• No results found

In hoeverre is het participeren van jonge kinderen in gestructureerde vrijetijdsactiviteiten te verbinden met het opvoedingsgedrag en de opvoedingsdoelen van de

4.5 Ethische verantwoording

5.2.1 In hoeverre is het participeren van jonge kinderen in gestructureerde vrijetijdsactiviteiten te verbinden met het opvoedingsgedrag en de opvoedingsdoelen van de

ouders?

Het opvoedingsgedrag en de opvoedingsdoelen van ouders vormen samen het opvoedingsperspectief dat ouders hebben. Het opvoedingsgedrag valt te verdelen onder twee dimensionele aspecten, namelijk de mate van controle (structuur) en steun (warmte) die ouders aan hun kinderen bieden (Baumrind, 1991, aangehaald in Darling, 1999). De opvoedingsdoelen zijn te verdelen onder doelen die gericht zijn op de ontwikkeling van autonoom en conform gedrag bij kinderen (Siqueland, et al., 1996; Skinner et al., 2005; van der Bruggen et al., 2007).

Om erachter te komen in welke mate controle, steun en het willen ontwikkelen van autonomie en conformiteit een rol spelen in de opvoeding door de ouders, is hen gevraagd wat zij onder ‘goede opvoeding’ verstaan en wat de rol van ouders hierbij is. De opvoedingsaspecten die voor hen zwaar meewegen zullen hierbij waarschijnlijk het eerste bij hun in gedachten optreden en hierdoor als eerste genoemd worden. Zo is geprobeerd om de voor de ouders belangrijkste aspecten over hun manier van opvoeden te verkrijgen (zie bijlage 8.6.1).

Een groot deel van de respondenten geeft nadruk aan elementen die betrekking hebben op het controlerend (structurerende) opvoedingsgedrag. Zo geven een aantal hierbij aan regelmaat, stabiliteit en een evenwichtige thuissituatie belangrijk te vinden. Andere duiden meer op het sturen van hun kinderen, het stellen van grenzen en regels, maar ook op het bewust aanbieden van ruimte voor hun kinderen.

“Vrijheid genoeg geven, maar dat ze weten waar de grenzen zijn.” (Els)

Een groter aantal respondenten duidt bij ‘goede opvoeding’ op het bieden van steun (warmte) of, zoals enkele respondenten het aanduiden, de ‘liefde’ voor hun kinderen. Hierbij wordt het bevorderen van de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind door enkele respondenten benadrukt. Door het geven van prikkels, ofwel het in aanraking laten komen met verschillende dingen (of activiteiten) in het leven proberen zij mogelijkheden voor hun kinderen aan te bieden en te faciliteren. Daarbij leggen enkele respondenten ook de nadruk op het geven van veiligheid, geborgenheid en betrokkenheid.

“(…) betrokkenheid. Dat is de aandacht voor de kinderen. Waar zijn ze mee bezig, samen dingen doen, dus dat valt daar allemaal onder.” (Joanne)

“Dat de talenten die daarin(het kind) zijn worden erkend, en dat wij die ondersteunen.” (Linda)

Wat betreft de opvoedingsdoelen geven bijna alle respondenten de nadruk op het ontwikkelen van de autonomie van het kind. Velen vinden dan ook de zelfstandigheid (‘zelfredzaamheid’) een belangrijk doel van hun opvoeding. Daarnaast duiden enkelen op het stimuleren van de zelfontplooiing en authenticiteit (‘het uniek zijn’) van het kind. Het vormen van eigen keuzes en inzet van het kind wordt door hen aangemoedigd.

