• No results found

3. Analyse van beleid: inclusieve groei door Europa 2020

3.3 Implementatie

Nu dat de doelstellingen ofwel streefcijfers duidelijk zijn en inzichtelijk is gemaakt welke middelen jaarlijks worden ingezet om de Europa 2020 strategie te stroomlijnen, wordt het tijd om de feitelijke implementatie door de lidstaten en de EU instellingen te analyseren. In de implementatiefase is een aantal onderdelen van belang. Ten eerste de nationale hervormingsprogramma’s die ieder jaar door de lidstaten zelf worden opgesteld. Ten tweede zijn er de landen specifieke aanbevelingen die door de Europese Commissie worden opgesteld. Ten derde wordt het kerninitiatief Europees Platform tegen armoede en sociale uitsluiting hier toegelicht.

3.3.1 Nationale hervormingsprogramma’s

Ieder jaar publiceren de lidstaten hun nationale hervormingsprogramma, hierin staan de plannen voor economisch en sociaal beleid voor het komende jaar opgesteld. Voor dit onderzoek zijn de nationale hervormingsprogramma’s van 2011 tot en met 2015 van vier EU lidstaten uitgelicht. Ten eerste België, een bestuurlijk en sociaal zeer verdeelde, kleinere lidstaat. Ten tweede Duitsland, de grootste lidstaat en economisch sterke federatie met veel inspraak vanuit de Länder. Ten derde Spanje, één van de zuidelijkste lidstaten en een belangrijke speler ten tijde van de instelling van het multidimensionale armoede streefcijfer. Als vierde en laatste Zweden, een noordelijke lidstaat met een uitgebreid sociaal welvaartstelsel. Voor deze vier lidstaten is gekozen omdat zij allen verschillend zijn, zowel qua grootte als het aantal jaren lidmaatschap van de EU en bestuurlijke indeling.

Aan de hand van de nationale hervormingsprogramma’s wordt in beeld gebracht welke beleidsvoorstellen tot hervorming de lidstaten formuleren. De focus is hier beperkt tot de vier streefcijfers zoals benoemd in tabel 1. Er wordt onderzocht in hoeverre deze hervormingsvoorstellen overeenkomen of verschillen tussen de vier lidstaten. Is hierin een algemene tendens ofwel lijn zichtbaar? Daarnaast wordt met behulp van de theorieën uit hoofdstuk twee geanalyseerd in hoeverre er sprake is van een sociale markt of vrije markt logica in de programma’s.

41 a. België

Op weg naar de doelstellingen voor 2020 geldt voor België dat in de eerste helft van de strategie, de jaren 2011 tot en met 2015, op het gebied van verhoogde arbeidsparticipatie de nadruk op minderheden ligt. Groepen zoals werkloze jongeren, vrouwen en migranten zijn voornamelijk onderwerp van hervormingsbeleid. Er wordt gewerkt aan een betere aansluiting tussen de arbeidsmarkt en opleidingstrajecten en in januari 2014 wordt een jeugdwerkgarantie ingesteld. Deze garantie houdt in dat allen jonger dan 25 jaar binnen vier maanden na afronding van school, studie, of na het verliezen van hun baan een deugdelijk aanbod voor een nieuwe baan, stage of (bij)scholing moeten krijgen.108 Ook door het verminderen van de loonkosten voor bedrijven bij het aannemen van laaggeschoolde werkloze jongeren (onder de 30 jaar) probeert de Belgische overheid de arbeidsparticipatie van die minderheidsgroep te stimuleren.109

Wat betreft de onderwijsdoelstellingen uit de Europa 2020 strategie geldt in België dat er sinds 2011 een actieplan tegen spijbelen is ingesteld. De nadruk ligt hier voornamelijk op het preventief optreden tegen spijbelen om op die manier voortijdig schoolverlaten terug te dringen. De opleidingstrajecten krijgen in grotere mate een arbeidsmarkt gericht karakter, er vindt een herstructurering van het aanbod van secundair onderwijs plaats waardoor studierichtingen met een grotere kans op een baan extra worden ondersteund.110 In 2014 is een samenwerkingsprotocol ondertekend door de Belgische gewesten, zo wordt o.a. een kadaster opgezet. Het protocol maakt betere sturing van het gevoerde beleid inzake onderwijs en opleidingen mogelijk.111 Tevens is de Belgische federale overheid in 2015 overeengekomen dat jongeren onder de 21 jaar een studie met succes moeten hebben afgerond alvorens zij in aanmerking kunnen komen voor een werkloosheidsuitkering.112

