• No results found

tenten gaf aan betaald te worden volgens de cao van het ziekenhuiswezen

4.4.5 Doktersassistenten werkzaam elders

Van de 99 (21 procent van 477) doktersassistenten, die opgaven niet in een huisartspraktijk

of polikliniek te werken, waren er 48 werkzaam in de JeugdGezondheidsZorg (JGZ), 15 bij

een BedrijfsGeneeskundige Dienst (BGD), 7 op een afdeling in een ziekenhuis en 5 in een

60

verpleeghuis. Verder werden genoemd: praktijkassistente op een MDGO-school, artsenlab. , psychiatrisch ziekenhuis en bejaardentehuis. De gemiddelde leeftijd i n deze groep was

33

jaar. Gemiddeld waren deze doktersassistenten

8,3

jaar als zodanig werkzaam, waarvan gemiddeld

5 ,6

jaar bij de huidige werkgever. Van de respondenten was

87

procent gediplo­

meerd doktersassistente. De gemiddelde werkweek was

30,2

uur. Ruim

90

procent had een schriftelijke arbeidsovereenkomst.

4.5 Beschouwing

Dit onderzoek werd verricht door middel van een schriftelijke enquête, gehouden onder de bezoekers van het NVDA-congres van april

1989.

We hebben dus met een geselecteerde groep te maken. Dit zou van invloed kunnen zijn op de resultaten en de representativiteit daarvan (vergelijk tabel

3

op pag.

43 - 45

en tabel

2

op pag.

57 - 59).

Van de onderzochte groep doktersassistenten bleek ruim

85

procent in het bezit te zijn van een door de KNMG erkend diploma (MDGO of instituut). Dit is een hoog percen-tage vergeleken met de bevindingen van van der Broek14

(60

procent) en Nijland7

(47,5

procent). Dit hangt samen met het feit dat de NVDA het congres heeft georganiseerd en alleen gediplomeerde doktersas­

sistenten lid kunnen zijn van de NVDA. Opmerkelijk is echter dat veel uitkomsten overeenkomen met eerder verricht onderzoek, bijvoorbeeld door Nijland et al.7, in het kader van de ' Nationale Studie van ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk' . In de 'Nationale Studie' ligt de gemiddelde leeftijd

3

jaar hoger en in samenhang hiermee is het aantal gehuwden

9

procent hoger dan in het onderhavige onderzoek. Het gemiddelde aantal jaren als doktersassistente werkzaam bedroeg

6,5

jaar en men was gemiddeld

4,9

jaar in dienst van de huidige werkgever. Beide gegevens nemen een midden-positie in tussen van der Broek14

(4

en

4

jaar) en Nijland7

(8,2

en

6,7

jaar).

De gemiddelde werkweek van doktersassistenten in een huisartspraktijk of gezondheidscentrum bedroeg

32

uur. Dit komt overeen met de in de 'Nationale Studie' gevonden

0,8

aanstelling van de doktersassistente in de niet-apotheekhoudende normpraktijk.

Voor het vastste�len van de hoogte van de kostenpost 'assistentie' in het kostenbudget voor de huisarts wordt uitgegaan van een vergoeding voor een vierde-jaars doktersassistente, er daarbij tevens vanuitgaand dat gemiddeld gedurende

4,3

uur per werkdag een doktersassisten­

te aanwezig is (in de normpraktijk} . 15 Nu blijkt dat 'de' doktersassistente meer ervaring heeft en langer werkt, lijkt een herziening van de post 'assistentie' in het kostenbudget van de huisarts aangewezen.7

Op grond van de huidige beroepsopleiding van de doktersassistente mag men verwachten dat zij een groot aantal taken zelfstandig kan uitvoeren. Er blijken wel verschillen te bestaan tussen datgene, wat tijdens de opleiding onderwezen wordt en de werkzaamheden, die in de praktijk uitgevoerd worden. 14 Uit de enquête kwam een grote interassistente-variatie naar voren met name op medisch-technisch gebied. Men kan zich afvragen in hoeverre dit

een gevolg is van de inter-doktervariatie. Ook is niet bekend in hoeverre de huisarts op de hoogte is van de eindtermen van de officiële opleidingen tot doktersassistente. Aan het delegeren van taken zou in de huisartsopleiding meer aandacht besteed kunnen worden. Ook ontbreekt vaak de tijd voor de doktersassistente om werkzaamheden erbij te doen.

