• No results found

10 Man 45-50 Interne geneeskunde: infectieziekten

5.2 Omgang met existentiële thema’s

5.3.2 Hoop gevestigd op een cultuurverandering

Het grootste gedeelte van de respondenten spreekt in het belang van een ‘emotioneel vangnet’ van de noodzaak tot een cultuurverandering. Het zou volgens hen normaler moeten worden om openhartig te spreken over emotionele geraaktheid. Het tonen van kwetsbaarheid blijkt in de huidige medische beroepscultuur, zoals verteld, een uitdaging. Impliciet – en door sommigen expliciet – noemen respondenten dat veiligheid een noodzakelijke voorwaarde is om kwetsbaarheid te kunnen tonen. De hoop op een cultuurverandering die deze respondenten uitspreken, sluit aan bij Anbeek (2013) die in haar werk pleit voor een discours van kwetsbaarheid. Het gegeven dat het tonen van kwetsbaarheid geen vanzelfsprekendheid is, maakt dat de persoonlijke ervaringen van kwetsbaarheid ‘uit beeld raken, geen naam hebben en niet bestaan’. Hierdoor zijn we volgens Anbeek overgeleverd aan een eenzijdig verhaal over succes, vrijheid en zelfbeschikking. Ook in de medische beroepscultuur lijkt dit eenzijdige verhaal vooralsnog de boventoon te voeren. In toevoeging op Anbeek noem ik hier dus expliciet dat het eenzijdige verhaal vooral een eenzijdig verhaal lijkt. Eronder blijkt een dieper liggend verhaal schuil te gaan: de respondenten in dit onderzoek tonen namelijk tekenen van ‘het stoere imago’, maar als een ui die gepeld wordt, gaven zij in de interviews wel degelijk blijk van persoonlijke verhalen van kwetsbaarheid. Het openlijk bespreken blijkt echter, zoals Anbeek ook stelt, geen vanzelfsprekendheid, wat maakt dat deze persoonlijke verhalen van kwetsbaarheid nauwelijks in beeld komen en (in eerste instantie) in de minderheid lijken. Koster (2013) is een voorbeeld van iemand die, als het ware, de kop boven het maaiveld gestoken heeft en zo ook veel roering teweeg heeft gebracht. Verschillende respondenten spreken uit dat de beroepscultuur in hun ervaring al langzaamaan aan het veranderen is; de hiërarchie tussen assistent en opleider wordt bijvoorbeeld steeds kleiner. Het onderkennen van emotionele moeilijkheden is volgens sommige respondenten een belangrijke stap om het tonen van kwetsbaarheid gangbaarder te laten worden. Een betere wereld begint bij jezelf?

Concluderend blijkt de ruimte voor kwetsbaarheid gering in de medische beroepscultuur. Veel respondenten zouden dit graag veranderd zien. Hoewel zij zich in confrontatie met het existentieel paradigma in eerste instantie stoer, zelfzorgend en bovendien zelfredzaam lijken te

- 85 -

presenteren, blijkt het onderliggende verhaal een ingewikkelder en kwetsbaarder verhaal, dat in de medische beroepscultuur nog niet de boventoon voert. Dit verhaal geeft blijk van een dieper liggende werkelijkheid die vraagt gehoord te worden. De onderzochte medisch specialisten spreken allen van het belang van een emotioneel vangnet, waarbij zij intervisie als mogelijke vorm van contact en steun noemen. Intervisie wordt gezien als mogelijkheid tot nauwer, meer betrokken contact met directe collega’s. Dit draagt de potentie in zich om het taboe rondom openlijk spreken over kwetsbaarheid te doorbreken. Begeleiding door een buitenstaander van ‘buiten’ het medisch paradigma kan de respondenten ondersteunen in de verbinding aangaan met het verhaal van de eigen kwetsbaarheid en de kwetsbaarheid van het leven. Dit kan een eerste stap zijn in de zoektocht naar zin en naar een verhouding tot het existentieel paradigma, waarmee zij onvermijdelijk geconfronteerd blijken te worden in de medische werkpraktijk.