“Ja ik denk eigenlijk, het is niet zo slecht als een kind zich verveelt. Dan verzinnen ze wat en dat is leuk en daar leer je ook van. Terwijl, als je de hele tijd bezig bent met het aanbieden aan kinderen, dan komt het niet vanzelf en dan worden ze.. een beetje.. een lege pot, waar je alles moet ingooien in plaats van dat ze iemand zijn die héél veel potentie heeft en die je alleen een kans moet geven om dat eruit te krijgen.” (Monique)

“Wat ik altijd heel erg belangrijk vind is dat mijn kinderen opgroeien zoals zij zijn. Dus dat ik als ouder er goed op let wat zij daarbij nodig hebben. Dat ik dus eigenlijk meer een soort begeleider ben. Dat zij uitgroeien tot een goed individu en dat zij zich daar ook sterk en krachtig in voelen.” (Linda)

“Vrije geesten vind ik belangrijk, dat ze niet volgen. Ik heb er altijd op gehamerd dat ze moeten proberen de kracht in jezelf te zien. Niet alleen zien te vinden, maar ook ervan uit gaan dat ‘ie er is.” (Arthur)

De ontwikkeling van conformiteit los van de gestructureerde activiteiten wordt door een kleiner aantal, maar nog steeds de meerderheid, benadrukt. Vooral het vertonen van respect en beleefdheid, het rekening houden met anderen en het leren van normen en waarden worden meerdere keren genoemd.

“Respect. En waarden en normen in het algemeen. Ik hoop mijn kinderen respect mee te geven voor hun medemens, dier en milieu. Dat ze met een open blik naar de wereld kijken en anderen in hun waarde laten.” (Iet)

Nadat de algemene aspecten betreffende de opvoeding besproken zijn is gevraagd in hoeverre volgens de ouders gestructureerde vrijetijdsactiviteiten (in het algemeen of bij bepaalde activiteiten) een rol spelen bij de voor hun belangrijkste opvoedingsaspecten. Hierbij gaven enkele respondenten aan dat deze opvoedingsaspecten minder een rol speelden bij gestructureerde activiteiten. Een aantal respondenten merkte daarbij op dat er bij de activiteiten andere aspecten een belangrijkere rol gaan spelen dan dat zij voorheen bij ‘goede opvoeding’ hadden genoemd.

Zo blijkt het opvoedingsaspect controle (structuur) op verschillende manieren van invloed te zijn. Kenmerken die betrekking hebben op de organisatie van een activiteit, zoals de begeleiding, veiligheid en regelmaat van de activiteiten, blijken voor enkele respondenten een rol te spelen bij het laten deelnemen van hun kinderen. Er zijn verder uiteenlopende meningen over in hoeverre ouders trachten te sturen in de activiteiten, maar het merendeel laat de keuze van de activiteiten grotendeels over aan de kinderen. Wel geven meerdere respondenten nadrukkelijk aan dat hun kinderen naar de activiteiten moeten gaan en hun lidmaatschap van enkele weken, een seizoen of jaar af moeten maken.

“Ja kinderen hebben heel snel, dan zien ze iets van ‘O, dat is leuk!’, een hype. En dat is niet zoiets.. wij gaan niet overal in mee. Wij zijn in die zin sturend dat ik denk van ‘ja, dat wel, dat niet, wat is realistisch’ en dat het ook bijdraagt aan hun ontwikkeling.” (Linda)

“In principe, ik laat ze vrij kiezen, want zij moeten weten wat ze willen, maar de regel is: zij moeten het afmaken. Niet kappen na twee maanden, omdat ja ‘het is toch niet zo leuk als ik dacht.’” (Ana)

Hoewel een enkeling aantoont dat hun kinderen aan een bepaald aantal activiteiten moeten deelnemen (de redenen hiervoor hebben voornamelijk betrekking op de opvoedingsdoelen van ouders), leggen de respondenten nadruk op dat zij ook een maximum leggen op het aantal activiteiten waaraan hun kinderen mogen deelnemen. Dit heeft zowel financiële redenen als redenen die betrekking hebben op de overige vrije tijd van het kind. Zo geven ze aan het belangrijk te vinden dat hun kind tijd overhoudt om zelf te spelen, dingen te ontdekken, zichzelf te vermaken en met vrienden te kunnen afspreken. Een enkeling geeft ook aan hun kinderen te jong te vinden voor de gestructureerdheid van activiteiten, zoals het moeten aanleren van bepaalde technieken en de omgang met verplichtingen.

