• No results found

9 IV.4 Karaktermoord op Heinrich Müllers.

V.4. Gebruik mannelijk en vrouwelijk zegel.

Het is opvallend, dat mannen in de middeleeuwen veel vaker zegelden dan vrouwen. Van de 787 vermeldingen en afbeeldingen van zegels van wereldlijke personen in de studie over de Nederlandsche zegels tot 130056 hebben er 755 betrekking op mannen

en slechts 32 op vrouwen. In het onderzoek naar de vorsten van Merode57 staan in to-

taal 174 afbeeldingen van zegels van telgen uit het dit geslacht alsmede hun dochters en echtgenoten afgebeeld. Dit zijn 146 mannelijke en 28 vrouwelijke familieleden. Hetzelfde speelt zich af in de studie over de familie Berthout58. Hierin zijn in totaal

167

166

13

ongeveer 112 ruiter-, tegen-, geheim-, jacht- en wapenzegels (vaak van verschillende typen) van leden van dit geslacht alsmede hun dochters en echtgenoten afgebeeld. Hiervan hebben er 83 betrekking op mannen en 29 op vrouwen. De oorzaak hiervan is dat de vrouwen in vergelijking met de mannen bij het zegelen duidelijk minder moge- lijkheden hadden.

Volgens Antheun Janse59 trouwden ridders en knapen doorgaans met dochters

van andere ridders en knapen. In principe trouwden lage edelen met dochters van lage edelen en hetzelfde gold mutatis mutandi voor de hoge en modale adel. Met uit- zondering van de hoge adel koos de ridderschap zijn huwelijkspartner niet alleen bin- nen de eigen groep, maar ook over het algemeen binnen de eigen streek. Het huwelijk werd gesloten op advies van en in overleg met familie en vrienden. De minderjarige en getrouwde vrouwen waren niet handelingsbekwaam. Dat betekende, dat zij niet zelfstandig een overeenkomst konden afsluiten. Alleen met medewerking van een voogd - vader/schoonvader/echtgenoot - kon een vrouw rechtshandelingen verrichten. Als de toekomstige partners nog minderjarig60 waren lag het voor de hand dat de ver-

wanten - ouders, ooms en broers - het initiatief namen en het huwelijk arrangeerden. De stem van het minderjarige kind werd niet of nauwelijks gehoord. In de 14e en 15de

eeuw was de huwbare leeftijd voor meisjes twaalf en voor jongens vijftien jaar. Bij minderjarige bruidsparen kon geen huwelijk worden gesloten laat staan dat het werd geconsumeerd. In het kanonieke recht ging het dan om een verloving. De eigenlijke huwelijkssluiting vond plaats wanneer de partners meerderjarig waren geworden. Dat neemt niet weg dat ook de verloving in het kanonieke recht als onverbrekelijk werd beschouwd. Bij minderjarigheid was toestemming van de familie en vrienden vereist. Met familie en vrienden wordt de maagschap van de huwelijkskandidaten bedoeld, dat wil zeggen zijn/haar verwanten van vaders- en moederszijde. Bij minderjarigheid werd in het huwelijkscontract vaak een bepaling opgenomen over de periode tussen de sluiting van het huwelijkscontract en de daadwerkelijke voltrekking van het huwe- lijk.61 In het leven van de vrouw speelde de voogd een belangrijke rol. Tot aan hun

twaalfde levensjaar stond het meisje onder de voogdij van haar vader. Een huwelijk, dat mogelijk was op twaalfjarige leeftijd, werd meestal niet eerder dan op vijftienjarige leeftijd voltrokken en geconsummeerd. In de tussenliggende periode bleef het meisje thuiswonen of werd aan de zorgen van haar toekomstige schoonfamilie toevertrouwd. In het eerste geval bleef haar vader de voogd en in het tweede geval werd haar toe- komstige schoonvader dat. Nadat het huwelijk was voltrokken stond de vrouw onder voogdij van haar echtgenoot. Wanneer deze overleed, veranderde het leven van de middeleeuwse vrouw ingrijpend. Zij stond niet langer onder voogdij van haar echt- genoot, maar werd handelingsbekwaam. Ook na een tweede huwelijk bleef zij hande- lingsbekwaam. Het huishouden waarin zij haar taak had vervuld, was uiteengevallen. Haar zogenaamde steun en toeverlaat had zij verloren. Hoe moest dit nieuwe bestaan in een samenleving, waarin het volledige gezin met een mannelijk hoofd als norm werd beschouwd, nu worden ingericht? Hoe diende zij met haar verworven vrijheden om te gaan? De stereotiepe ware weduwe was vroom en contemplatief en leidde een terug- getrokken bestaan62.

Bij de ontwikkeling van het vrouwelijke zegel zal worden gesignaleerd dat - in landsheerlijke families en de hoge adel - ook vrouwen meestal een zegel hadden. In de modale en lage adel, zoals Van Kuyc, Van Broekhuizen en De Cock, was dit lang niet altijd het geval. Binnen de modale en lage adel, werden vrouwen als niet hande- lingsbekwaam gezien. Dat betekende, dat zij niet zelfstandig een overeenkomst konden sluiten. Alleen met medewerking van een voogd - vader/schoonvader/echtge-

noot - kon een vrouw rechtshandelingen verrichten. Hogere vrouwelijke geestelijken (abdissen en thesauriersters) en weduwen konden zelfstandig een overeenkomst af- sluiten. Daarnaast kan niet aan de indruk worden ontkomen, dat slechts bepaalde ca- tegorieën vrouwen voor het bezit en gebruik van een zegel in aanmerking kwamen. Worden de vrouwelijke zegels van de bovenstaande drie families bekeken, dan blijkt dat de dochters uit de families Van Kuyc, Van Broekhuizen en De Cock die een zegel hadden/ gebruikten - enige onverklaarbare uitzonderingen buiten beschouwing gelaten - vrouwen uit de hoge adel, erfdochters, geestelijke dochters of weduwen waren. Naar het zich laat aanzien was dus geen juridische maar een sociale maatstaf beslissend (Ap- pendix V.2).

Conclusie.

In het hoofdstuk getuigenissen is naar voren gekomen dat vrouwen in rechtshande- lingen, waaronder borgstellingen, huwelijksvoorwaarden en voogdijstellingen, wel voorkomen maar feitelijk geen (mede)beslissende rol spelen. Alleen bij mageschei- den en testamenten, het betreft dan meestal haar eigen goederen, speelt de vrouw een doorslaggevende rol. Ondanks die beperkte kansen van vrouwen tot het verrichten en dus bezegelen van rechtshandelingen, is het aantal zegels van vrouwen toch opval- lend. Binnen de adellijke families was - in verband met de vrouwelijke handelings- onbekwaamheid - het bezit en gebruik van het vrouwelijke zegel sterk ingeperkt. Bij de lage adel kwamen slechts bepaalde categorieën vrouwen voor het bezit en gebruik van een zegel in aanmerking. Dit waren erfdochters, geestelijke dochters (abdis of thesaurierster) en weduwen. Aangezien vrouwelijke zegels in vergelijking met manne- lijke zegels duidelijk in de minderheid zijn moet elk gevonden vrouwelijk zegel wor- den gekoesterd en goed worden geïnterpreteerd. Vrouwelijke zegels zijn ook voor de genealogie van belang, omdat deze zegels vaak patri- (vader/echtgenoot) en matri- lineaire (vader/moeder) informatie geven. Dit zal eens te meer blijken als in de vol- gende paragrafen eerst de dynamiek van het mannelijke wapen en daarna die van het vrouwelijk wapen worden geanalyseerd.