- 86 -

6. Discussie en aanbevelingen

In dit laatste hoofdstuk worden, op basis van kernachtige discussiepunten, aanbevelingen voor vervolgonderzoek geformuleerd.

Dit onderzoek is een eerste verkenning geweest in de existentiële thema’s waarmee medisch specialisten in het werk geconfronteerd worden. Hierbij is het persoonlijke verhaal van de twaalf respondenten het uitgangspunt geweest. De uitkomsten van het onderzoek zijn rijk in de verwoording van ervaringen weergegeven en kritisch vergeleken met resultaten uit het literatuuronderzoek. Dit heeft een kwalitatieve aanvulling geboden op de tot nu toe kwantitatieve wetenschappelijke studies vanuit en binnen het medisch paradigma. Ondanks dat er zorgvuldig aandacht is besteed aan het realiseren van een grote verscheidenheid in medische specialismen onder respondenten, zijn de resultaten van dit onderzoek niet lukraak generaliseerbaar naar de gehele beroepsgroep van medisch specialisten, noch kan elke respondent op zich gezien worden als representatief voor zijn/haar gehele medisch specialisme. Hieruit volgend, is een mogelijke aanbeveling voor verder onderzoek om eenzelfde onderzoek grootschaliger te realiseren. Ook een focus op één medisch specialisme op zich kan van toegevoegde waarde zijn in het exploreren van existentiële thema’s van dat medisch specialisme. Een dergelijk onderzoek is gericht op één medisch specialisme waardoor de resultaten beter te generaliseren zijn. Op deze manier kunnen er meer bindende conclusies getrokken worden over de daadwerkelijke behoeften en mogelijkheden in emotionele en geestelijke bijstand. Een casestudy, gericht op artsen van één medisch specialisme in één zorginstelling, biedt gericht zicht op de behoeften en mogelijkheden in opvang en bijstand in de onderzochte zorginstelling. Hiermee zouden conclusies uit het onderzoek betrekkelijk eenvoudiger betrokken en gerealiseerd kunnen worden in de praktijk.

Dit onderzoek werd gericht op de ervarings- en belevingswereld van medisch specialisten, om – vanuit hun emotionele beleving – te kunnen ontdekken welke existentiële thema’s zij ervaren in het werk. Deze exploratieve wijze van onderzoek naar de belevingswereld is een eerste noodzakelijke stap gebleken om kwalitatief te kunnen onderzoeken of medisch specialisten behoefte ervaren aan bijstand of steun, en zo ja, in welke vorm. Het onderzoek heeft zo niet alleen kennis opgeleverd over de ervarings- en belevingswereld, existentiële thema’s en de eigen omgang hiermee; tevens heeft het een belangrijk zicht geboden op de medische beroepscultuur en de geringe ruimte voor kwetsbaarheid. Daarnaast is met dit onderzoek inzichtelijk gemaakt dat de respondenten enerzijds een cultuurverandering noodzakelijk achten om het openlijk spreken over emotionele geraaktheid normaler te laten worden; maar anderzijds terughoudend blijken hierin zelf een eerste stap te zetten. Dit biedt een gedegen startpunt van waaruit vervolgonderzoek naar

