• No results found

In de late middeleeuwen werden de huwelijksvoorwaarden in adellijke kringen, op advies van en in overleg met de magen, vaak lang voor de werkelijke huwelijks- sluiting overeengekomen. Vaak ging het hierbij om huwelijksvoorwaarden bij de vol- trekking van een huwelijk waarbij een of beide partners nog minderjarig waren. In de huwelijksvoorwaarden van minderjarigen werden vaak boeten, voor de verbreking van die voorwaarden vóór de voltrekking van het huwelijk, vastgelegd. Ook werden met regelmaat bepalingen opgenomen ter overbrugging van de periode tot aan de sluiting van het huwelijk. De jongen of het meisje kon bijvoorbeeld al aan de zorgen van zijn/haar aanstaande schoonfamilie worden toevertrouwd. Aan dit toevertrouwen kleefden financiële, het kind ging enige jaren in de kost bij de aanstaande schoon- familie, maar ook politieke en sociale aspecten. Bij minderjarigheid van de adellijke huwelijkskandidaten was aan beide zijden toestemming van de maagschap nodig. Deze verwanten moesten het onderling eens worden over de huwelijkskeuze en de huwelijksvoorwaarden. Uithuwelijking zonder toestemming van de maagschap was illegaal. Voor weduwen, die wilden hertrouwen, was formeel ook toestemming ver- eist. In die gevallen waren het vooral de kinderen uit het eerste huwelijk, die in de zaak betrokken moesten worden. Het tweede huwelijk van de moeder, maar ook dat van de vader, zou immers gevolgen kunnen hebben voor hun erfrechtelijke positie. Bij meerderjarigheid bestond er een formele vrijheid van partnerkeuze, maar die was in de praktijk nogal ingeperkt door sociale randvoorwaarden en ook door de behoefte om het huwelijk, ook als daartoe geen juridische eis bestond, toch in goed overleg met de maagschap te regelen85.

Het huwelijk was altijd een instrument in het streven naar de instandhouding en uitbreiding van het familiebezit. Dat bezit speelde een rol bij het sluiten van een huwelijk. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de meeste bepalingen in de huwe- lijksvoorwaarden betrekking hebben op de verkrijging en vererving van de in het hu- welijk ingebrachte goederen. De verkrijging werd vaak in beeld gebracht met behulp van de medegave door de ouders van de bruid en de ochtendgave door de ouders van de bruidegom of de bruidegom zelf. Aangezien verwanten potentiële erfgenamen waren werd het huwelijk altijd gezien als een familiezaak. Alleen al daarom is het begrijpelijk, dat het belangrijk werd gevonden, dat deze verwanten ook hun toestem- ming aan de huwelijksvoorwaarden gaven.

In de late middeleeuwen werd in adellijke kringen in de Nederlanden veel van huwelijksvoorwaarden gebruik gemaakt. In deze voorwaarden is het niet al te moei- lijk achter de magen van de huwelijkskandidaten te komen. Zij worden meestal als zodanig aangeduid. Dit is echter maar een deel van het verhaal. Het is immers ook van belang achter de graad van verwantschap van die huwelijkskandidaten met die magen te komen. Dit vraagt niet alleen om specifieke genealogische kennis van de families van de kandidaten, maar ook om die van de magen. De grote handicap hier- bij is, dat maar weinig laat-middeleeuwse adellijke geslachten in kaart zijn gebracht. Om dicht bij het geslacht De Cock te blijven is de beantwoording van de vraag: Wie weet iets van de geslachten Van Apeltern, Van Beesd, Van Brakel, Van de Dussen, Van Est, Van Haaften, Van Malden, Van Malsen, Van Puiflik, Van Ranst, Van Tuil, Van Wije. Heel eenvoudig. Niemand! Voortdurend loopt de onderzoeker tegen dergelijke complicaties aan. Het gevolg hiervan is dat bij het genealogisch onderzoek van een adellijke familie A voor elke generatie aanvullend onderzoek naar de adellijke families B, C, D, enz., moet worden gedaan. Het is vaak moeilijk in de huwelijksvoorwaarden van de hierboven aangegeven geslachten achter de verwant-

schappen tussen de huwelijkskandidaten en magen te komen. Er moet dus een keuze worden gemaakt. Om praktische redenen worden daarom in deze studie de huwelijksvoorwaarden van leden van de geslacht De Cock of andere in kaart ge- brachte geslachten gebruikt als casus om de reikwijdte van dit brontype te demon- streren.

