der maane boven den horizont bevat byna oogenbliklyk,

wanneer zy slecht even boven den horizont gereezen is, reeds eene aanmerkelyke

hoogte; want neem dat derzelver stand niets meer dan ééne graadsminuut

(*)

boven

den horizont ware, dan is derzelver hoogte, reeds, byna 500Rhynlandsche, roeden,

en tot de hoogte van een graad geklommen zynde, dan is die hoogte 29670 roeden

(†)

,

dus byna 1400 maal hooger dan de Westerkerks toren te Amsteldam; maar dit heeft

geenszins eenige betrekking tot den maansasstand van de aarde, en is alleenlyk

ten aanzien van haare opklimming boven den horizont of het vlak der aarde.

‘Nadien nu de maan, als mede de zon, hoe laag in oogenschyn, aan den horizont

zynde, altoos echter veel hooger is, dan de hoogste voorwerpen op den aardkloot,

zo volgt, dat ook alle horizontaale vlakken en recht opstaande voorwerpen, altoos

van boven af, de lichtstraalen ontvangen

(§)

, en derhalven van onderen nimmer verlicht

(*) Is 20 uursminuten of 494½Rhynlandsche roeden.

(†) De stand der maane in het tafreel is 24 graaden boven den horizont, maakende een lengte

of hoogte van 712080 Rhynlandsche roeden.

(§) Gelyk het met de verlichting der blokken, R en S, (tusschen welken de maan schynt in te

staan,) en die als 't waare uit een punt verlicht worden, gelegen is, zo is 't ook met de rondom de maan dryvende wolken; de ons toeschynende verlichte wolkranden misleiden het oog; want hoe groot ook de tusschenwydten van de door het oog gewaarwordende wolken zyn mogen, komt echter derzelver afstand of tusschenwydte tegen de lengte van den diameter der maans lichtcolom in geen vergelyking; daar uit volgt dus ontegenzeggelyk, dat, vermits de straalen der maans lichtcolom, van boven parallel afvallen, alleenlyk het oppervlak der wolken verlicht kan worden; maar de randen derzelven, dunner dan het midden zynde, laaten de lichtstraalen door; en hier van daan is het dat het oog zig meermaals verbeeldt zelfs die randen, welken zig als 't ware boven de maan vertoonen, verlicht te zien; en dit alles is by het zonnelicht het zelfde.

worden: daarom is 'er niets strydigs in, maar het komt volkomen overeen met de