Uit de enquête blijkt dat in de gezondheidscentra meer medisch-technische handelingen door de doktersassistente verricht worden. Deze artsen zijn misschien door de aanwezigheid van meerdere disciplines eraan gewend om taken aan een ander over te laten . Doktersassistenten in een groepspraktijk of gezondheidscentrum werkten gemiddeld vaker met een computer. Er zijn hier meerdere artsen/disciplines onder één dak, waardoor het financieel eenvoudiger is om een computer aan te schaffen en de behoefte om te automatiseren mogelijk groter is. Ook in de apotheekhoudende huisartspraktijk is vaker een computer aanwezig, omdat die veelal primair voor de geneesmiddelen-controle en -administratie en -registratie wordt gebruikt.

Voor het delegeren van werkzaamheden aan de doktersassistente is een eigen werkruimte voor haar noodzakelijk.7•16 Uit het onderzoek blijkt dat 85 procent van de doktersassistenten de beschikking had over een eigen werkruimte. Hiermee wordt in belangrijke mate voldaan aan één van de randvoorwaarden voor het delegeren van taken aan de doktersassistente.

De grote inter-assistente variatie geeft aan dat een verruiming van het takenpakket voor veel doktersassistenten mogelijk is. De wensen van de doktersassistenten met betrekking tot deze uitbreiding liggen op het medisch-technische terrein en het werken met de computer.

In Nederland blijft de huisarts de eindverantwoordelijkheid dragen voor alle handelingen, die de assistente uitvoert. (de zogenaamde 'verlengde arm constructie'). 17•18 Overleg en goede werkafspraken zijn daarom noodzakelijk.6 Door middel van een protocol kan een handeling stapsgewijs beschreven worden, waardoor de assistente minder snel onderdelen vergeet en weet hoe ze in bepaalde situaties moet handelen (bijvoorbeeld bij afwijkende bloeddruk de arts waarschuwen) .

De helft van de ondervraagde doktersassistenten gaf aan 'protocollen' met de huisarts te hebben . Waarschijnlijk is hier niet zozeer sprake van op schrift vastgelegde protocollen dan wel (mondelinge) werkafspraken. Het lijkt dan ook een taak voor het NHG naast de standaarden voor de huisarts ook standaarden voor de doktersassistente op te stellen. Goede communicatie met de arts is belangrijk, te meer daar uit dit onderzoek blijkt dat de assistente veel taken zelfstandig verricht. Als deze gedelegeerde taken op een goede, geprotocolleerde manier vervuld worden, onder supervisie van de huisarts, kan dit een verbetering van het produkt huisartsgeneeskunde betekenen.

Een goede opleiding van de doktersassistente vormt de basis voor het zelfstandig uitvoeren van medische handelingen. Te overwegen valt hiermee bij de honorerings-structuur van de huisartsen rekening te houden, bijvoorbeeld door voor een gediplomeerde assistente een hogere kostenvergoeding vast te stellen dan voor een ongediplomeerde. 14

Het onderzoek heeft ten aanzien van de doktersassistente werkzaam in een andere

62

setting dan de huisartspraktijk gegevens met betrekking tot enkele achtergrondkenmerken op­

geleverd. De gemiddelde leeftijd van de doktersassistenten werkzaam op een poli of elders was hoger dan van doktersassistenten in een huisartspraktijk

(33

versus

30

jaar). Waarschijn­

lijk hiermee samenhangend was de doktersassistente in deze groep langer werkzaam als doktersassistente en langer bij de huidige werkgever in dienst.

