• No results found

Huis ter Heide

In document Willem Oltmans, De verraders · dbnl (pagina 149-154)

De Indonesiers koesterden in 1960 grote verwachtingen van de op handen zijnde regeringswisseling in de V.S. Het republikeinse regime zou verdwijnen. John F. Kennedy zou in januari 1961 naar het Witte Huis gaan. Men rekende terecht in Djakarta op aanzienlijk meer Amerikaanse sympathie voor de Indonesische claim op Irian Barat. Soekarno benoemde een nieuwe ambassadeur, die Moekarto zou opvolgen. Zairin Zain zou van Bonn naar Washington D.C. gaan.

Hij had in Leiden gestudeerd en de Duitse bezetting meegemaakt. Als jong diplomaat had hij onder Van Roijen gediend. Hij beschikte over ruime westerse ervaring. Of, zoals hij het noemde, ‘onze diplomatie zal alleen dan succesvol zijn, wanneer wij er in slagen onze bedoelingen voor ontvangst door westerse oren uiteen te zetten’.

Zowel Van Blankenstein als ikzelf hadden met Zain in de wandelgangen van het gebouw van de Verenigde Naties in New York verschillende malen contact gehad. Hij verzocht mij naar zijn residentie in Bad Godesberg te komen. Toen ik hem daar de kerstdagen van 1960 opzocht bleek hij overtuigd, dat de Nieuw Guinea affaire in de Amerikaanse hoofdstad de komende maanden zou worden uitgevochten. Hij scheen alle zeilen te willen bijzetten. Hij vroeg mij of Van Konijnenburg wellicht bij hem zou kunnen komen, om het contact uit het verleden met de groep Rijkens te her-activeren. Alhoewel Konijn mij een Mercedes met chauffeur van de K.L.M. beschikbaar stelde om naar Bonn te reizen moest ik hem bepaald overhalen zelf een paar dagen later naar Zain te gaan. Hij geloofde niet meer in bemiddelingspogingen. De ambassadeur en Van Konijnenburg ontmoetten elkaar in Dusseldorf. De K.L.M. onderdirecteur kwam enthousiast terug. ‘Ik ben blij, dat ik gegaan ben’, rapporteerde hij per telefoon. Het was dr. Zairin Zain gelukt de ingesluimerde Rijkens lobby nieuw leven in te blazen.

Washington

6 April 1961 had ik op het Witte Huis een ontmoeting met

sident Kennedy's naaste adviseur, Walt Whitman Rostov. Rostov is de afgelopen jaren de voornaamste architect van Amerika's zuidoost Azie politiek geweest, tot en met de regering Johnson. De gezaghebbende New York Times heeft de man

beschreven als behept met ‘een agressief intellectualisme, grenzend aan self-serving opportunisme, dat Lyndon B. Johnson gerust stelde, maar sterk misleidde, vooral bij het bepalen van de politiek in Vietnam’. Rostov heeft jaren lang het bevel gevoerd over de zogenaamde ‘situation room’ in het sousterrain van het Witte Huis waar hij als eerste steeds de codeberichten en telegrammen uit de hele wereld, het Kremlin, het front in Vietnam, Cuba, onder ogen kreeg

Ik gaf Rostov een memorandum betreffende Indonesie, Nieuw Guinea en Nederland en zette het standpunt van de groep Rijkens uiteen. Ik stelde voor, dat Amerika bij eventuele bemiddelingspogingen zeker niet alleen naar Luns zou luisteren, maar zich terdege rekenschap zou geven van de mening van deskundigen uit de kring van Paul Rijkens.

Hier zij opnieuw glashelder gesteld, dat ik deze stap geheel en uitsluitend op eigen initiatief heb gedaan. Niemand van de groep Rijkens wist dat ik dit zou doen. Van Blankenstein wist het niet. Niemand. Laat staan Zain of enige andere autoriteit aan Indonesische kant. Ik deed dit in de volle overtuiging, dat alle partijen er het meest baat van zouden ondervinden, wanneer de Amerikanen althans directe contacten onderhielden met de Nederlandse oppositie tegen het beleid van Luns. Pas vanuit Washington zond ik een kopie van dit memorandum via Van Blankenstein naar de groep Rijkens. Boven mijn stuk stond vertrouwelijk. Later bleek, dat een groot aantal Haagse politici, en journalisten in het bezit waren van een fotokopie ervan.

Na afloop van onze bespreking excuseerde professor Rostov zich omdat hij, naar hij zei, naar beneden moest om een ontmoeting tussen president Kennedy en premier MacMillan bij te wonen.

Tijdens het onderhoud had Rostov echter een opvallende opmerking gemaakt. Hij moet zich bewust geweest zijn van mijn nauwe contacten met de Indonesiers en ik vroeg mij dus af, in hoeverre het in zijn bedoeling lag wat hij zei naar de Indonesische kant overgebriefd te krijgen. Wij spraken over zuidoost Azie in het algemeen. ‘President Kennedy en ik zelf hebben in de

tweede wereldoorlog in Azie gevochten’, aldus Rostov. ‘Laat men daar niet denken, dat wij bereid zouden zijn één vierkante mijl Aziatisch grondgebied aan de