- 87 -

de behoefte aan opvang en steun, kan ontstaan. Een aanbeveling die ik hier zou willen doen, is om in vervolgonderzoek de behoefte aan en mogelijkheid van geestelijke begeleiding nader te onderzoeken. Een exploratief onderzoek naar de belevingswereld van medisch specialisten is met dit scriptieonderzoek de eerste noodzakelijke stap gebleken om te kunnen onderzoeken of artsen gebaat zouden kunnen zijn bij contact met een geestelijk begeleider. Een kwalitatief empirisch onderzoek waarbij medisch specialisten geïnterviewd worden over geestelijke begeleiding kan een interessant licht schijnen op de, onder artsen, bekendheid van het beroep, hun ervaring ermee en gedachten hierover. Is het een vorm van steun of begeleiding dat aan kan sluiten bij hun behoeften of blijkt het bijvoorbeeld eerder een achterhaald beroepsprofiel? Ook het organiseren van een experiment, waarin medisch specialisten verdeeld over een bepaalde tijd een aantal malen gesprekken voeren met een geestelijk begeleider en regelmatig bevraagd worden in hun ervaringen hiermee, zou een interessant licht kunnen schijnen op de daadwerkelijke bijdrage die geestelijke begeleiding te bieden heeft in het leren verhouden tot de zwaardere kanten aan het artsenvak. Dit kan een bijdrage leveren aan zowel het ontdekken van nieuwe mogelijkheden voor het vak geestelijke begeleiding, als aan de profilering van het vak. Bovendien sluit het aan op de aanbeveling van sommige respondenten, om de efficiëntie van opvang en begeleiding aan te tonen, om zo het daadwerkelijk zoeken van steun voor artsen normaler te laten worden. In aanvulling hierop zou een longitudinaal onderzoek licht kunnen schijnen op de mogelijke toegevoegde waarde van geestelijke begeleiding in het voorkomen van emotionele en mentale overbelasting onder medisch specialisten. Op het niveau van kritische organisatie en interventie studies kan het interessant zijn, om de mogelijkheden van geestelijke begeleiding aan artsen beleidsmatig, budgettair en tijdtechnisch te onderzoeken in het krachtenveld aan verwachtingen waarin medisch specialisten werkzaam zijn. Een dergelijk onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen in de vraag of geestelijke begeleiding een rol kan spelen in de structurele opvang en bijstand van medisch specialisten, waarmee het een interessante bijdrage zou leveren aan de huidige discussie omtrent dit onderwerp binnen de medische beroepsgroep.

- 88 -

Bronvermelding

Alexander, D. & S. Klein (2001). Ambulance personnel and critical incidents. Impacts of accident and emergency work on mental health and emotional well-being. The British Journal of

Psychiatry 178, p.76-81.

Alma, H. (2005). De parabel van de blinden, psychologie en het verlangen naar zin. Amsterdam: Humanistic University Press.

Alma, H. & A. Smaling (red.)(2010). Waarvoor je leeft. Studies naar humanistische bronnen van

zin. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Alma, H. & A. Smaling (2006). The meaning of empathy and imagination in health care and health care studies. The International Journal for Qualitative Studies on Health and Well-Being 1, p. 195-211.

Anand, K.J.S., R.W. Hall (2008). Love, pain and intensive care. Pediatrics, vol. 121, no. 4, pp. 825-827.

Anbeek, C.W. (1994). Denken over de dood. De boeddhist Nishitani en de christen W.

Pannenberg vergeleken. Kampen: Uitgeverij Kok.

Anbeek, C.W. (2010). Overlevingskunst. Leven met de dood van een dierbare. Utrecht: Uitgeverij Ten Have.

Anbeek, C.W. (2013). Aan de heidenen overgeleverd. Hoe theologie de 21e eeuw kan overleven.

Utrecht: VBK Media en Uitgeverij Ten Have.

Back, A.L., R.M. Arnold (2006). Discussing prognosis: How much do you want to know? Talking to patients who are prepared for explicit information. J Clin Oncol 24, p. 4209-4213.

Baile, W.F., R. Lenzi, P.A. Parker, R. Buckman, L. Cohen (2002). Oncologists’ attitudes toward and practices in giving bad news: an exploratory study. J Clin Oncol 20, p. 2189-2196.

Balint, E. (1987). Research, changes and development in Balint groups. In: Elder, A. & Samuel O. While (ed.). I’m here, doctor. A study of the doctor-patient relationship. London/New York: Tavistock Publishers.

Barnard, D. (1988). Love and death: existential dimensions of physicians’ difficulties with moral problems. The Journal of Medicine and Philosophy, 13 (4), p. 408-410.

Barnard, D. (2003). Ethical issues in hospice care. In: D.C. Sheehan & W.B. Forman (eds.)

Hospice and Palliative Care: Concepts and Practice. Boston: Jones and Bartlett Publishers, 1996.

2nd edition, 2003. p. 115-130.

Barrack, R.L., L.S. Miller, W.M. Sotile, H.E. Rubash (2006). Effect of duty hour standard on burnout among orthopaedic surgery residents. Clin Orthop Relat Res., p. 449: 134-37.

