• No results found

De reviewstudies en meta-analyses hebben de stand van kennis op het gebied van vakkenintegratie geen onverdeeld goede dienst bewezen. Vooral de reviewstudies betrekken allerlei soorten publicaties in hun betoog, waarbij de kwaliteit en het karakter zeer verschillen. Een zekere graad van wensdenken lijkt de schrijvers van deze studies niet vreemd te zijn geweest. Om te kunnen beweren dat vakkenintegratie werkt, is eclectisch omgegaan met

bewijsmateriaal, ongefundeerde getuigenissen naast degelijke empirische Conclusie | Bij de manier waarop deze meta-analyse is uitgevoerd, zijn vraagtekens te plaatsen. De auteurs besteden weinig aandacht aan de verschillende soorten integratie waarvan zij de effecten in één categorie middelen. In een aantal gevallen lijkt niet alleen sprake te zijn van het samenvoegen van vakken, maar ook van het invoeren van nieuwe didactiek (onderzoekend en ontwerpend leren, inzet van technologie, concept-context) of professionalisering van docenten. Ook is in een aantal gevallen sprake van nieuwe vakinhouden (zoals robotica en ‘principles of technology’), waarbij de vergelijkingsgroep die vakinhoud niet aangeboden kreeg. De effectgroottes van de gevonden studies lopen nogal uiteen en tenderen zowel in negatieve als positieve richtingen. Algemene conclusies zijn dan ook moeilijk te trekken. Misschien is het volgende te constateren:

- Integratie van wiskunde en natuurwetenschappen kan leiden tot een verbeterde attitude t.a.v. wiskunde.

- Integratie van natuurwetenschappen en technologie kan leiden tot het ontwikkelen van natuurwetenschappelijke geletterdheid (inzicht in het belang van natuurwetenschappen in het dagelijks leven).

- In een enkel geval (twee studies) heeft integratie van wiskunde en natuurwetenschappen geleid tot betere prestaties.

In de meeste studies die een positief effect van integratie vonden, lijkt intensief te zijn ingezet op samenwerking tussen en professionalisering van docenten en lijkt vaak ook een activerende didactiek te zijn toegepast, zodat het effect van vakkenintegratie op zichzelf eigenlijk niet vast te stellen is.

III Conclusies

De reviewstudies en meta-analyses hebben de stand van kennis op het gebied van vakkenintegratie geen onverdeeld goede dienst bewezen. Vooral de reviewstudies betrekken allerlei soorten publicaties in hun betoog, waarbij de kwaliteit en het karakter zeer verschillen. Een zekere graad van wensdenken lijkt de schrijvers van deze studies niet vreemd te zijn geweest. Om te kunnen beweren dat vakkenintegratie werkt, is eclectisch omgegaan met

60

studies, en ’integratie’ van allerlei soort en kleur (tot en met tuinonderwijs op de basisschool). Wie van de achterliggende publicaties geen kennis neemt, valt dit op geen enkele manier op, want de schrijvers van de reviews waarschuwen hun lezers niet.

De meta-analyses doen het iets beter, maar ook daar is de mate van uiteenlopendheid van de interventies waarvan effectgrootten en daarop gebaseerde gemiddelden worden berekend, heel groot. Studies kunnen over allerlei onderwijstypen gaan (van de eerste jaren van het basisonderwijs tot en met de eerste studiejaren in het hoger onderwijs), allerlei vakkencombinaties komen aan de orde, en ook is niet altijd duidelijk dat daadwerkelijk effecten van vakkenintegratie zijn gemeten.

Als we de balans opmaken van de gehele onderneming in dit hoofdstuk, die startte met een honderdtal studies, blijven er 28 studies over die op een serieus te nemen manier hebben geprobeerd iets te vinden over de effecten van vakkenintegratie: vijf via de reviewstudies, elf via Hartzler, daarbovenop nog zeven via Hurley, en daarbovenop nog vijf via Becker & Park. Verreweg de meeste daarvan melden heel kleine negatieve of positieve effecten, of geen effecten. Vier studies laten op geloofwaardige wijze effecten zien die een meer dan verwaarloosbare grootte hebben: Friend (1985) voor

natuurwetenschappen in leerjaar 1 van het voortgezet onderwijs, die profiteerden van de daarop gerichte wiskunde, Satchwell & Loepp (2002) en Wiltshire (1997) voor geïntegreerde wiskunde en natuurwetenschappen in het derde leerjaar VO, waarvan beide vakken profiteerden en Schaefer (1996) voor een programma met geschiedenis en taal in het eerste leerjaar VO, waarvan de taal profiteerde. Zulke positieve effecten op taal (lezen, taalbeheersing) in gevallen waarin taal in een vakmatige context wordt bestudeerd, meldden ook de studies van Guthrie, et al. (2000) voor het basisonderwijs (groep 5 tot 7) voor taal ingeschakeld bij natuurwetenschap (of omgekeerd) en Hinde, et al. (2007) voor taal en aardrijkskunde in het basisonderwijs.

Daarom kunnen we vaststellen dat in de meeste situaties niet of nauwelijks effecten van vakkenintegratie zijn gevonden. In enkele gevallen zijn er aanwijzingen dat het integreren van wiskunde en natuurwetenschappen kan helpen, vooral waar het gaat om de in de natuurwetenschappen toepasbare wiskunde, die de beheersing van de natuurwetenschappen ten goede kan komen en positievere houdingen ten opzichte van wiskunde kan opleveren. Verder zijn er redenen om te denken dat het leren van taal in een inhoudelijk

kader positief kan werken (Marri, et al., 2011). Taal en vakinhoud kunnen elkaar waarschijnlijk wederzijds gunstig beïnvloeden. In Nederland zouden we dan spreken van ‘taalgericht vakonderwijs’, waarvan de verdiensten wel zijn aangetoond (Elbers, 2012; Hajer & Meestringa, 2015).

62

4 Voor- en nadelen van geïntegreerd

onderwijs

In dit hoofdstuk bespreken we onze eerste onderzoeksvraag: Welke voor- en nadelen van geïntegreerd onderwijs worden vanuit de curriculumtheorie onderscheiden en in hoeverre zijn deze empirisch onderbouwd? Over de veronderstelde voordelen van geïntegreerd onderwijs is veel in de literatuur te vinden, omdat een groot deel van wat er over geïntegreerd onderwijs is geschreven het karakter heeft van ’testimonials’, ‘how-tos’, of ‘unit/activity

ideas’ (Czerniak & Johnson, 2014, p. 401) of van ‘anecdotal and classroom based accounts, as well as opinion papers’ (Adler & Flihan, 1997, p. 2). In zulke

geschriften waarin met voorbeelden wordt getoond ‘hoe je het moet doen’, worden de veronderstelde voordelen daarvan mede beschreven. Het zoeken naar nadelen in de literatuur is moeilijker. Er zijn publicaties van verklaarde tegenstanders die soms niet veel meer behelzen dan dat de geclaimde voordelen niet aangetoond zijn. In meer recente literatuur wordt echter ook op meer overdachte wijze over mogelijke nadelen gesproken. Die zullen we in dit hoofdstuk dan ook aan de orde stellen. We maken bij de bespreking van deze onderzoeksvraag ook gebruik van het resultaat van onze analyse van bestaande overzichtsstudies in het vorige hoofdstuk.

I Voordelen