Inzake de andere onderwijs gerelateerde doelstelling in de Europa 2020 strategie, minstens 40% van de 30-34 jarigen heeft een tertiaire opleiding afgerond, geldt dat deze doelstelling in België bij de start in 2011 al behaald is. De 40% is in het geval van België dus een te weinig ambitieuze doelstelling. Desondanks voert België wel hervormingsmaatregelen door die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs. Betere aansluiting bij de arbeidsmarkt en meer flexibiliteit en mobiliteit van studenten zijn hierin sleuteltermen.113

Voor de laatste van de vier streefcijfers in dit onderzoek geldt dat België sinds 2008 een plan rond armoedebestrijding heeft met zo’n 59 concrete maatregelen onder andere op het gebied van inkomen, gezondheid, huisvesting en toegang tot energie. België heeft als doel om in 2020 het aantal mensen in armoede met 380.000 te verminderen ten opzichte van het referentiejaar 2008. Belangrijke nadruk in de aanpak ligt op het terugkeren naar de arbeidsmarkt, arbeid moet zorgen voor meer sociale cohesie. Speciale aandacht is er in de hervormingen voor kinderarmoede. Zo is in 2012 het recht op kinderbijslag opgenomen in de

108 Nationaal hervormingsprogramma 2013 België, 25 april 2013, pp. 17 – 18 109 Nationaal hervormingsprogramma 2014 België, 25 april 2014, p. 29 110

Nationaal hervormingsprogramma 2012 België, april 2012, p. 26 111 Nationaal hervormingsprogramma 2014 België, 25 april 2014, p. 35 112 Nationaal hervormingsprogramma 2015 België, april 2015, p.18 113

Nationaal hervormingsprogramma 2013 België, 25 april 2013, p. 24 en National hervormingsprogramma 2015 België, april 2015, p. 28

42 Grondwet.114 Er wordt veel geïnvesteerd in opleidings- en scholingsprojecten, een uitkering ontvangen terwijl men niet deelneemt aan de arbeidsmarkt wordt bemoeilijkt. Werklozen worden geactiveerd in de zoektocht naar een baan en hun inzet wordt beloond. Sociale voorzieningen worden hiermee afhankelijk gemaakt van inzet, ofwel verbonden aan het actief zoeken naar een baan. Er is in toenemende mate sprake van individualisering en een nadruk op de eigen verantwoordelijkheid. In 2013 is tevens de leeftijd voor vervroegd pensioen opgetrokken.115

De Belgische overheden zijn daarnaast gestart met een nieuw beleidskader getiteld W2 (werk en welzijn). Dit is gericht op mensen die niet kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt Binnen dit kader wordt bepaalde activeringsbegeleiding opgestart voor mensen met medische, mentale, psychische en psychiatrische problemen. Het bestrijden van dakloosheid is een aandachtspunt, net als het verzekeren van betaalbare woningen door het beheersen van bijvoorbeeld de kostprijs van energie. In 2014 werd een netwerk van federale armoedeambtenaren opgericht.116

Ondanks alle maatregelen die door de Belgische federale en gewestelijke overheden worden ingesteld luidt de tussentijdse evaluatie in 2015 dat de zichtbare trend niet in de richting van het streefcijfer voor 2020 ontwikkeld. Het aantal mensen in de risico groep voor armoede en sociale uitsluiting is juist gestegen. Als reactie worden de uitkeringen met 2% verhoogd en wordt er gewerkt aan het wegwerken van drempels tot arbeidsparticipatie voor mensen met een werkloosheids- of sociale bijstandsuitkering.

