• No results found

Wil de huisarts taken delegeren aan de praktijkassistente ?

lijk medisch-technische verrichtingen (tabel 3). Geven van injecties was de grootste groep met een verrichtingengetal van 66

7. Wil de huisarts taken delegeren aan de praktijkassistente ?

A. Nijland

M. Pistor - Hendriks K.H. Groenier

B. Meyboom - de Jong J. de Haan

Nijland A, Pistor-Hendriks M, Groenier KH, Meyboom-de Jong B, De Haan J.

Wil de huisarts taken delegeren aan de praktijkassistente

?

(Aangeboden aan Tijdschrift Sociale Gezondheidszorg)

7.1 Samenvatting

In dit onderzoek is, door middel van een enquête onder

436

huisartsen, nagegaan hoe de nederlandse huisartsen denken over het delegeren van taken aan de praktijkassistente en wat de factoren zijn die het delegeren beïnvloeden. Het blijkt dat de nederlandse huisarts positief staat tegenover delegeren. Een gediplomeerde assistente, een eigen werkruimte voor de assistente en het werken in een groepspraktijk of gezondheidscentrum zijn factoren die er voor zorgen dat huisartsen veel (kunnen) delegeren. Daarnaast blijkt dat tijdgebrek van de assistente de meest belemmerende factor is voor het delegeren. Een reëlere onkostenvergoe­

ding voor praktijk-assistentie zou meer dan de helft van de huisartsen er toe bewegen extra personeel aan te stellen en dat biedt de artsen de mogelijkheid meer te delegeren. Aan het delegeren van taken zou in de huisartsenopleiding meer aandacht kunnen worden besteed.

Bovengenoemde factoren kunnen leiden tot een andere taakverdeling tussen arts en assistente, hetgeen een oplossing kan zijn om de toenemende werkdruk het hoofd te bieden.

7 .2 Inleiding

Het ziet er naar uit dat de huisartsen het de komende jaren steeds drukker zullen krijgen en dat er meer van hen verwacht

zal

worden. Redenen daarvoor zijn onder meer: de toenemende vergrijzing, waardoor het aantal patiënten met chronische aandoeningen toeneemt; de thuiszorg; beleidsplannen betreffende implementatie van NHG-standaarden; automatisering van patiënten- en financiële administratie en (verplichte) nascholing. Bovendien hecht de overheid voor haar toekomstig beleid grote waarde aan preventie en vroegtijdige opsporing van hart- en vaatziekten en kanker, iets wat voornamelijk op de schouders van de huisartsen neerkomt. Dit laatste past in het substitutie-beleid de specialistische geneeskunde terug te dringen door versteviging van de eerste lijn, om zo de gezondheidszorg doelmatiger en ook goedkoper te maken.

Om het bovenstaande te realiseren

zal

de huisarts de nodige aanpassingen in de praktijkvoering en organisatie moeten doorvoeren• . Een mogelijkheid is (meer) delegeren aan de praktijkassistente2• Volgens Bruins en Weisz zou de huisarts alle taken moeten delegeren, die even goed of beter door personen met een kortere opleiding kunnen worden gedaan2•

Taakuitbreiding van de praktijkassistente past goed in het door het NHG gepropageerde standaarden beleid en het LHV basistakenpakket3·4•

Er zijn zekere voorwaarden voor het delegeren aan de assisstente: het moeten regelmatig voorkomende werkzaamheden zijn, de taken moeten in een protocol vastliggen (delegatie-modellen) , de arts en de assistente moeten gemotiveerd zijn en de patiënt moet het accepteren.2•5•6 Er bestaat een grote acceptatie door patiënten als het gaat om eenvoudige medisch-technische ver-richtingen; voor diagnostische functies ligt dat lager. 5789 Voor de acceptatie door de patiënten is het van belang, dat de taken van de assistente geleidelijk

worden uitgebreid. Daarbij moeten de patiënten goed worden voorgelicht over de gang van zaken in de praktijk. 2•5

Op

grond van de huidige beroepsopleiding van de praktijkassistente mag men verwachten dat zij een groot aantal taken zelfstandig kan uitvoeren.10 Zij moet volgens het beroepsprofiel van de Nederlandse Vereniging van Dokters Assistenten (NVDA) onder meer een eigen spreekuur kunnen houden voor bij-voorbeeld patiënten met hypertensie, diabetes of ulcus cruris. 11 Tevens kan zij een belangrijke rol spelen bij de automatisering van de medische administratie en bij het verrichten van preventieve taken (bloeddruk controles, immunisaties, cervix uitstrijkjes, e.d.). De Haan beschrijft in zijn dissertatie hoe hij dat in bepaalde kenmerken van de huisarts, de praktijkvorm en de assistente. De arts delegeert meer als hij/zij in een samenwerkingsverband werkt, volgens een afspraakspreekuur werkt, de assistente gediplomeerd is en de assistente over een eigen werkruimte beschikt. 13