Geneagram Algemeen 28 en 29.

De eerste groep voorwaarden, die hier aan bod komt, is opgesteld voor het huwelijk van Willem de Bot van der Merwede, knape, met jonkvrouw Petronella de Cock van Neerijnen, dochter van heer Gijsbrecht en Goede uten Ham, gesloten op 7 juli 135886.

Hierin wordt vastgelegd, dat Petronella, wanneer Willem met of zonder nageslacht vóór Petronella overlijdt, alle goederen, die zij in het huwelijk heeft meegebracht, zal behouden. Tevens wordt vastgelegd, dat Willem binnen één jaar ten behoeve van Petronella een jaarrente van 250 pond zwarte Tournoisen zal vestigen en dat Willem ten behoeve van heer Gijsbrecht, zijn toekomstige schoonvader, afstand zal doen van alle goederen in het land van Gelre en in het land van Buren, die jonkvrouw Petronella van wijlen vrouwe Oede, haar moeder, heeft geërfd. Simon van Teilingen, Daniël van Tolloysen, Rudolf de Cock, ridders, Jan van de Merwede, zoon van heer Floris, en Jan Bot, zoon van Hendrik, knapen, staan borg voor de uitvoering van deze voorwaarden. Deze regelingen geven een goede indruk van de maagschap. Willem de Bot van de Merwede, die zelf partij is voor zijn huwelijk met Petronella de Cock, voert Simon van Teilingen, ridder, Daniël van Tolloysen, ridder, Rudolf de Cock van

Opijnen, ridder, Jan van de Merwede, knape, en Jan Bot, knape, als borgen aan. De

extra informatie die wordt geboden is, dat heer Gijsbrecht de Cock van Neerijnen en Goede uten Ham, de ouders van Petronella, zijn. Bovengenoemde geneagrammen laten duidelijk zien hoe de verwantschapsrelatie tussen Willem en zijn borgen in elkaar steekt. Simon van Teilingen, is een achterachterneef, Daniël van Tolloysen, een neef, Rudolf de Cock van Opijnen, tweede echtgenoot van Sophia uten Hout, de weduwe van Jan van de Merwede, ambachtsheer van Sliedrecht, een verre neef, Jan van de Merwede, een neef, en Jan Bot, zoon van Hendrik, een natuurlijke achterneef. Alle takken van de familie Van de Merwede zijn bij deze voorwaarden betrokken.

Geneagram Algemeen 11.1 en 17.

De tweede groep van voorwaarden is opgesteld voor het huwelijk, gesloten op 15 september 1498, van Adolf van Rechteren, zoon van wijlen heer Otto, en jonkvrouw Katharina de Cock van Opijnen, dochter van Jan de Cock van Opijnen87. Aan Adolf,

de bruidegom, wordt door Otto, zijn vader, circa 500 mudden rogge per jaar en een derde van het huis, de molen alsmede alle toebehoren, groot ca. 50 morgen, genaamd de Bredenhorst, medegegeven. Jan de Cock van Opijnen, geeft Katharina, zijn doch- ter, het goed de Tedingswaard, gelegen in Oud Avezaath, in de Betuwe, de Rossemse Waard te Drumpt, en het veer over de Linge. Heer Hendrik van Ranst, heer van Boxtel, en vrouwe Henrica van Haaften, vrouwe van Boxtel, zijn echtgenote, be- loven de bruid, petekind van vrouwe Henrica, na hun dood, een jaarrente van 50 Rijn- se gulden uit hun goederen in de Tielerwaard. Bovendien zullen Jan de Cock en Hen- rica van Haaften de uitzet en de kleren van de bruid voor hun rekening nemen. Te- vens zullen heer Jan van Horne, heer van Baucignies, enz., en vrouwe Adriana van

Ranst van Boxtel, zijn echtgenote, van al hun rechten op de goederen afkomstig van

99

9822

schappen tussen de huwelijkskandidaten en magen te komen. Er moet dus een keuze worden gemaakt. Om praktische redenen worden daarom in deze studie de huwelijksvoorwaarden van leden van de geslacht De Cock of andere in kaart ge- brachte geslachten gebruikt als casus om de reikwijdte van dit brontype te demon- streren.

Geneagram Algemeen 28 en 29.

De eerste groep voorwaarden, die hier aan bod komt, is opgesteld voor het huwelijk van Willem de Bot van der Merwede, knape, met jonkvrouw Petronella de Cock van Neerijnen, dochter van heer Gijsbrecht en Goede uten Ham, gesloten op 7 juli 135886.