Vanwege hun werkplek valt een deel van de doktersassistenten onder een CAO (CAO voor het ziekenhuiswezen; CAO gezondheidscentra). Voor de grote groep doktersassis­

tenten werkzaam in solo-, duo- en groepspraktijk is echter nog steeds geen CAO gereali­

seerd. De lopende onderhandelingen gaan tussen LHV en NVDA. Nu de huisartsgeneeskunde de laatste twee decennia een hoge vlucht heeft genomen, mede door het invoeren van de beroepsopleiding voor huisarts, lijkt het tijd geworden de positie van de doktersassistente te professionaliseren: rechtspositioneel en beroepsinhoudelijk.

4.6 Literatuur

1 . Anoniem. Beroepsprofiel van de doktersassistente.

Utrecht: Nederlandse Vereniging van DoktersAssistenten (NVDA), 1988 (3e druk).

(Besteladres: NVDA, Biltstraat 60, 3572 BO, Utrecht. Tel. 030-7 13875 2. Ten Cate RS. Ontwikkelingen op het terrein van de doktersassistente.

Med Cont 1 990; 45 ( 1 3): 432.

3. Nijland A, De Haan J. Progressie in Professionalisering. De doktersassistente: Een literatuuroverzicht.

Zie hoofdstuk 2 van dit proefschrift.

4. Tielen L, Duijn J. Taakverdeling; een grotere rol voor de praktijkassistente.

Praktijk Management 1989; 12: 23 -25.

S. Tielen L, Duijn J. Huisarts en praktijkassistente: wrattenbehandeling.

Praktijk Management 1990; 2: 28 - 30.

6. Duyn J. Interview met Zonderland H. NVDA-nieuws 1989 (6); 20-22.

7. Nijland A, De Haan J, Van Der Velden J, Meyboom-de Jong B. De sociale en professionele kenmerken van de doktersassistente. Huisarts Wet 1990; 33 (9): 350 - 4; 363.

8. Beek MML, Rutten GEHM. Naar optimale zorg bij hoesten en diabetes type II. Een interdisciplinaire interventiestudie naar substitutie van zorg in acht huisartspraktijken. [Dissertatie]

Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, 1989.

9. Anoniem. Opleidingsleerplan AG. [definitieve versie]

Enschede: Stichting voor de Leerplan Ontwikkeling, 1984.

10. De Haan J. De rol van de doktersassistente bij preventie in de huisartspraktijk.

Medinfo; informatiegids voor de gezondheidszorg 5;3: 1 1-13.

Bohn, Scheltema en Holkema, Utrecht, 1989.

1 1 . Anoniem. Naar criteria voor kwaliteit. Standaardenbeleid NHG, discussienota.

Utrecht: Nederlands Huisartsen Genootschap, 1987.

12. Anoniem. De positie van de huisarts in de toekomst. Discussienota LHV.

Utrecht, Landelijke Huisartsen Vereniging, 1987.

13. Foets M, Van der Velden J, Van der Zee J. Een nationale studie van ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Utrecht: NIVEL, 1986.

14. Van der Broek W, Ten Cate RS, Van der Linde F. Opleiding doktersassistente onderzocht.

Med Cont 1981 36 (35): 106 1-1066.

IS. Gegevens LHV; concept-richtlijn V/5000/2.214 (huisartsen en apotheekhoudende huisartsen) Praktijkkosten bestanddelen huisartsenhulp in de particuliere praktijk.

Utrecht: Landelijke Huisartsen Vereniging.

16. Bruins CP, Weisz FH. Medisch assistente: een specialisatie van de doktersassistente ? Med Cont 1976; 3 1 : 299 -302.

17. Van Herten JHS. De beroepsaansprakelijkheid van de doktersassistent(e).

Vademecum Praktijkvoering Medische Beroepen, sept. 1985. Samson Stafleu, A. a/d Rijn, Brussel.

1 8 . Van Herten JHS. Beroepsaansprakelijkheid van d e doktersassistent(e).

NVDA-Nieuws, dec. 1983, (10): 7 - 10.

64