- 89 -

Berg, M., van den (1995). Zingeving in zorg. Nijkerk: Uitgeverij Intro.

Bersselaar, Victor. van den (2009). Bestaansethiek. Normatieve professionalisering en de ethiek

van identiteits-, levens- en zingevingsvragen. Amsterdam: SWP.

Bierenbroodspot, P. (1988). Schaamte, schuld en boete van de psychoanalyticus. Het superego van de therapeut in de psychoanalyse. In: P.J.G Mettrop, M.L. van Thiel, E.M.

Wiersema (red.) Schuld en schaamte: psychoanalytische opstellen, p. 94-111. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Boer, T., D.J. Bakker (2013) Over behandelen. Ethiek van de zorg voor kwetsbare ouderen. Amsterdam: Reed Business BV.

Broersen, S. (2013) Verhaal gestopte longarts maakt veel los. Medisch Contact 49, p. 2526. Bustan, S. (2011). Suffering. In: Mafte’akh, the Israeli Lexical Review of Political Thought, 3, p. 151-178.

Bustan, S. (2014). On the limits of knowing suffering and pain. In: I. Fernandes (ed.) Creative

dialogues: narrative and medicine. Cambridge: Scholars Publishing.

Bustan, S. & F. Anton (ed.) (expected publication: december 2014). Fandamental

transdisciplinary questions of suffering and pain. New York: Springer.

Carr, G. (2008) Physician suicide, a problem for our time. MSMA vol. 49, no. 10., p. 302-303. Carter, M.A. (2003). Abiding loneliness: an existential perspective on loneliness. Park Ridge

Center for Health, Faith and Ethics. Op: www.parkridgecenter.org.

Cassell, E.J. (1982). The nature of suffering and the goals of medicine. The new England Jounal

of Medicine,206, p. 639-645.

Cassell, E.J. (1983). The relief of suffering. Arch Intern Med,143, p. 522-523.

Cassell, E.J. (1989). The relationship between pain and suffering. In: C.S. Hill Jr., W.S. Fields (eds.) Advances in Pain Research. New York: Raven Press Ltd.

Cassell, E.J. (1991). The importance of understanding suffering for clinical ethics. J Clin Ethics.,

2, p. 81-82.

Cassell, E.J. (1993). Understanding illness: Book Review. The Meaning of Illness: A Phenomenological Account by S.K. Toombs. Medical Humanities Rev, 7, p. 75-77.

Cassell, E.J. (1995). Pain and suffering. In: Encyclopedia of Bioethics. New York: Macmillan References.

- 90 -

Cassell, E.J. (2001). The phenomenon of suffering and its relationship to pain. In: S.K. Toombs (ed.) (2001) Handbook of Phenomenology in Medicine. Boston, Mass: Kluwer Academic Publishers.

Center, C., Davis, M., Detre, T. et al. (2003). Confronting depression and suicide in physicians: a consensus statement. JAMA, 289, p. 3161-3166.

Charon, R. & M. Montello (ed.) (2001a). Stories matter: the role of narrative in medical ethics. New York: Routledge.

Charon, R. (2001b). Narrative Medicine: a model for empathy, reflection, profession, and trust. Journal of the American Medical Association 286, p. 1897-1902.

Charon, R. (2006a). Narrative medicine: honoring the stories of illness. Oxford: Oxford University Press.

Charon, R. (2006b). The Self-Telling Body. Narrative Inquiry 16, p. 191-200.

Charon, R. (2008). Forward. In: J. Engel, J. Zarconi, S. Missimi, L. Pethel (eds.) Narrative in

Health Care: Healing Patients, Practitioners, Profession, and Community. Oxford, UK: Radcliffe

Publishing. p. ix-xii.

Charon, R. (2009a). Narrative medicine as witness for the self-telling body. Journal of Applied

Communication Research 37, p. 118-131.

Charon, R. (2009b). Narrative Medicine: healing the divides. In: Practicing Medicine in Difficult

Times: Protecting Physicians from Malpractcie Litigation. Boston : Jones and Bartlett Publishers.

p. 253-69.