b. Duitsland

Het streefcijfer betreffende arbeidsparticipatie dat Duitsland zichzelf heeft gesteld ligt hoger dan de doelstelling in de Europa 2020 strategie, namelijk 77% (60% bij oudere werknemers en 73% bij vrouwen). Volgens de Duitse hervormingsplannen is een hogere graad van arbeidsparticipatie essentieel in het licht van de groeiende demografische uitdagingen.117 De pensioenleeftijd is inmiddels verhoogd naar 67 jaar. Veel van de maatregelen en hervormingen leggen de nadruk op het ontwikkelen van competenties en vaardigheden, in 2011 is zelfs een ‘strategie voor geschoolde arbeidskrachten’ ontwikkeld. Daarbij ligt in Duitsland veel nadruk op gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen en het beter mogelijk maken van combinaties tussen werk en familie, door middel van betere kinderopvang faciliteiten. Sinds januari 2015 heeft Duitsland een minimum uurloon ingesteld118, een belangrijke stap op weg naar meer gelijkheid. Uit het nationaal hervormingsprogramma van 2015 blijkt dat Duitsland de zichzelf opgelegde doelen voor arbeidsparticipatie reeds behaald heeft. Dit is een goed teken, voortgang is dus geboekt, tegelijkertijd kunnen er vraagtekens geplaatst worden bij de hoeveelheid ambitie in de gezette streefcijfers.

114 Nationaal hervormingsprogramma 2012 België, april 2012, p. 30 115

Nationaal hervormingsprogramma 2013 België, 25 april 2013, p. 4 116 Nationaal hervormingsprogramma 2014 België, 25 april 2014, p. 40 117 National Reform Programme 2011 Germany, 6 April 2011, p. 5 118

Federal Ministry of Economic Affairs and Energy, ‘National Reform Programme 2015’, Berlin (May 2015), p. 20

43 Wat betreft de onderwijs doelstellingen is er in Duitsland veel aandacht voor de ondersteuning van kinderen en jongeren die minder goed presteren op school. De Duitse deelstaten, bevoegd op het gebied van onderwijs, hebben programma’s opgestart waarin intensiever wordt samengewerkt met ouders om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen.119 Tussen 2011 en 2015 is een dalende trend te zien, de aanpak is succesvol. Onderwijs is essentieel voor participatie, integratie en gelijke kansen, de kernelementen van een sociale markteconomie.120 Ook hier geldt dat het streefcijfer reeds in 2015 behaald is, verdere financiering van kinderopvang faciliteiten en onderwijs wordt doorgezet.

Aan de centrale EU doelstelling voor een hoog percentage 30-34 jarigen met een tertiaire opleidingsgraad voldoet Duitsland voor de start van de Europa 2020 strategie al ruimschoots. Duitsland hecht echter veel waarde aan hoogopgeleide werknemers, zoals ook duidelijk blijkt uit de strategie voor geschoolde arbeidskrachten, en dus blijft er veel aandacht voor dit onderwerp. Toekomstige economische groei is afhankelijk van hoog opgeleide werknemers.121 Het belang van goed jeugd onderwijs wordt door Duitsland onderschreven, de deelstaten werken veel met samenwerkingsverbanden tussen scholen, jeugdhulpverlening en andere sociale diensten en met verschillende belanghebbenden op de arbeidsmarkt. De transitie van opleiding naar baan moet zo goed mogelijk verlopen. Daarnaast verhogen zowel de federale als deelstaat overheden hun financiële bijdrage aan universiteiten en onderzoeksinstituten om ervoor te zorgen dat voldoende jongeren zich kunnen inschrijven als eerstejaars student. Het percentage van het BNP dat aan onderzoek en onderwijs werd besteed bedroeg in 2012 zo’n 6,5% (€178,4 miljard). Dit is in lijn met de doelstelling van 10% zoals deze door Duitsland is opgesteld in diens Skills Development Initiative.122

