• No results found

De humanistische strekking van het lager onderwijs, door Gustaaf Segers

Geen onderwijs zal mij vermoeien noch verdrieten. VONDEL.

I.

Over het belang der humanistische studiën in het middelbaar onderwijs, - over de wijze, waarop deze behooren ingericht te worden, - over de middelen, welke dienen aangewend, om deze studiën de uitslagen te doen opleveren, welke men ervan mag verwachten, - werden uitgebreide, geleerde verhandelingen geschreven. Zelfs bestaan daarover zeer uiteenloopende meeningen; het ligt buiten mijnen weg deze te

bespreken.

Over de humanistische strekking van het lager onderwijs werd tot heden weinig of niet gehandeld.

Mij dan komt het voor, dat deze uitdrukking ‘humanistische strekking van het lager onderwijs’, bij velen een ongeloovig, zelfs een medelijdend schouderophalen zal teweegbrengen.

Alles komt er op aan, wat men door het begrip ‘humanistische strekking’ verstaat; al te dikwijls, en hier vooral, doet een woord dienst, waar begrippen ontbreken. Ik stel mij voor over deze aangelegenheid enkele bedenkingen mede te deelen:

Eerst past het, het begrip zoo juist mogelijk te omschrijven. ‘HUMANITEITbeteekent, in algemeenen zin, het karakter der

dier-lijke (bestialiteit, brutaliteit). Het bestaat in de veredeling der ethische en verstandelijke eigenschappen, welke den mensch kenmerken, vooral der ethische, en valt daarom samen met het begrip der hoogere zedelijkheid (hier in den zin van beschaving). Wat den beschaafden mensch van den onbeschaafden en ruwen onderscheidt, is, aan den eenen kant,

zelfbeheersching en bezonnenheid; aan den anderen, een levendig belangstellen in de algemeene welvaart zijner medemenschen. Doch, reeds in de Oudheid, vooral door Cicero, heeft zich, benevens dit oorspronkelijk begrip der humaniteit, de nevenbeteekenis eener uitdrukking van het menschelijk (humaan) karakter door de teekens eener zich luchtgevende vroolijkheid, vriendelijkheid, fijnheid, hoffelijkheid en beleefdheid in de handelwijze, vastgeknoopt, zoodat men dikwijls, onder de benaming ‘humane handelwijze’ ook slechts eene zachte, toegevende handelwijze verstaat, in plaats van eene onmeedoogende en doortastende. Uit een, door tijdsomstandigheden eigenaardig gekleurd streven naar Humaniteit,

ontstond, in den tijd der Hervorming, het HUMANISMUS, in

tegenoverstelling der SCHOLASTIEKof kloostergeleerdheid, welke zich

uitsluitend met geopenbaarde of goddelijke dingen bezighield. Daaronder begreep men alle pogingen tot eene zuiver menschelijke ontwikkeling, gelijk hare grondtrekken uit de werken der klassieke schrijvers der Oudheid zich vertoonden. Men noemde deze studiën de menschelijke of de

Humaniora, en die zich daarop toelegden de Humanisten. Wijl tot zulke

studiën de onontbeerlijke en eenige sleutel in eene betere en grondiger kennis der oude talen en oude schrijvers bestond, zoo werd daarmede te gelijkertijd het begrip van het Humanismus op de wetenschappelijke kennis dezer talen, niet slechts uitgebreid, maar zelfs dikwijls beperkt, en vanlieverlede het opvoedingsstelsel, hetwelk de ontwikkeling hoofdzakelijk op de Philologie, als het grondig aanleeren van het Latijn en het Grieksch

bouwde, het HUMANISMUSgenoemd. Dit stelsel was, sedert de

wederherstelling in het Westen, het overheerschende(1)

.

II.

Hier is over de middelbare humaniora spraak; men verstaat daardoor vrij algemeen de studiën, die gedurende zes of zeven jaren in de middelbare onderwijsinrichtingen van den eersten graad gebeuren, en waar de Latijnsche en Grieksche talen de hoofdvakken van het programma uitmaken. Tegenover

(1) BROCKHAUS: Conversations Lexikon. Zwölfte umgearbeitete, verbesserte und vermehrte

Auflage. VIII, blz. 440.

deze humanistische studiën staan de zoogenaamde beroepsstudiën, waar de wetenschappen en levende talen tot grondslag van het opvoedingsstelsel dienen. Gewoonlijk worden de humanistische studiën als voorbereiding tot het hooger onderwijs beschouwd.