Hierin wordt vastgelegd, dat Petronella, wanneer Willem met of zonder nageslacht vóór Petronella overlijdt, alle goederen, die zij in het huwelijk heeft meegebracht, zal behouden. Tevens wordt vastgelegd, dat Willem binnen één jaar ten behoeve van Petronella een jaarrente van 250 pond zwarte Tournoisen zal vestigen en dat Willem ten behoeve van heer Gijsbrecht, zijn toekomstige schoonvader, afstand zal doen van alle goederen in het land van Gelre en in het land van Buren, die jonkvrouw Petronella van wijlen vrouwe Oede, haar moeder, heeft geërfd. Simon van Teilingen, Daniël van Tolloysen, Rudolf de Cock, ridders, Jan van de Merwede, zoon van heer Floris, en Jan Bot, zoon van Hendrik, knapen, staan borg voor de uitvoering van deze voorwaarden. Deze regelingen geven een goede indruk van de maagschap. Willem de Bot van de Merwede, die zelf partij is voor zijn huwelijk met Petronella de Cock, voert Simon van Teilingen, ridder, Daniël van Tolloysen, ridder, Rudolf de Cock van

Opijnen, ridder, Jan van de Merwede, knape, en Jan Bot, knape, als borgen aan. De

extra informatie die wordt geboden is, dat heer Gijsbrecht de Cock van Neerijnen en Goede uten Ham, de ouders van Petronella, zijn. Bovengenoemde geneagrammen laten duidelijk zien hoe de verwantschapsrelatie tussen Willem en zijn borgen in elkaar steekt. Simon van Teilingen, is een achterachterneef, Daniël van Tolloysen, een neef, Rudolf de Cock van Opijnen, tweede echtgenoot van Sophia uten Hout, de weduwe van Jan van de Merwede, ambachtsheer van Sliedrecht, een verre neef, Jan van de Merwede, een neef, en Jan Bot, zoon van Hendrik, een natuurlijke achterneef. Alle takken van de familie Van de Merwede zijn bij deze voorwaarden betrokken.

Geneagram Algemeen 11.1 en 17.

De tweede groep van voorwaarden is opgesteld voor het huwelijk, gesloten op 15 september 1498, van Adolf van Rechteren, zoon van wijlen heer Otto, en jonkvrouw Katharina de Cock van Opijnen, dochter van Jan de Cock van Opijnen87. Aan Adolf,

de bruidegom, wordt door Otto, zijn vader, circa 500 mudden rogge per jaar en een derde van het huis, de molen alsmede alle toebehoren, groot ca. 50 morgen, genaamd de Bredenhorst, medegegeven. Jan de Cock van Opijnen, geeft Katharina, zijn doch- ter, het goed de Tedingswaard, gelegen in Oud Avezaath, in de Betuwe, de Rossemse Waard te Drumpt, en het veer over de Linge. Heer Hendrik van Ranst, heer van Boxtel, en vrouwe Henrica van Haaften, vrouwe van Boxtel, zijn echtgenote, be- loven de bruid, petekind van vrouwe Henrica, na hun dood, een jaarrente van 50 Rijn- se gulden uit hun goederen in de Tielerwaard. Bovendien zullen Jan de Cock en Hen- rica van Haaften de uitzet en de kleren van de bruid voor hun rekening nemen. Te- vens zullen heer Jan van Horne, heer van Baucignies, enz., en vrouwe Adriana van

Ranst van Boxtel, zijn echtgenote, van al hun rechten op de goederen afkomstig van

de heer en de vrouwe van Boxtel, gelegen in Gelre, ten behoeve van de kinderen van

23

Jan de Cock, afstand doen, terwijl Jan de Cock en Adolf van Rechteren van alle rech- ten op de goederen, die gelegen zijn in Boxtel, Kessel, Breda en verder in Brabant en Luik, ten behoeve van Jan van Horne en Adriana van Ranst, afstand doen. Jonkheer Seger van Voorst, oom, Werner Duisterbeek, burgemeester van Zwolle, en Arnold van Huysweerden, raadsheer van de stad Zwolle, hebben voor Adolf van Rechteren, bruidegom, en Hendrik van Ranst, heer van Boxtel, Liempde, Kessel, enz, Jan van Horne, broer van Akbcoude en heer van Baucignies, Brijmoers, enz., ridders, en Hendrik van Doorn, de huwelijksvoorwaarden voor jonkvrouw Katharina, dochter van Jan de Cock van Opijnen, bruid, bepaald. De maagschap van Katharina de Cock van Opijnen, werd dus gevormd door heer Hendrik van Ranst, haar grootvader, vader van Elisabeth, haar moeder, heer Jan van Horne, heer van Baucignies, de schoonzoon van Hendrik, haar zwager, en Hendrik van Doorn, een onbekende maag.