Het terugdringen van lange termijn werkloosheid is van groot belang voor een betere benutting van het economisch potentieel van de beroepsbevolking en voor het verminderen van armoede en sociale uitsluiting. Inclusie door werk is de centrale gedachte.123 Europese structuur- en investeringsfondsen (o.a. het Europees Sociaal Fonds) worden ingezet om vooruitgang te boeken in prioritaire gevallen zoals het beter integreren van kwetsbare groepen en individuen en het verbeteren van hun kansen op de arbeidsmarkt. Belangrijkste aandacht groepen in Duitsland zijn kinderen, vrouwen, alleenstaande ouders en de ouderen. Integratie in de arbeidsmarkt is een essentieel element in alle hervormingsvoorstellen.124 Verder speelt er in Duitsland een aanhoudende discussie over de hervorming van het pensioensysteem. De vergrijzende bevolking drukt zwaar op de gezondheid en welzijn diensten, hervorming is daarnaast noodzakelijk om armoede onder ouderen te voorkomen.125

119 Federal Ministry of Economic Affairs and Energy, ‘National Reform Programme 2012’, Berlin (March 2012), p. 39

120

Federal Ministry of Economic Affairs and Energy, ‘National Reform Programme 2014’, Berlin (April 2014), p. 31

121 National Reform Programme 2011 Germany, 6 April 2011, p. 26

122 Federal Ministry of Economic Affairs and Energy, ‘National Reform Programme 2015’, Berlin (May 2015), p. 32

123

National Reform Programme 2011 Germany, 6 April 2011, p. 24

124 Federal Ministry of Economic Affairs and Energy, ‘National Reform Programme 2012’, Berlin (March 2012), p. 40

125

Federal Ministry of Economic Affairs and Energy, ‘National Reform Programme 2014’, Berlin (April 2014), p. 32

44 De doelstelling van 20% minder langdurige werkloosheid in 2020 werd al in 2012 bereikt. Ook hier kan geconcludeerd worden dat de doelstellingen voor een socialere markteconomie niet ambitieus genoeg zijn. Duitsland blijft wel investeren in hervormingen op het gebied van sociale bescherming. De faciliteiten voor kinderopvang moeten verbeteren zodat alleenstaande ouders beter in staat zijn deel te nemen aan de arbeidsmarkt, integratie van personen met een migratie achtergrond wordt verbeterd en er is speciale aandacht voor de sociale inclusie van personen met een handicap.126 In 2015 is het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) in Duitsland uitgerold. Dit fonds promoot sociale inclusie voor personen die niet bereikt worden door de advies- en ondersteuningsdiensten van het reguliere overheidssysteem, denk bijvoorbeeld aan migranten.127

c. Spanje

De werkgelegenheid en arbeidsparticipatie hebben in Spanje als gevolg van de economische crisis een flinke klap opgelopen. In 2011 werd de doelstelling voor arbeidsparticipatie voor 2020 gesteld op 74% (68,5% voor vrouwen), echter tot aan 2014 daalt dit percentage flink. Aan het einde van 2013 komt het percentage uit op 58,2%, dit is ver weg van de beoogde 74%.128 Grootste obstakel op de Spaanse arbeidsmarkt is het gebrek aan flexibiliteit, daarnaast moeten Spaanse bedrijven aan competitiviteit winnen.129 Bij het verbeteren van de kansen op de arbeidsmarkt staan twee doelgroepen centraal, jongeren en vrouwen. De arbeidsparticipatie van vooral deze twee groepen moet omhoog als Spanje de doelstelling voor 2020 wil behalen. In 2015 wordt gerapporteerd dat de negatieve trend gekeerd is, in 2014 is de werkgelegenheid gestegen. Dit is deels te danken aan de verbeterde economie maar ook de stimuleringsmaatregelen van de overheid spelen een belangrijke rol. Zo zijn de sociale lasten voor bedrijven bij het uitgeven van vaste contacten verlaagd en er zijn speciale beschermings- en activeringsprogramma’s voor langdurig werklozen gestart. Het bestrijden van jeugdwerkloosheid is de belangrijkste pijler.