Indien men een oogenblik over het ware wezen van het humanisme nadenkt, ‘de veredeling der ethische en verstandelijke eigenschappen, der ethische vooral’, zal men erkennen, dat het volk daar in ruimere mate meer behoefte aan heeft, dan zij, wier leertijd schier geheel hun leven duurt, - al is het begrip humaniora, met het oog op het middelbaar onderwijs, van een geheel anderen omvang, dan wat hier bedoeld wordt, en al verschillen de middelen, die dienen aangewend om het nagestreefde doel te bereiken, oneindig.

Het onderwijs, het lager onderwijs, de geleidelijke ontwikkeling van het kind, is reeds, in zekeren zin, humanisme. De leerling verkrijgt kennissen en vaardigheden, die alle bijdragen om hem behendiger, bekwamer te maken. Let wel op, dat al de leervakken, gansch de leerstof, eene opvoedende kracht hebben, of ten minste hoeven te hebben, om ook humanistische kracht te erlangen. Het woord ‘opvoedende kracht’ heeft hier dezen zin, dat het onderricht moet bijdragen ter algemeene ontwikkeling, d.i. ter verstandelijke en zedelijke ontwikkeling van den mensch. Over de opvoeding in den engeren zin, wat men in het Fransch l'Éducation noemt, zal later gehandeld worden De opvoeding, in haren ganschen omvang genomen, hoeft licht in de hoofden en lucht in de harten te brengen. Aldus verstaan, kan het begrip door ons woord

Vorming, wellicht nog beter door Bildung omschreven worden; men stelt zich aldus

den menschelijken geest, neen, den ganschen mensch, als een ruwen klomp voor, waaraan een behaaglijke vorm wordt gegeven, die tot een beeld gevormd wordt.

III.

Het scheelt echter veel, of allen die zich met onderwijsleer inlaten, deze humanistische inrichting en richting der volksontwikkeling behartigen. Volgens niet weinigen ligt het doel, hetwelk de school heeft na te streven, op een gansch anderen weg.

Men oordeele:

Op het Congres voor Werelduitbreiding, dat. in 1905, te Bergen gehouden werd,

zegde de heer ARMANDRODDE:

‘Quoique l'exemple ne soit guère flatteur pour nous, voyons comment on ‘cultive’ plantes et animaux; d'abord on s'inquiète du but à atteindre. A quoi doit servir ce cheval? Quelle utilité peut rendre cette pomme de terre? etc. On en déduit les qualités que doit posséder la plante où l'animal pour acquérir le plus de valeur et on les soumet à un régime éducatif qui développera le plus possible ces qualités. Il est à noter que ces encouragements seront nombreux. Outre les bénéfices certains de l'entreprise, il faut compter les succès d'exposition, les primes

gouvernementales, les rubans multicolores, les commandes de l'Etat, etc. Eh bien, puisque ces méthodes donnent de bons résultats, pourquoi ne les

emploierait-on pas à l'éducation humaine(1)

?

In deze woorden werd een nieuw programma voor ons volksonderwijs blootgelegd;

de grondtrekken werden daarvan althans aangeduid(2)

. Niet alleen werden op dit Congres ter Werelduitbreiding nieuwe programmas ontwikkeld, er werden ook nieuwe leerwijzen uiteengezet; het Congres was het eens om het onderricht in een gansch nieuwe richting te drijven.

En het ergste was, dat onze Staats-en Schooloverheden deze richting bijtraden, goedkeurden en met alle middelen ondersteunden, die hun ten dienste stonden.

Gedurende jaren werd op onze onderwijzersconferentiën haast over niets gehandeld dan over de ‘aanpassing der school aan de Werelduitbreiding’. In andere woorden: de

verstoffelij-(1) Congrès international d'expansion économique mondiale, tenu à Mons du 24 au 28

septembre, 1905, sous le haut patronage du Roi et du Gouvernement belge. In de Verslagen en Mededeelingen, die verscheidene boekdeelen beslaan, heeft elk uitgebracht verslag bijna zijne eigene bladteekening. Zie mijne verhandeling: Het Utilitarismus

in het Onderwijs (Verslagen en Mededeelingen der Koninklyke Vlaamsche Academie, Jaargang 1907, blz. 883).