Geneagram Algemeen 11.1 en 15.

De derde groep voorwaarden is opgesteld voor het huwelijk van Jan VI van Kuyc, zoon van Wenemar, heer van Cuijk, met Johanna van Gulik, natuurlijke dochter van Willem van Gulik, hertog van Gelre en graaf van Zutphen88. Deze voorwaarden zijn

in afschrift als één dossier bewaard gebleven in een vijftal ongedateerde akten.

In de eerste akte meldt Jan van Kuyc, oudste zoon van Wenemar, heer van Cuijk, dat hij, met raad van Willem van Gulik en Wenemar, zijn vader, op verbeurte van een boete van 5.000 oude gouden schilden voorwaarden voor zijn huwelijk met Johanna, minderjarige en natuurlijke dochter van Willem van Gulik, heeft gesloten. Wenemar, zijn vader, is borg. Zegelaars, naast Wenemar en Jan, zijn Gijsbrecht de Cock van Opijnen, domproost te Utrecht, Jans oom, en Hendrik van Est, Jans zwager. In de tweede akte meldt Willem van Gulik, hertog van Gelre en graaf van Zutphen, dat Jan van Kuyc, oudste zoon van Wenemar, heer van Cuijk, met zijn raad en die van Wenemar voornoemd, op verbeurte van een boete van 5.000 oude gouden schil- den, voorwaarden voor Jans huwelijk met Johanna zijn minderjarige en natuurlijke dochter heeft gesloten. In de derde akte lijftocht Wenemar, heer van Cuijk, nadat het huwelijk van Jan van Kuyc en Johanna van Gulik is geconsummeerd, haar aan een jaarrente van 300 oude gouden schilden. Medezegelaars zijn Jan, zijn oudste zoon, en heer Gerard van Vorsler, zijn rentmeester. In de vierde akte geeft Willem van Gulik, nadat het huwelijk tussen Johanna en Jan is geconsummeerd, al zijn bezittingen in het kerspel Beesd, met uitzondering van de hof van Jan van Dalem en enig land in de Vorstbroek, als medegave aan Johanna. De voorwaarde is wel, dat deze bezittingen bij het kinderloos overlijden van Johanna, naar hem zullen teruggaan. In akte vijf belooft Willem van Gulik, hertog van Gelre en graaf van Zutphen, dat hij het land en de heerlijkheid Cuijk met alle toebehoren zal beschermen.

Beredeneerd89 kan worden dat de eerste twee akten dateren uit de jaren tussen

1378, vermoedelijke geboorte Johanna van Gulik, en 138890, laatste vermeldingen

Wenemar, heer van Cuijk, en de laatste drie akten uit de eerste helft van 1390. Dit laatste volgt uit de belening op 3 juli 1390 van Jan VI, heer van Cuijk, met het huis te Beesd91. De vermelde bezittingen in het kerspel Beesd zijn de medegave van Johanna

toegezegd in de derde akte. Het huwelijk zal in de eerste helft van 1390 zijn gesloten. De maagschap, die in de eerste akte wordt vermeld, wordt gevormd door Wenemar, heer van Cuijk, vader van de bruidegom, alsmede Gijsbrecht de Cock van Opijnen, domproost te Utrecht, en Hendrik van Est, respectievelijk oom van moederszijde en zwager van de bruidegom. Ook Willem van Gulik de natuurlijke vader van de bruid, wordt in verschillende akten genoemd. De familie Van Kuyc en dus ook de maag-

schap is door gebrek aan nazaten heel klein geworden. Johanna van Kuyc, gehuwd met Willem van Gulik, de broer van Johanna, Katharina van Kuyc, gehuwd met Her- baren van Heukelom van Acquoy en Jutta van Kuyc, gehuwd met Willem Pieck, de zusters van Jan VI, heer van Cuijk, spelen geen enkele rol bij deze huwelijksvoor- waarden. Jan IV, heer van Hoogstraten en half Asten, zal gezien de verschillen van mening tussen Hendrik van Kuyc, heer van Rijkevorsel en half Asten, zijn vader, en Wenemar, heer van Cuijk, zijn oom, wel niet zijn uitgenodigd (zie Aleid de Cock van Opijnen).