Het percentage voortijdig schoolvertalers staat op 31,2% in 2009, de belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de moeilijke overgang van middelbare school naar vervolgonderwijs en een tekort aan plaatsen bij beroepsopleidingen.130 Spanje heeft de doelstelling geformuleerd van maximaal 15% vroegtijdig schoolverlaters in 2020, dit is 5% hoger dan de centrale EU doelstelling in de Europa 2020 strategie. Tussen 2010 en 2014 ontwikkelt de doelstelling in de juiste richting, over 2014 komt het percentage uit op 21,9%. De aanpak is succesvol, de implementatie van maatregelen waarbij in een zo vroeg mogelijk stadium leerproblemen worden gesignaleerd en aangepakt is de belangrijkste oplossing. Er wordt meer geld uitgegeven aan de hervorming en kwaliteit van onderwijs, ook in de vorm van beurzen en subsidies voor scholieren en studenten.131

126 Federal Ministry of Economic Affairs and Energy, ‘National Reform Programme 2013’, Berlin (March 2013), p. 26

127 Federal Ministry of Economic Affairs and Energy, ‘National Reform Programme 2015’, Berlin (May 2015), p. 33

128 Programa Nacional de Reformas, Reino de España, 2014, p. 33

129 National Reform Programme, Spain, 2011, p. 15 en Programa Nacional de Reformas, España, 2012, p. 13 130

National Reform Programme, Spain, 2011, p. 30 131

45 De doelstelling inzake tertiair onderwijs is daarentegen in 2010 al behaald, het percentage bedraagt in dat jaar 40,6%. Ook hier zorgt betere financiering in en subsidiëring van beroepsopleidingen voor vooruitgang. Centraal idee bij de continue verbetering van onderwijs is meer aansluiting tussen de opzet van opleidingsprogramma’s en de wensen vanuit de arbeidsmarkt.132

Wat betreft de vierde doelstelling in dit onderzoek, de verkleining van de bevolking in armoede, heeft Spanje de ambitie om het aantal mensen die tot deze risicogroep behoren met 1,5 miljoen te verminderen. Deze reductie is sterk verbonden met de ambities om de arbeidsparticipatie en opleidingsgraad van de bevolking te verhogen.133 Spanje stelt specifiek beleid en een actieplan op om ten eerste het aantal werkende vrouwen te verhogen, ten tweede het aantrekkelijker te maken voor bedrijven om lange termijn werklozen aan te nemen en ten derde de ontwikkeling van het ondernemersklimaat te ondersteunen.134 Prioriteit wordt hier gegeven aan het bestrijden van kinderarmoede, bijvoorbeeld in de vorm van efficiëntere minimum uitkeringen voor ouders en een huisvestingsplan. Over het geheel gaat Spanje uit van active inclusion, dit betekent dat het doel is om volledige insluiting van mensen binnen de maatschappij en economie te bereiken via de banenmarkt.135 In de economische context tussen de jaren 2010 en 2014, waarin de werkgelegenheid daalde, was het beleid voor vermindering van armoede niet effectief. Het verergerde de mate van sociale uitsluiting, het hoge percentage werkloosheid was de kern van dit probleem. In 2014, samenhangend met stijgende werkgelegenheid, wordt het eerste succes binnen deze doelstelling bereikt, het aantal mensen in armoede daalt.

Spanje is één van de EU lidstaten die een nationaal actieplan voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting heeft opgesteld. Het huidige actieplan loopt van 2013 tot en met 2016 en borduurt voort op vorderingen die gemaakt zijn als resultaat van het actieplan 2008-2010. Het actieplan stelt een sterke link te hebben met aanbeveling nr. zes uit de LSA 2013 afkomstig van de Europese Commissie en de Europese Raad. Hierin staat actief arbeidsmarktbeleid centraal voor het bereiken van een meer inclusieve Spaanse samenleving. De Spaanse overheid kiest voor een strategie van preventie en interventie, waarbij vooral de tekortkomingen van het huidige overheidsbeleid moeten worden aangepakt.