(2) Dit wil niet zeggen, dat de verstoffelijking, het Utilitarismus, vroeger in ons volksonderwijs onbekend was, - maar te Bergen werd het voor goed ingehuldigd.

king, het utilitarismus van ons onderwijs, vierden gansch het land door vrijen toom(1)

. Zulk onderwijs moest noodzakelijk noodlottige gevolgen hebben, daar het het streven naar stoffelijk genot, het najagen van uitslagen, die nooit konden bereikt worden, in den geest onzer leerlingen moest storten en ontwikkelen. Door zulk onderwijs moest die geest uitsluitend op stoffelijke doeleinden gericht worden, en van daar tot ontevredenheid, tot staatkundige en maatschappelijke ontevredenheid, is de afstand gering.

Daar men het aankweeken van dieren en planten als model ter opleiding en opvoeding van den mensch voorstelde, kon deze opvoeding onmogelijk zuiver men chelijk zijn.

Het was niet al. Vooreerst werden onze schoolprogramma's op belachelijke wijze overladen: wetenschappen en nog wetenschappen. Hij, die iets nieuws kon uitvinden, wat in de lagere school zou geleerd worden, was de man; niet ééne vreemde, maar

verscheidene talen moesten onderwezen worden(2)

.

Ook l'économie vivante, actuelle, expansioniste, qui est à créer(3)

en nog veel meer, waarover wij vroeger nooit hoorden, moest geleerd worden: het wat moest geheel en al veranderd, het hoe

(1) In Het Utilitarismus in het Onderwijs, schreef ik o.a.: ‘Ik beroep mij op het gezag van Dr. KEHR, die als methodieker misschien niet geëvenaard wordt, om onze overheden, om ons onderwijzend personeel tegen de richting te waarschuwen, waarin men ons onderwijs, ons volksonderwijs drijft, en dat onfeilbaar noodlottige gevolgen moet hebben’. Verslagen en

Mededeelingen, blz. 930.

(2) ‘Qu'on nous permette de dire toute notre pensée: il nous paraît possible et nécessaire d'apprendre dès le début les rudiments de plusieurs langues étrangères à la fois.’ Congrès

international d'Expansion mondiale. Travail préparatoire à la troisième conference

het onderste boven geworpen worden. Veel en gauw: dat was het wachtwoord.

Het Festina lente, non multa sed multum, dat was goed voor verachterden, voor

reactionnaires. Het verwerken der leerstof, - het onderwijs als middel ter geleidelijke, harmonische ontwikling van den mensch, - de opvoeding, in de verheven beteekenis van het woord, - dit alles had voor de heeren, die den hoogen toon voerden, niet het minste belang.

De gevolgen konden niet uitblijven.

Ik spreek hier niet eens over de beweenlijke uitslagen, welke dergelijk onderwijs moest opleveren, en inderdaad ook opleverde. Men moest ziende blind zijn, men moest het wezen van het lager onderwijs nooit hebben leeren kennen, om niet te voorzien, dat al die vreemde dingen tot niets goeds zouden leiden, tot niets goeds konden leiden. Ik, althans, heb vele onderwijzers ontmoet, die, ofwel hartelijk lachten, of meer nog, verontwaardigd verklaarden, dat dit alles op tijdverlies moest, en zou uitloopen. Hooge overheden, opzieners, eilaas, die het beter hadden moeten weten, moedigden dit spel aan; zij, die niet medededen, stonden niet in een goeden geur; deze karakterloosheid sloeg op hunne onderhoorigen over; niet weinigen, die voelden uit welken hoek de wind blies, deden mede. Zij konden ook bezwaarlijk anders; immers hunne overheden legden hun de leerstof op, stelden in niets anders belang; terwijl, zoowel in omzendbrieven, mondelinge en schriftelijke aanbevelingen, als tijdens de schoolbezoeken, en op de conferentiën, de nieuwe leer met geestdrift werd verkondigd.

Herhaalde malen heb ik over deze treurige epizoden uit de geschiedenis van ons volksonderwijs gehandeld; heb ik dit aanrukken en voorwaartsschrijden van dit belachelijk Amerikanismus, in zake van volksonderricht betreurd; heb ik niet opgehouden op de heillooze gevolgen te wijzen, welke daaruit, vooral met het oog op de opvoeding, op de esthetische opvoeding, op het humanisme moesten

voortspruiten(1)

.

(1) Zie o.a. ‘Onze Taal in het Onderwijs’; - ‘De Voertaal van het Onderwijs’; - ‘Het Utilitarismus

in het Onderwijs;’ - ‘Pedagogische Betrachtingen’; - ‘De Moedertaal en de tweede Taal in de Lagere School; - ‘Stemmen uit den Vreemde’; - ‘De Ontwikkeling van het

Nationaliteitsgevoel’ -, door de Koninklijke Vlaamsche Academie uitgegeven.