Charon, R. (2011). The novelization of the body, or how medicine and stories need one another.

Narrative, 19, p. 33-50.

Childress, M.D. (2002). Of symbols and silence: using narrative and its interpretation to foster physician understaning. In: R. Charon & M. Montello (ed.) (2001). Stories matter: the role of

narrative in medical ethics. New York: Routledge. p. 122-128.

Crommentuyn, R. (2008). Zorg eerst voor jezelf. Medisch Contact 51/52.

Dawalibi, P. (2011). L’Identité aban-donnée. Essai sur la phénoménologie de la souffrance. Paris: L’Harmattan.

Dawalibi, P. & R. Charon (2014). What are the parallels between physical suffering and existential suffering? In: S. Bustan, & F. Anton (ed.) (expected publication: december 2014).

Fundamental transdisciplinary questions on suffering and pain. New York: Springer.

Dawalibi, P. & R. Charon (2014). What are the parallels between physical suffering and existential suffering? In: G. Pecoraro (regie) (2014) Workshop 2011 Video 01. University of Luxembourg. Gezien op 14 april 2014 via: http://www.suffering-pain.net/book-205-01-what-are- the-parallels-between-physical-suffering-and-existential-suffering.

- 91 -

De agenda voor de zorg. Aanbod aan politiek en samenleving van het zorgveld. Gezamenlijk advies over de invulling van zorg van vertegenwoordigers van consumenten, patiënten, zorgaanbieders, zorgverleners en zorgverzekeraars. (2012). Den Haag: KNMG, LVH, OMS,

ActiZ, CSO, GGD Nederland, GGZ Nederland, LVG, NFU, NPCF, NVZ, VGN, V&VN, ZN.

De medisch specialist 2015. Visiedocument. (oktober 2012). Utrecht: in opdracht van de

wetenschappelijke verenigingen en de Orde van Medisch Specialisten.

Derkx, P. (2011). Humanisme. Zinvol leven en nooit meer ouder worden. Brussel: VUB Press. Dieten, E., van, L. Wigersma, E. van Wijlick (2011). Elf spelregels voor praten over het einde.

Medisch Contact 33/34, p. 1968-1970.

Dokter H.J. & N.A.J Voorhoeve (1962). De irritatie van de dokter als signaal. Huisarts Wet 5, p. 280-282.

Dokter H.J., H.J. Duivenvoorden & F. Verhage (1986). Changes in the attitude of general practitioners as a result of participation in a Balintgroup. Fam. Pract 3, p. 155-163.

Dokter H.J. & F. Verhage (1988). Casusbesprekingen in een Balintgroep nieuwe stijl. Huisarts

Wet 31, p. 364-365.

Duintjer, O. (2003). Interview met Otto Duintjes, in: Tijdschrift voor Humanistiek 13 (jaargang

4), p.17-23.

Evers, J. (red.) (2007). Kwalitatief interviewen: kunst én kunde. Den Haag: Uitgeverij LEMMA. Earle, C.C. (2006). Do unto others… J Clin Oncol 24, p. 3331-3332.

Frets, P.G. (1990). The reproductive decision after genetic counseling. Academisch proefschrift Rotterdam.

Gautam, M. (2000a). Depression and anxiety. In: The handbook of physician health. USA: American Medical Association. p. 80-94.

Gautam, M. (2000b). Women in medicine. Western Journal of Medicine 174, p. 37-41.

Gautam, M. (2001). Helping physicians cope with their own cronic illnesses. Western Journal of

Medicine 175, p. 336-338.

Gautam, M. (2006). Let’s talk about doctors’ health and reduce stigma. Guest Editorial: Australia. Gersons, B. (2013). Blauwdruk mentale zorglijn Politie. Diemen: ARQ Psychotrauma Expert Groep.

Gezond (blijven) werken voor medisch specialisten (in opleiding): ontwikkeling en pilot- implementatie van een preventief medisch onderzoek. Eindrapport. (2012). Amsterdam:

Academisch Medisch Centrum. Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid. Geurts, T. (1997). Leren van zin. Budel: Uitgeverij Damon.