Actieve insluiting is het uitgangspunt, dit als reactie op het multidimensionale begrip van armoede en sociale uitsluiting zoals opgesteld in Europa 2020.136 Deze twee doelgroepen verschillen, niet alle mensen die in armoede leven zijn ook sociaal uitgesloten en vice versa. De strategie van actieve inclusie steunt op een goede coördinatie tussen werkgelegenheid beleid en sociaal beleid. De Spaanse strategie bestaat uit drie pijlers. Ten eerste actief beleid voor een meer insluitende arbeidsmarkt, gericht op diegenen die momenteel de hoogste drempels bij toetreding tot de arbeidsmarkt ervaren. Ten tweede assistentie via het minimum inkomensbeleid die veiligstelt dat in basisbehoeften kan worden voorzien. Ten derde betere toegang tot kwalitatieve publieke diensten.137

132 National Reform Programme, Spain, 2011, p. 34 133

Ibid., p. 35 134 Ibid., p. 36 – 37

135 National Reform Programme, Kingdom of Spain, 2013, p. 41 136

Gobierno de España, ‘National Action Plan on Social Inclusion for the Kingdom of Spain 2013 – 2016’, p. 7 137

46 Dit Spaans actieplan is niet enkel gericht op het activeren van personen aan de rand van de arbeidsmarkt, maar houdt ook rekening met diegene die niet in staat zijn te werken zodat zij een waardige levensstandaard behouden.138 De Spaanse overheid noemt dit actieve sociale assistentie, waarbij bescherming van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen belangrijk is. In het actieplan wordt tevens speciale aandacht besteedt aan het actief bestrijden van kinderarmoede, o.a. via het verbeteren van huisvesting en de participatie van kinderen in sociale en culturele activiteiten. De Europese structuurfondsen, zoals Europees Sociaal Fonds (ESF) en Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), worden door de Spaanse overheid ingezet om resultaat te boeken binnen het actieplan.

d. Zweden

Voor de Zweedse overheid is volledige werkgelegenheid de allereerste prioriteit139, hierin moet vooral de positie van minderheidsgroepen verbeteren. Werk vormt de basis voor de capaciteit om het eigen leven te controleren, en het vormt de basis voor nationale welvaart.140 Het waarborgen van stabiele publieke uitgaven is voor Zweden belangrijk, lange termijn werkloosheid dient dan ook aangepakt te worden aangezien dit slecht is voor de economie. Zo wordt er onder meer geïnvesteerd in verbetering van de arbeidsbemiddelingsdiensten. Over 2014 reeds bereikt Zweden één van de hoogste percentages arbeidsparticipatie in de EU, 79,9%.141

Op onderwijs gebied ligt de nadruk op het verder ontwikkelen van het niveau van vaardigheden en competenties bij scholieren en studenten. Bij aanvang van de Europa 2020 strategie is het doel van 10% al behaald in Zweden. Er blijft speciale focus op het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs en het aantrekkelijker maken van het beroep van onderwijzer, met extra nadruk op technische studies. Ook de aansluiting tussen de opzet van opleidingsprogramma’s en de wensen van de arbeidsmarkt speelt een rol.

De andere onderwijs gerelateerde doelstelling is tevens ruimschoots behaald voor de start van de Europa 2020 strategie, het percentage personen tussen 30 en 34 jaar met een tertiaire opleidingsgraad ligt rond de 43% in 2010. Ook hier geldt dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij de hoeveelheid ambitie in de geformuleerde doelstellingen.

Zweden formuleert sociale uitsluiting als kostbaar voor de samenleving, waardevolle productie en belastinginkomsten gaan namelijk verloren als mensen niet participeren in de economie.142 Beleid ter stimulering van sociale inclusie moet daarom een sterke link tonen met de arbeidsmarkt. Zweden heeft zich tot doel gesteld dat in 2020 minder dan 14% van de bevolking langdurig werkloos of ziek kan zijn. In 2011 staat dit percentage op 13,4%. Een zwakkere positie op de arbeidsmarkt wordt geformuleerd als de belangrijkste reden voor financiële kwetsbaarheid.143 Het is dus belangrijk dat mensen in staat worden gesteld zichzelf financieel te ondersteunen door middel van werk.

138 Ibid.

139

Government offices of Sweden, ‘Swedish national reform programme 2011’, p. 5 140 Ibid.

141 Government offices of Sweden, ‘Sweden’s national reform programme 2015’, p. 27 142

Government offices of Sweden, ‘Swedish national reform programme 2011’, p. 29 143