IV.

De hoofdredenen, waarom dit opeenhoopen der leerstof door alle voorstanders van een degelijk onderwijs, van eene gezonde volksopvoeding, krachtdadig moeten te keer worden gegaan, zijn tweederlei, ofschoon zij in den grond slechts één uitmaken.

Dit onderricht der wetenschappen, die niet kunnen verduwd worden, doodt het gevoel, den idealiteitszin, leidt onweerstaanbaar naar verstoffelijking, naar bandeloosheid.

Het belet de noodige zaken te leeren, zonder welke geene ontwikkeling mogelijk is; waardoor de mensch alleen als mensch later voorwaarts kan schrijden.

Hier een woord over twee hoofdvakken: LEZENen SCHRIJVEN.

Voor niemand, die met de ware toedracht bekend is, is het een geheim: op onzen tijd, waarop in onze Volksschool dingen geleerd worden, die in de Universiteit op hunne plaats zijn, kunnen onze kinderen niet lezen. Ik spreek van met oordeel lezen. En men zou mij niet fel mogen uitdagen, of ik zou met de proef op de som bewijzen, dat, op meer dan eene plaats, waar zooveel zand in de oogen gestrooid wordt, het mechanisch lezen veel te wenschen overlaat.

Waar blijft dan nog het schoon lezen? Het uitgalmen van goed gekozen dicht- en prozastukken? Wie beseft niet in welke mate die tot de esthetische, humanistische, zedelijke vorming kan bijdragen?

En het schrijven? Ik versta daardoor het opstellen.

Hierover bestaan geene twee verschillende meeningen. De uitslagen zijn in Vlaamsch-België niet wat ze zouden moeten zijn, dit wordt algemeen en luide erkend. Op een der laatste onderwijzersconferentiën der provincie Brabant werd naar de oorzaken daarvan gevraagd. Deze oorzaken worden al te dikwijls gezocht, waar ze niet te vinden zijn. De zaak kan hier niet op doelmatige wijze behandeld worden. Het zij genoeg te verzekeren, dat het opstellen geen vak op zich zelf is, doch, dat gansch het onderwijs daartoe strekken moet. Opstellen is het uitdrukken van onze gedachten en gevoelens door de taal; door de ontwikkeling der gedachten en gevoelens, en der taal, wat samengaat: daardoor alleen worden ernstige, duurzame uitslagen in het opstellen verkregen.

Onverteerbaar, oppervlakkig onderwijs, gaat rechtstreeks tegen het opstellen in, omdat het tijd ontneemt, die daar moet aan besteed worden.

Wonder is het wel, dat zulke eenvoudige zaken niet door elkeen gevat worden. Men wil het kind leeren gelijk men een paard dresseert. gelijk men eene plant veredelt. Maar ziet men dan niet, dat dit paard, dat deze plant nooit het bewustzijn hunner veredeling kunnen hebben? Men leert drie talen te gelijk van jongs af. Men leert staathuishoudkunde en werelduitbreiding. Hoe kan dit alles met den leerling samenvloeren, hoe kan hij daartoe een passenden vorm krijgen? Dat onderwijs van al die zaken, die er boven op blijven liggen ik spreek nog niet van het tijdverlies -gaat rechtstreeks tegen de geestesontwikkeling, en dus tegen het opstellen in. Want een leerling stelt op, gelijk hij is. Zijn opstel is hij zelf. Waar ver uiteenloopende zaken onderwezen worden, waar het woordenonderwijs in de plaats van het

zakenonderwijs treedt, waar aldus de leerlingen aan oppervlakkigheid gewend worden, kan men nooit uitslagen in het opstellen verkrijgen. Waar geen voorraad vergaard wordt, kan niets worden gegeven. Hoe komt het dat leerlingen, studenten, die jarenlang allerlei dingen hebben bestudeerd, als zij een opstel, een allereenvoudigst opstel te maken hebben, met zulke ongerijmdheden, zulke belachelijke dwaasheden voor den dag komen, dat de eenvoudigste man, die een luttel gezond verstand te zijner beschikking heeft, zoo iets niet begrijpt? In welke taal het opstel ook geschreven zij, het krielt van de schromelijkste feilen: kort, de vorm is zoo erbarmelijk als de samenhang en het verband. En met zulke leerlingen is niets meer aan te vangen: zij zijn zoodanig gewend dingen te aanhooren, die zij niet begrijpen, die over hen heenspoelen, dat zij niet weten, dat het anders kan en moet. Zij weten niet dat die leerstof deel moet uitmaken van hunne personaliteit en, met de taal, den vorm samenvloeien. Om te leeren opstellen moet de mensch ontwikkeld worden, want de mensch alleen kan opstellen: men neemt daarin uit, naarmate men mensch is.