- 92 -

Giddens, A. (1991). Modernity and self-identity. Self and society in the late modern age. Stanford: Stanford University Press.

Givens, J. J. Tjia (2002) Depressed medical students’ use of mental health services and barriers to use. Acad Medicine 77, p. 918-921.

Goitein, L., T.D. Shanafelt, J.E. Wipf, C.G. Slatore, A.L. Back (2005). The effects of work-hour limitations on resident well-being, patient care, and education in an internal medicine residency program. Arch Intern Med 165, p. 2601-2606.

Gold, M.S., K. Frost-Pineda, R.J. Melker (2005). Physician suicide and drug abuse. Am J

Psychiatry 162 (7), p. 1390-1393.

Gordon, E.J., C.K. Daugherty (2003). Hitting you over the head: oncologists’ disclosure of prognosis to advanced cancer patients. Bioethics 17, p. 142-168.

Graham, J., A.J. Ramirez, M.A. Richards, A. Cull, W.M. Gregory, M.S. Leaning, D.C. Snashall, A.R. Timothy (1995). Burnout and psychiatric disorder among cancer clinicians. British Journal

of Cancer 71, p.1263-1269.

Grundmeijer, H.G.H.M. (red.) (1999). Het geneeskundig proces: klinisch redeneren van klacht

naar therapie. Maarssen: Elsevier/Bunge.

Haes, J.C.J.M en A.M. de Hoos (1999). Communiceren met patiënten. Maarssen: Elsevier/Bunge. Hagerty, R.G., P.N. Butow, P.M. Ellis (2005). Communicating with realism and hope: incurable cancer patients’ views on the disclosure of prognosis. J Clin Oncol 23, p. 1278-1288.

Handgraaf, H. (2012). We houden elkaar de hand boven het hoofd! Gevonden op:

http://knmg.artsennet.nl/Dossiers-9/Columns/Column/We-houden-elkaar-de-hand-boven-het- hoofd.htm

Hampton, T. (2005). Experts address risk of physician suicide. JAMA 284, p. 1189-1191.

Heijden, F.M.M.A., van der, J.T. Prins, A.B. Bakker (2005). Burn-out in de opleiding tot medisch specialist. Medisch Contact 60, p. 1904-1907.

Heijden, F.M.M.A., van der (2006). Toegewijd, maar oververmoeid. Medisch Contact 45, p. 1792-1795.

Helmich, E. (2012). Becoming a doctor: The early emotional and professional development of

medical students. Nijmegen: Radboud Universiteit.

Hendrikse, G.W.J., F.T. Schut (2004). Naar nieuwe beheersstructuren in de Nederlandse

gezondheidszorg? Leuven: Katholieke Universiteit Leuven.

Henoch, I., & Danielson, E. (2009). Existential concerns among patients with cancer and

interventions to meet them: an integrative literature review [Digitale versie]. Psycho Oncology 18 (3), p. 225-236.

- 93 -

Hoogdalem, G., van (2011). Advies herijking geestelijke verzorging Nederlandse politie. Apeldoorn: Nederlands Politie Instituut.

Houtman, C. (regie) & P. van Dijk (eindredactie en producent) (2011). De medisch specialist als

dokter en mens. Realityserie van acht afleveringen waarin medisch specialisten zowel op hun werk

als thuis worden gevolgd. Een productie van APB, mede mogelijk gemaakt door de Orde van Medisch Specialisten. Gezien tussen 12 april t/m 17 april via RTL gemist:

http://www.rtlxl.nl/#!/gemist/de-medisch-specialist-als-dokter-en-mens-244423.

Hutter, M.M., K.C. Kellogg, A.L. Warshaw (2005). Effect of work-hour reforms on operative case volume of surgical residents. In: Current Surgery 62 (5), p. 535-538.

Hutter, M.M., K.C. Kellogg, C.M. Ferguson, W.M. Abbott, A.L. Warshaw (2006). The impact of the 80-hour resident workweek on surgical residents and attending surgeons. Ann Surg 243, p. 864-871.

Joos, L., I. Glazemakers, G. Dom (2013). Alcohol use and hazardous drinking among medical specialists. Eur Addict Res 19, p.89–97.

