• No results found

Hoofd- en interactie-effecten

In document Je zal het maar hebben.. (pagina 33-37)

3. Vooronderzoeken

5.2 Hoofd- en interactie-effecten

Nadat de betrouwbaarheidsanalyse is uitgevoerd, zijn de hoofd- en interactie-effecten geanalyseerd. Dit is gedaan door middel van een univariate variantieanalyse (one-way ANOVA) met als tussenproefpersoon factoren frame (negatief/positief) en message format (met visualisatie /zonder visualisatie). In totaal zijn er vier versies die op de volgende pagina in een tabel zijn weergegeven.

De invloed van visualisaties binnen Health Message Framing 28

Versie Frame Message format

1 1 0

2 1 1

3 0 0

4 0 1

Tabel 5.2: Versies en condities (1= positief, 0= negatief/1= met visualisatie, 0=zonder visualisatie)

Alleen de significante en marginaal significante uitkomsten zullen nader worden besproken. Een uitkomst is significant wanneer de p-waarde kleiner is dan 0.05. Een marginaal significante uitkomst geeft een p-waarde aan van tussen de 0.05 en 0.1.

5.2.1 Gedragsintentie

De eerste afhankelijke variabele die gemeten is door middel van een univariate ANOVA test, is de intentie van de respondenten om het aangeprezen gedrag uit te voeren: het ondernemen van een soa-test. Hieronder zijn de gemiddelden weergegeven:

Versies Uitkomst

1. Positief frame zonder visualisatie 3.1 (0.3) 2. Positief frame met visualisatie 3.4 (0.3) 3. Negatief frame zonder visualisatie 3.3 (0.3) 4. Negatief frame met visualisatie 3.6 (0.3)

Tabel 5.3: Gemiddelde scores gedragsintentie (standaard deviatie)

Uit de variantieanalyse is gebleken dat er geen significante hoofdeffecten zijn. Wel is er een significant interactie-effect geconstateerd tussen de factoren frame en message format (F (1.118)= 6.8 : p< 0.05). Opvolganalyses lieten zien dat wanneer de advertentiefolder een negatief frame bevat, er een significant verschil is in de aan- of afwezigheid van de visualisatie (t(57)= -2.4; p<.05). De gemiddelde gedragsintentie was opmerkelijk hoger bij de negatief geframede versie met een visualisatie (m= 3.6 SE= 0.3) dan zonder een visualisatie ( m= 3.3 SE= 0.3). Bij de positief geframede advertentiefolder zorgt de versie zonder een foto juist voor een hogere intentie dan de advertentie met de aanwezigheid van een visualisatie , maar dit is niet significant (p= 0.23). Op de volgende pagina is de grafiek te zien waarin duidelijk het interactie-effect is weergegeven tussen de twee factoren frame en message format.

De invloed van visualisaties binnen Health Message Framing 29

Grafiek 5.1: Gedragsintentie

5.2.2 Gedragattitude

De gedragsattitude is ook gemeten met behulp van een univariate variantieanalyse. De gemiddelden per groep zijn in de tabel weergegeven:

Versies Uitkomst

1. Positief frame zonder visualisatie 6.3 (0.1) 2. Positief frame met visualisatie 6.5 (0.1) 3. Negatief frame zonder visualisatie 6.3 (0.1) 4. Negatief frame met visualisatie 6.5 (0.1)

Tabel 5.4: Gemiddelde scores gedragsattitude (standaard deviatie)

Opvallend aan de uitkomsten is dat de respondenten gemiddeld een zeer positieve attitude hebben ten opzichte van het gedrag: het laten testen op chlamydia. Hierbij is de attitude het hoogst bij de negatief geframede advertentie met een visualisatie, maar vergeleken met de andere versies, is dit verschil erg klein. Alle gemiddelden, ongeacht de versie, liggen tussen de 6.3 en 6.5 op een schaal van 1 tot 7 (totaalgemiddelde: m= 6.4, SE= 0.7). Dit zogenaamde plafondeffect, zorgt er waarschijnlijk voor dat er geen (marginaal) significante hoofd- en interactie-effecten zijn gevonden. Er kunnen dus geen concrete uitspraken worden gedaan of de ene advertentiefolder voor een positievere attitude zorgt dan de ander.