“Ik vind gewoon, een kind moet ook gewoon wel tijd hebben om lekker te spelen, lekker zelf dingen te ontdekken, in plaats van dat alles maar wordt voorgekauwd. Zelf ontdekken. Ook jezelf kunnen vermaken of met een vriendin samen.” (Marga)

“En ook de kosten. Ik ben nu bewust van ‘nee, ik doe het niet’, mijn kind heeft twee activiteiten. Eén in de week en één in het weekend, klaar. Als je meerdere kinderen hebt telt dat snel op, je wilt namelijk alle kinderen eerlijk hetzelfde kunnen bieden.” (Monique)

Het andere opvoedingsaspect steun (warmte) speelt op de volgende manieren een rol. Alle respondenten geven een overeenkomstig belang aan bij de beweegredenen voor het deelnemen van hun kinderen in gestructureerde activiteiten. Zo vinden ze het belangrijk dat hun kind het naar de zin heeft, er plezier in heeft, het leuk vindt en gelukkig is met wat hij/zij doet. Velen geven ook aan dat hoofdredenen voor het stoppen met bepaalde activiteiten voort zijn gekomen uit het kind zelf. Het kind vond het namelijk saai, niet meer leuk, had er geen interesse meer in of had geen zin meer in het deelnemen aan de activiteit.

“Het maakt me eigenlijk niet uit wat ze doen, als ze het maar leuk vinden, dat vind ik het allerbelangrijkste.” (Marrit)

“Zij vindt dat ook helemaal hartstikke leuk om te doen. Dus dat is eigenlijk de reden waarom we dat hebben gekozen, of waarom zij dat heeft gekozen.” (Marga)

Verder gaf een enkele respondent aan dat zij het belangrijk vinden om mogelijkheden voor deelname in verschillende soorten activiteiten aan te bieden en te faciliteren voor hun kinderen. Ook vertelden enkele respondenten belang te hechten aan de ouderlijke betrokkenheid bij de activiteiten van kinderen.

“Erbij zijn. En dus meefietsen erheen en daar samen naar de wedstrijd kijken, dat wordt gewaardeerd.” (Joanne)

Naast het ouderlijke opvoedingsgedrag zijn ook opvoedingsdoelen van invloed. Zo brengen respondenten het aspect van autonomie naar voren op de volgende manieren. Het merendeel van de respondenten geeft aan de deelname in een bepaald type of juist in een verscheidenheid aan gestructureerde activiteiten (sport, cultureel, academisch) van belang te vinden. Redenen hiervoor zijn onder andere de bijdrage aan de gezondheid en fysieke vermogens, een toename van het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid (inzet), het leren van bepaalde (basis)technieken en de bijdrage aan de algemene ontwikkeling.

“We hebben gezegd ‘je moet op een sport.’ Voor je fysiek, maar ook voor je weerbaarheid en je sociale contacten. Voor je algemene ontwikkeling ook en het sporten vanwege het bewegen.. en ook om iets te leren. Je kan ook gewoon zelf wel wat gaan pielen, maar het helpt om als je les hebt in iets dat je ook basistechnieken aanleert.” (Joanne)

Aspecten die betrekking hebben het ontwikkelen van conformiteit bij kinderen worden bij de meerderheid van de respondenten genoemd. Zij geven aan het belangrijk te vinden dat kinderen bij de activiteiten de omgangsregels leren. Zo duiden zij op een sociale ontwikkeling van hun kinderen, waarbij de respondenten richten op het hebben van respect voor elkaar, het leren omgaan met andere autoriteiten en het leren rekening te houden met anderen. Er wordt hierbij door de meesten geduid op het belang van de deelname aan een teamsport. Het samen werken, ervaren, aan een doel werken en presteren in een groep krijgt hierbij de nadruk. Ook het opdoen van sociale contacten en het ervaren van andere normen en waarden buiten de dagelijkse leefomgeving (thuis, school, buurt) speelt voor sommige respondenten een rol om voor een bepaalde (vestiging van een) activiteit te kiezen.