communisten af te staan. Dit verklaart onze houding ten aanzien van Laos, en dit verklaart onze houding in Vietnam. Hij vervolgde, ‘Wij sympathiseren met de Indonesische claim op Irian Barat, maar wij zullen niet toestaan, dat Soekarno een militaire aanval op Nieuw Guinea lanceert. Laat men in Djakarta vooral niet vergeten, dat wij de Zevende Vloot niet voor niets daar in de buurt houden....’ Rostov's verkapte dreigement aan het adres van Djakarta scheen mij belangrijk genoeg om aan de Indonesische ambassadeur over te brengen. Ik reed rechtstreeks van het Witte Huis naar 2020 Massachusetts Avenue. Ik werd onmiddellijk tot dr. Zain's werkkamer toegelaten. Ik vertelde hem Walt W. Rostov een bezoek gebracht te hebben in verband met de Irian Barat affaire, maar dat dit gesprek op een aantal mededelingen van de kant van Rostov was uitgelopen, waaronder die betreffende de Zevende Vloot rond Indonesische wateren.

Zain ontbood zijn militaire attaché in de kamer, en de heren stelden een code telegram aan de minister van defensie en de chefs van staven in Djakarta op.

Enige dagen later gaf ik een lezing, gearrangeerd door W. Colston Leigh, voor studenten van de universiteit van Michigan, te Benton Harbor. Alhoewel ik de naam van Rostov wegliet, sprak ik over een adviseur van J.F.K. die mij enkele dagen tevoren had verzekerd, dat de Zevende Vloot tussen beide zou komen, indien Indonesie Irian zou aanvallen. De Associated Press nam dit bericht over. De dagbladen in Djakarta maakten er op de voorpagina's melding van.

Op 13 april 1961 deelde een woordvoerder van het Witte Huis op vragen van de pers officieel mee, dat geen enkele adviseur van president Kennedy de gewraakte mededeling aan mij zou hebben gedaan.

Ik zond Rostov achteraf een brief, waarin ik zei het te betreuren, dat zijn Zevende Vloot observatie, ondanks dat ik er op had toegezien, dat zijn naam niet in het geding kwam, zoveel stof had doen opwaaien.

‘Nu zullen wij zien,’ aldus Zain, ‘of hij een fidéle kerel is’. Rostov heeft echter niet gereageerd. Intussen zou in Washington voorlopig aan de Zevende Vloot in verband met Indonesie niet

meer worden gereformeerd.

Indonesie had zich trouwens in 1960 op het standpunt gesteld, dat alle binnenzeeën in de archipel territoriale wateren waren en de Indische oceaan werd bovendien tot Indonesische oceaan omgedoopt. Dr. Achmad Soebardjo verklaarde verder op de Geneefse conferentie voor Internationaal Zeerecht, dat Nieuw Guinea tot de territoriale wateren van de republiek zou worden gerekend. De Amerikaanse Zevende Vloot zou Hollandia of Biak niet aan kunnen doen zonder Indonesische toestemming.

Ook het gezichtsverlies in 1960 geboekt met de demonstratieve reis van de Karel Doorman naar Nieuw Guinea viel binnen het kader van dit Indonesische standpunt. Soekarno had de Doorman, ‘een koloniaál zwaard gericht op het hart van Indonesie’ genoemd, ‘welke de wereldvrede in gevaar bracht’, en de Indonesische diplomatie had zelfs Japan op haar hand weten te krijgen. Onze trotse oorlogsbodem keerde dus in volle zee terug.

Washington

16 April 1961 kwam minister Luns naar het Wiite Huis. Hij zou een onderhoud hebben met president Kennedy. Professor Arthur M. Schlesinger heeft hierover in zijn beroemde werk, ‘De duizend dagen’ onder meer geschreven, dat onze minister van buitenlandse zaken een fanatisme aan de dag legde van een kruisvaarder ‘Hij wapperde met een slappe wijsvinger in Kennedy's gezicht’, aldus professor

Schlesinger, ‘een geste, welke Kennedy welgemanierd negeerde. Wanneer Luns zich aldus opwond, had Kennedy maar één rechtstreeks antwoord: 'Wilt u dan oorlog voeren over Nieuw Guinea?’.

Schlesinger schrijft verder, ‘De president maakte Luns duidelijk, dat de Nederlandse regering rustig de schuld aan de V.S. zouden kunnen geven, wanneer men maar bereid wilde zijn in Den Haag aan het conflict een einde te maken’.

Tegelijkertijd met de confrontatie Kennedy-Luns verscheen in de Haagse Post in de rubriek Pers de kop, dat de minister in Washington een Nederlandse tegenspeler had gehad. De. H.P. had eveneens beslag weten te leggen op een kopie van mijn vertrouwelijk memorandum via Van Blankenstein aan de groep Rijkens over mijn bespreking met Rostov. Oltmans had verder een geheugen als een ijzeren pot, en Oltmans dit en Oltmans dat, schreef de Haagse Post. Waar het artikel op neer kwam, was, dat ik grondig het gras voor de voeten van de minister had weggemaaid tijdens mijn eigen bezoek aan het Witte Huis tien dagen voor Luns.

Het zou verder niet opportuun zijn over bepaalde ontwikkelingen rond mijn memorandum aan Rostov en Witte Huis verbindingen naar de groep Rijkens, en naar Paul Rijkens' vriend, prins Bernhard, verdere gegevens te publiceren. Ik wil slechts volstaan met op de reserve die hier is gemaakt nu te wijzen.

In document Willem Oltmans, De verraders · dbnl (pagina 149-154)