5.2.3 Perceived norm

De volgende afhankelijke variabele die besproken zal worden is de perceived norm. Hierbij wordt er gekeken hoeveel waarde een persoon hecht aan opinies van mensen dicht om hem/haar heen, zoals familie en vrienden. Aan de hand van een univariate variantieanalyse zijn een aantal opvallende uitkomsten gevonden. Op de volgende pagina zijn de resultaten weergegeven:

De invloed van visualisaties binnen Health Message Framing 30

Versies Uitkomst

1. Positief frame zonder visualisatie 5.5 (0.2) 2. Positief frame met visualisatie 5.5 (0.2) 3. Negatief frame zonder visualisatie 4.8 (0.2) 4. Negatief frame met visualisatie 6.0 (0.2)

Tabel 5.5: Gemiddelde scores perceived norm (standaard deviatie)

Ten eerste is er een significant interactie-effect gevonden tussen de factoren frame en message

format (F(1.118) = 9,1; p < 0.01). Opvolganalyses lieten vervolgens zien dat er een significant verschil

is in de aan- of afwezigheid van een visualisatie binnen het negatieve frame (t(57) = -4.1; p< 0.001). De advertentiefolder binnen een negatief referentiekader met een visualisatie zorgde voor een grotere perceived norm (m= 6.0, SE= 0.2) dan de advertentiefolder zonder een visualisatie (m= 4.8, SE= 0.2). Bij de positief geframede versies zijn geen significante verschillen gevonden in de aan- of afwezigheid van een afbeelding ( p = 0.91). De gemiddelden liggen hier erg dicht bij elkaar.

Ten tweede is er een significant hoofdeffect gevonden voor de factor message format (F(1.118) = 8.2; p = 0.005). Dit houdt in dat de aanwezigheid van een visualisatie, in beide frames voor een grotere

perceived norm zorgt (m= 5.8, SE= 0.1) dan wanneer deze visualisatie ontbreekt (m= 5,2, SE= 0.2).

Gezien de vervolganalyse is echter wel te zien dat dit hoofdeffect niet merkwaardig is binnen de positief geframede versies. Het hoofdeffect is dus voornamelijk van waarde bij de advertentiefolders binnen het negatieve frame.

Hieronder bevindt zich de grafiek waarin het benoemde interactie-effect en het hoofdeffect is weergegeven:

De invloed van visualisaties binnen Health Message Framing 31

5.2.4 Self-efficacy

Zoals aan het begin van dit hoofdstuk is vastgesteld, ligt de Cronbach’s alfa voor de afhankelijke variabele self-efficacy te laag. Om die reden is deze variabele per item geanalyseerd, wederom met behulp van een univariate variantieanalyse.

‘Ik vind het gemakkelijk om mezelf te laten testen’

Versies Uitkomst

1. Positief frame zonder visualisatie 4.0 (0.3) 2. Positief frame met visualisatie 4.1 (0.3) 3. Negatief frame zonder visualisatie 4.3 (0.3) 4. Negatief frame met visualisatie 4.8 (0.3)

Tabel 5.6: Gemiddelde scores self-efficacy (standaard deviatie)

Hierboven zijn de gemiddelden van de eerste stelling omtrent self-efficacy weergegeven. Opvallend is dat de negatief geframede advertentiefolder met visualisatie voor de hoogste score heeft gezorgd. Dit zegt echter niet genoeg aangezien uit de analyse is gebleken dat er geen significante of marginaal significante hoofd- of interactie-effecten zijn. Wel kan er geconstateerd worden dat de gemiddelden allen vrij dicht bij elkaar liggen. Kijkend naar het algemeen gemiddelde (m= 4.3, SE= 1.7) viel het op dat deze score net iets boven het gemiddelde valt.

‘Ik ben in staat om me te laten testen op chlamydia’

Versies Uitkomst

1. Positief frame zonder visualisatie 5.8 (0.3) 2. Positief frame met visualisatie 5.5 (0.3) 3. Negatief frame zonder visualisatie 5.2 (0.3) 4. Negatief frame met visualisatie 5.9 (0.3)

Tabel 5.7: Gemiddelde scores self-efficacy (standaard deviatie)

Ook bij de tweede stelling omtrent self-efficacy zijn geen significante en/of marginaal significante resultaten gevonden. Wel kan geconcludeerd worden dat de gemiddelden hier vrij hoog liggen. In totaal ligt het gemiddelde op 5.6 (SE= 1.6). Er is dus een neiging dat het merendeel van de respondenten in staat is om zich te laten testen op chlamydia.

Ondanks het feit dat er geen aparte variabele gemaakt kon worden voor de self-efficacy, kan er wel worden gesuggereerd dat de gemiddelden van beide stellingen gemiddeld tot positief zijn beoordeeld.

In document Je zal het maar hebben.. (pagina 33-37)