“In praktisch opzicht kun je natuurlijk zeggen dat een kind dat wekelijks afspraken heeft buiten de deur, daar verantwoordelijk mee om leert te gaan. Dus door op tijd te zijn, door er überhaupt te zijn, door er zelf op de fiets heen te gaan.” (Els)

“Wat ik extra vind is dat zij contact maken met mensen buiten de dagelijkse omgeving, dus buiten familie, maar ook buiten school.” (Ana)

“Bij een georganiseerde activiteit heb je te maken met mensen met verschillende achtergronden en ideeën. Hierdoor verrijk je je visie en leer je ook anders naar bepaalde zaken te kijken. Dit helpt je om goed je eigen mening of denken te vormen en om op een respectvolle manier met elkaar om te gaan, ondanks alle verschillen.” (Iet)

Opvallend is ook dat de respondenten geen duidelijke uitspraken doen over verbanden tussen de sekse van hun kinderen en de activiteiten die zij uitvoeren. Slechts één respondent geeft aan dat haar dochter net als vele andere meisjes op dansen gaat. Echter wanneer er gekeken wordt naar de huidige activiteiten van de kinderen is er wel enigszins een onderscheiding zichtbaar tussen de activiteiten van dochters, die voornamelijk dansen, en zoons, die grotendeels op voetbal zitten (zie bijlage 8.9).

Opvoedingsperspectief: opvoedingsgedrag en opvoedingsdoelen

De respondenten geven dus wanneer er gekeken wordt naar hun opvoedingsperspectief enkele verklaringen die betrekking hebben op het participeren van hun kinderen in gestructureerde vrijetijdsactiviteiten.

Bij het controlerend opvoedingsgedrag is het voor de respondenten vooral belangrijk om in een bepaalde mate regels en grenzen te stellen aan hun kinderen. Dit vinden velen dan ook van belang bij de mate van georganiseerdheid van de activiteiten. Ook hebben vele

respondenten regels met betrekking tot het lidmaatschap van activiteiten, zoals een minimum of maximum bij het aantal activiteiten en het verplicht afmaken ervan.

Vanuit steunend opvoedingsgedrag duiden de respondenten sterk op hun betrokkenheid bij de kwaliteit van het leven van hun kinderen. Zij geven dan ook aan dat het plezier van hun kinderen bij de activiteiten een belangrijk criterium is voor het laten en blijven deelnemen van hun kinderen aan een activiteit.

Daarnaast duiden de respondenten bij hun opvoedingsdoelen met betrekking op de ontwikkeling van autonomie nadrukkelijk op het aanmoedigen van de zelfontplooiing. Vanuit deze visie hechten de respondenten dan ook waarde aan het participeren van hun kinderen in een bepaald type of verscheidenheid aan typen activiteiten, die bevorderend werken op lichamelijke en mentale ontwikkelingen van het kind.

Ten slotte richten de respondenten zich bij de opvoedingsdoelen, die betrekking hebben op de ontwikkeling van conformiteit van hun kinderen, voornamelijk op het aanleren van normen en waarden. Door hun kinderen bewust te laten participeren in gestructureerde activiteiten die in een groep en buiten de bekende leefomgeving plaatsvinden, trachten de respondenten de sociale ontwikkeling van hun kinderen te bevorderen.

Naast dit opvoedingsperspectief speelt ook het tijdruimtelijke perspectief van ouders een rol bij de participatie van hun kinderen in gestructureerde vrijetijdsactiviteiten. Dit perspectief wordt hieronder verder uitgewerkt.

5.2.2 Hoe ervaren ouders de rol van de fysieke ruimte (woonomgeving) bij de participatie