Jorna, T. (2008). Echte woorden. Authenticiteit in de geestelijke begeleiding. Amsterdam: SWP. Jorna, T. & A. Machielse (2012). Mag een mens eenzaam zijn? Studies naar existentiële

eenzaamheid en zingeving. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Keizer, B. (2013) Medeleven. Medisch Contact 01/02.

Koster, M. (2013). Arts heeft eenzaam beroep. Medisch contact 47, p.1450-1452.

Kunneman, H. (1996). Van theemutscultuur naar walkman-ego. Contouren van postmoderne

individualiteit. Meppel: Boom.

Kunneman, H. (1998). Post-moderne realiteit. Amsterdam: Boom.

Kunneman, H. (2006). Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

La Puma, J., C.B. Stocking, D. LaVoie, C.A. Darling (1991). When pysicians treat members of their own families. N Engl J Med 325, p. 1290-1294.

Lagro-Janssen, A.L.M. & H.D.P. Luijks (2008). Zelfdoding bij vrouwelijke en mannelijke artsen.

Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 152, p. 2177-2181.

Lamberts H., P.M.H. Janssens (1984). Defensief handelen door huisartsen. Nederlands Tijdschrift

voor Geneeskunde 128, p. 598-602.

Lamont, E.B., N.A. Christakis (2001). Prognostic disclosure to patients with cancer near the end of life. Ann Intern Med 134, p. 1096-1105.

Landelijk onderzoek naar langdurige stress bij huisartsen. Rapport. (2012). Nieuwegein: in

- 94 -

Landrigan, C.P., J.M. Rothschild, J.W. Cronin, R. Kaushal, E.Burdick (2004). Effect of reducing interns’ work hours on serious medical errors in intensive care units. Nat. Eng. J Med 351, p.1838- 1848.

Leder, D. (1990a). Illness and exile: sophocles’ philoctetes. Literature and Medicine 9, p.1-11. Leder, D. (1990b). The absent body. Chicago, USA: University of Chicago Press.

Lehto, R. H. (2012). The challenge of existential issues in acute care: nursing considerations for the patient with a new diagnosis of lung cancer. Clinical journal of oncology nursing 16 (1), p. 4-11.

Liem, L. & S. de Hoog (2005). Hoog aantal suïcides anesthesiologen. MedNet Magazine, p. 10-16. Hendin, H. C. Reynolds, D. Fox et al. (2007) Licensing and psysician mental health: problems and possibilites. J Medical Licensure & Discipline 93, p. 8-11.

Hoornenborg, E. & C.B.T. Rietmeijer (2010). Begeleide intervisie in de opleiding tot medisch specialist: persoonlijke ervaringen. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs 29 (6), p. 323-327.

Kanker: eindigheid, zin en spiritualiteit. Omgaan met mensen in een existentiële crisis. Een handreiking voor artsen. (2005). Groesbeek: samenwerkingsproject van KWF Kankerbestrijding

& Taborhuis. Geschreven door William Yang en Ton Staps.

Kievit, J. (2012). Niet behandelen is soms beter. Medisch Contact 67 (9), p.522-525.

Koedoot, C.G., R.J. de Haan, A.M. Stiggelbout, P.F. Stalmeier, A. de Graeff, P.J. Bakker (2003). Palliative chemotherapy or best supportive care? A prospective study explaining patients’

treatment preference and choice. Br J Cancer 89 (12), o. 2219-2226.

Kuypers, E.L. (2002). Luisterend denken. Moderne Westerse ideeëngeschiedenis. Apeldoorn: Garant Uitgevers, p.177-178.

La Puma, J., C.B. Stocking, D. LaVoie, C.A. Darling (1991). When pysicians treat members of their own families. N Engl J Med 325, p. 1290-1294.

Mann, J.J. (2002). A current perspective of suicide and attempted suicide. Ann Intern Med 136, p. 302-311.

Martini, S., C.L. Arfken, R. Balon (2006). Comparison of burnout among medical residents before and after the implementation of work hours limits. Acad Psychiatry 30, p. 352-355.