Geneagram Algemeen 31.

De vierde groep voorwaarden bestaat uit een uitkristallisatie van de regelingen op- gesteld voor het huwelijk van heer Jan de Cock van Hemert met Heilwig van Nijen- rode92. Jan van Hemert, ridder, bevestigt hierin op 3 mei 145193, dat Gijsbrecht, heer

van Hemert, zijn vader, bij de voornoemde huwelijksvoorwaarden de heerlijkheden Hemert, Delwijnen en half Kerkwijk, tegen een levenslange jaarrente van 400 Wil- helmusschilden en 80 kapoenen, aan hem heeft afgestaan. Peter van Hemert, abt te Berne, zijn oom, Jan van Rossum, heer van Zoelen, zijn neef, en Dirk van Brakel, Jansz., zijn zwager, zijn namens de maagschap hiervan getuige.

Geneagram Huwelijksvoorwaarden 1a t/m d en 2.

De vijfde groep voorwaarden is opgesteld voor het huwelijk van Jan van Heinsberg, zoon van Godfried en Mechteld van Loon, heer van Dalenbroek, (1324-†1334), en Katharina van Voorneburg, dochter van Hendrik en Heilwig van Kuyc, vrouwe van Acquoy, (1324-1364)94. Het bestaan van dit huwelijk volgt o.a. uit de aantekening in

het register Voorne O.Q (LRK, nr 431), fol. 3v95 in het archief van de heren van

Voorne en burggraven van Zeeland. De notitie luidt ‘Item enen brief roerende van een hylic tusschen Janne Godevairtsz., here van Hensberch, etc. ende joncfrouwen Katrinen der joncfrouwen van Vornenburch, besegelt mit XVII segelen’. In het ge- melde register wordt op de keerzijde van de niet-gefolieerde titelpagina de verkla- ring gevonden, dat de stukken, afkomstig zijn uit de archiefkist van de vrouwe van Voorne, en overgeleverd zijn aan Jan van Beieren, nu heer van Voorne. Het archief was dus opgeborgen in een kist, waarvan genoemd register summier de inhoudsop- gave weergeeft. In deze kist bevonden zich dus ook de huwelijksvoorwaarden van Jan en Katharina die met de andere oorkonden in de kist aan Jan van Beieren, heer van Voorne, zijn overhandigd. Er is tot nu toe nog op geen enkele manier aan de betrouwbaarheid van dit register getwijfeld. Wij mogen er dus van uitgaan dat de huwelijksvoorwaarden van Jan en Katharina bezegeld met 17 zegels in de archiefkist aanwezig zijn geweest. Jammer genoeg kunnen de voorwaarden voor genoemd huwe- lijk op basis van deze aantekening niet meer worden achterhaald, maar met de kennis van een viertal laat-middeleeuwse adellijke families uit de Nederlanden, alsmede het feit dat borgen familie van de oorkonder zijn en dat kinderen naar hun grootouders/ ouders/overgrootouders/overovergrootouders, worden vernoemd, kunnen de voor- en toenamen van de 17 zegelaars worden achterhaald.

Het huwelijk tussen Jan van Heinsberg en Katharina van Voorneburg zal in 1324 vóór 24 december96 - de sterfdatum van Jan, heer van Arkel, (1297-†1324) -

zijn ingezegend. De voorwaarden voor dit huwelijk zullen waarschijnlijk zijn geslo- ten tussen Godfried van Sponheim, heer van Heinsberg en Blankenberg, vader van de bruidegom, en Gerard, heer van Voorne en burggraaf van Zeeland, oom en voogd van

101

10024

schap is door gebrek aan nazaten heel klein geworden. Johanna van Kuyc, gehuwd met Willem van Gulik, de broer van Johanna, Katharina van Kuyc, gehuwd met Her- baren van Heukelom van Acquoy en Jutta van Kuyc, gehuwd met Willem Pieck, de zusters van Jan VI, heer van Cuijk, spelen geen enkele rol bij deze huwelijksvoor- waarden. Jan IV, heer van Hoogstraten en half Asten, zal gezien de verschillen van mening tussen Hendrik van Kuyc, heer van Rijkevorsel en half Asten, zijn vader, en Wenemar, heer van Cuijk, zijn oom, wel niet zijn uitgenodigd (zie Aleid de Cock van Opijnen).

Geneagram Algemeen 31.

De vierde groep voorwaarden bestaat uit een uitkristallisatie van de regelingen op-