Hoewel het delegeren niet direct van invloed lijkt te zijn op het totaal aantal werkuren van de huisarts, zijn er evenwel verschuivingen in de aard van de contacten, waarbij de huis­

arts tevens in staat blijkt meer tijd te besteden aan de patiënten op het (afspraak-)spreekuur.13 Uit onlangs gehouden enquêtes onder praktijkassistenten blijkt dat veel assisstentes meer willen doen, vooral op het gebied van medisch-technische verrichtingen (wratten aanstippen, oren uitspuiten, gehoortest afnemen, uitstrijkjes maken, e.d.) en computer werkzaamheden. 14•15 Als reden waarom bepaalde werkzaamheden niet verricht werden, gaf men aan : tijdgebrek

(48 %),

gebrek aan eigen werkruimte

(2 1 %)

en de huisarts wil het niet

(16%).

Als de huisarts meer taken wil delegeren

zal

er (meer) assistentie nodig zijn.

Tijdgebrek is volgens de assistentes de meest belemmerende factor om meer te kunnen doen.

Anderzijds kan er in veel praktijken efficiënter gebruik gemaakt worden van de reeds aanwezige assistentie. 6

In Groot-Brittanië krijgt de huisarts

70

procent van de kosten voor hulppersoneel (tot max.

2

full-time equivalenten) vergoed. Hierdoor en doordat het grootste deel van de huisartsen in een groepspraktijk werkt, heeft meer dan

90

procent van de huisartsen hulppersoneel in dienst. 16 In Nederland is momenteel de praktijkassistentie in een aantal gevallen nog de sluitpost op de begroting van de huisartspraktijk. Het is aannemelijk dat hier verandering in zou komen als een meer reële vergoeding voor assistentie gegeven wordt. 14•15 In veel huisarts-praktijken is echter nog een ongediplomeerde assistente werkzaam . Om systematisch delegeren van taken aan de assistente te bevorderen, wordt dan ook aanbevolen om voor een gediplomeerde assistente een hogere onkosten-vergoeding vast te stellen dan voor een ongediplomeerde. 15

106

Een stimuleringsbeleid, gericht op de factoren die de mate van taakdelegatie bepalen, zou kunnen betekenen dat er een betere taakverdeling tussen huisarts en assistente bereikt wordt. Dit kan een antwoord zijn op de hogere eisen die aan de huisarts gesteld (gaan) worden zonder dat praktijk-verkleining noodzakelijk wordt. Tevens zou het hierdoor kunnen komen tot een substantiële versterking van de eerstelijnsgezondheidszorg in Nederland en de positie van de huisarts hierin.

Als voorlopige afsluiting van het onderzoek "Verrichtingen door de doktersassistente"

wordt in dit artikel nagegaan welke opvattingen nederlandse �uisartsen hebben ten aanzien van het delegeren van taken aan de praktijkassistente.

7.3 Methoden

November

1990

is er aan

562

huisartsen een schriftelijke enquête toegestuurd. Na drie weken werd aan de huisartsen die nog niet gereageerd hadden, een herinnering gestuurd. Het gaat om twee groepen huisartsen: één groep

(167

huisartsen) had al eerder aan een onderzoek meegedaan in het kader van de 'Nationale Studie van ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk'17• De andere groep

(395

huisartsen) werd speciaal voor dit onderzoek benaderd en is een aselecte steekproef (N =400) uit de huisartsen in Nederland, waaruit de genen die aan de Nationale Studie hadden meegedaan

(N=5)

in verband met doublures werden verwijderd. In de enquête werd gevraagd naar:

Persoonliike kenmerken :

Leeftijd, geslacht, jaar van afstuderen, het gevolgd hebben van de beroepsopleiding voor huisarts, in welk jaar deze werd afgerond, het jaar van vestiging als huisarts en het aantal dagdelen dat men per week werkt.

Werkomstandigheden :

De praktijkvorm, het apotheekhoudend zijn van de praktijk, het aantal collegae binnen de praktijk en het werken volgens een afspraakspreekuur.

Pra1ctijkuitrusting :

Het aantal instrumenten en testmateriaal dat de arts ter beschikking heeft in zijn praktijk: Er werden acht veel gebruikte instrumenten genoemd en de arts kon aangeven welke hij in zijn praktijk heeft.

Assistentie in de praktijk :

De aanwezigheid van assistentie, het gediplomeerd zijn van deze assistente als 'doktersas­

sistente' en of zij over een eigen werkruimte beschikt. Het al dan niet voldoende zijn van

0,8

fte assistente voor een niet-apotheekhoudende praktijk (zie hoofdstuk

3),

gemiddelde

aanwezige assistentie in de praktijk en of de arts, indien er een hogere vergoeding voor de