Oefeningen zijn zeker noodig; maar eene lagere school, waar al wat onderwezen wordt, al is de stof dan ook niet uitgebreid, goed wordt opgevat, verwerkt, - waar de taal gelijken tred houdt met de leerstof, - daar wordt het opstellen, daar wordt het humanisme bevorderd. D[...]t kent daarentegen geen ergeren vijand dan een verstoffelijkt, onverduwbaar onderwijs.

Lezen en schrijven vooral ontwikkelen den mensch, als mensch: daardoor komt men op den weg der verheffing en veredeling.

BILDERDIJKis hier onze pedagoog:

Wie lezen en goed schrijven kan Wordt eindlijk een verstandig man(1)

.

V.

Alle onderwijs, dien naam waardig, heeft, wel beschouwd, in den grond, eene humanistische strekking, aangezien het de menschelijke vermogens ontwikkelt: d.i. die vermogens, welke den mensch alleen eigen zijn, hem als mensch kenmerken, hem van de andere wezens onderscheiden. Het ontwikkelen van die vermogens is dus den mensch, als mensch, ontwikkelen. Het is daarom dan ook, dat men gezegd heeft, dat het onderwijs geenszins tot doel heeft, of mag hebben, den leerling tot timmerman, smid, klerk of technieker voor te bereiden; de leerling moet tot mensch ontwikkeld; het kind moet als den vader, als de moeder, van den man, van de vrouw, worden betracht.

Het onderwijs zal dus menschelijke, humanistische kracht bezitten, indien het ontwikkelende kracht bezit; en deze bezit het slechts, indien de leerstof met den geest des leerlings, met zijne personaliteit samenvloeit, zich daarmede vereenzelvigt. Dit is niet mogelijk, tenzij het onderwijs voor den leerling aangepast zij: en het onderwijs, dat in de laatste jaren, door alwie invloed en gezag had, aangeprezen werd,

beantwoordde aan die vereischte niet, kon daar niet aan beantwoorden. Men zal begrijpen dat ik er niet aan denken kan, de eigenschappen van een humanistisch onderwijs op volledige wijze te bespreken. Daarover bestaan voortreffelijke handboeken over methodeleer.

Bij één onderwijsvak hoef ik stil te staan: de moedertaal. Herhaalde malen heb ik daarover gehandeld, en nooit kon ik over het lager onderricht spreken of schrijven, of het onderricht in de moedertaal trad op den voorgrond. Al deze opstellen hadden dus rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel de humanistische strekking van het lager onderwijs te bevorderen.

Het komt mij niet gepast voor het hooge belang van het onderricht der moedertaal andermaal te doen uitschijnen. Mij is geen enkelen pedagoog van gezag bekend, die niet verklaart, dat de moedertaal het hoofdvak der lagere school hoeft te zijn en dit niet met klem van redenen bewijst. Ja, de meesten, de grootsten, komen er voor uit, dat gansch het lager onderwijs taalonderwijs hoeft te wezen; zij gaan verder, en leeren, dat, waar dit onderricht niet op den voorgrond staat, onmogelijk wezenlijke, duurzame uitslagen verkregen kunnen worden.

Het is niet te begrijpen, dat dit niet door elkeen wordt ingezien; dat de

oppervlakkigsten den innigen, onverbreekbaren samenhang der moedertaal met den menschelijken geest, met gansch den innerlijken mensch, niet vatten, niet gewaar worden, en niet beseffen, dat, naarmate de taal ontwikkeld, gelouterd, veredeld wordt, ook den mensch diezelfde ontwikkeling, loutering, veredeling ten deel vallen; evenals, met de menschelijke volmaking, ook de volmaking zijner taal samengaat. Het een is zonder het ander onmogelijk; met het een houdt het ander noodzakelijk gelijken tred.

De taal is de vorm van den innerlijken mensch; zij is de gedachte, de

gekristalizeerde gedachte. Deze en andere treffende bepalingen heeft men van de moedertaal gegeven. Zij zijn echter slechts betrekkelijk waar. Want, indien men, in zekeren zin, kan aannemen, dat de taal de vorm van de gedachte, en het gevoel de gekristalizeerde gedachte is, duidt dit alles slechts eene vergelijking aan. Wij moeten