• No results found

In hoeverre hebben objectieve factoren invloed op de mate van burgerparticipatie in zelfbeheer van openbaar groen in een buurt?

En andere manieren om de stad nog mooier te maken

Deelvraag 5. In hoeverre hebben objectieve factoren invloed op de mate van burgerparticipatie in zelfbeheer van openbaar groen in een buurt?

dan het gemiddelde in Utrecht (Gemeente Utrecht, 2011a). Ook is eerder in dit hoofdstuk duidelijk geworden dat de inwoners van Wittevrouwen voorlopers zijn op het gebied van burgerparticipatie (Gemeente Utrecht, 2011a). De WRR (2005) en Ouwehand e.a. (2011) veronderstellen vervolgens een positieve relatie tussen sociaaleconomische status en burgerparticipatie. Daarmee kan voorondersteld worden dat burgers met een goede sociaaleconomische status wellicht eerder bereid zijn te participeren in participatieprojecten.

Uit de empirie is echter duidelijk geworden dat de objectieve factoren inkomen, opleidingsniveau, en huur/koop woning geen invloed hebben op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen. De vooronderstelling dat burgers met een goede sociaaleconomische status eerder bereid zijn te participeren, geldt wellicht niet voor participatie in zelfbeheer van openbaar groen. Er hebben waarschijnlijk andere factoren invloed op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen. Echter kan het wellicht ook verklaard worden door het feit dat in Wittevrouwen erg veel mensen met een hoge sociaaleconomische status wonen (Gemeente Utrecht, 2011a). Hierdoor is de steekproef oververtegenwoordigd met mensen met een hoge sociaaleconomische status, waardoor mensen met een hoge en lage sociaaleconomische status niet goed vergeleken kunnen worden op basis van de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen.

Vervolgens komt uit de theorie naar voren dat het hebben van een huis zonder tuin van positieve invloed is op zelfbeheer van openbaar groen, omdat mensen dan toch in het groen kunnen werken (Gemeente Utrecht, 2009). Echter in Wittevrouwen blijkt dat het hebben van wel of geen tuin geen invloed heeft op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen. Dit kan wellicht verklaard worden uit het feit dat de tuinen in Wittevrouwen meestal erg klein zijn, waardoor mensen met een tuin in Wittevrouwen wellicht behoefte hebben aan meer groen en tuinieren (Thierauf & Verhaak, 2008).

Als gekeken wordt naar de objectieve factoren geslacht en huishoudensamenstelling blijkt dat deze factoren ook geen invloed hebben op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen. Het maakt waarschijnlijk niet uit voor de mate van participatie in zelfbeheer of iemand man of vrouw is en of iemand alleen woont, met kind(eren), met een partner zonder kind(eren) of met een partner en kind(eren) woont.

Wat wel van invloed kan zijn op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen is de leeftijd van iemand. Leeftijd kan een bepalende factor zijn voor de wensen van de leefomgeving. Over het algemeen blijken ouderen veel behoefte te hebben aan openbaar groen, met name in de vorm van een buurttuin of parkje. Ze beleven het als zeer positief wanneer zij zelf actief kunnen zijn in het tuinieren in hun eigen leefomgeving. Dit omdat ze dan buiten kunnen zijn, kunnen bewegen en een leuke bezigheid uit kunnen voeren (Salverda & Vreke, 2009). Uit de empirie blijkt ook dat relatief veel ouderen (55+) participeren in zelfbeheer van openbaar groen (80%). Er kan daarom geconcludeerd worden dan bewoners boven de 55 jaar aanzienlijk vaker participeren in zelfbeheer van het openbaar groen in hun buurt dan bewoners met een jongere leeftijd.

Daarnaast heeft de factor woonduur invloed op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen. Naarmate mensen langer in de buurt wonen, participeren ze ook vaker in zelfbeheer van openbaar groen. Dit komt overeen met het onderzoek van Wuthnow (1998), waaruit blijkt dat woonduur invloed heeft op de maatschappelijke betrokkenheid: hoe langer iemand ergens woont, des te groter de kans op betrokkenheid (Wuthnow, 1998).

Tot slot heeft de factor ‘woning grenst wel/niet aan openbaar groen’ invloed op de mate van burgerparticipatie in zelfbeheer van openbaar groen. Bewoners die in een woning wonen die wel grenst aan openbaar groen participeren meer in zelfbeheer van openbaar groen dan wanneer iemand in een woning woont die niet grenst aan openbaar groen. Dit komt overeen met het onderzoek van Tonkens & Verhoeven (2011) waaruit blijkt dat burgers participeren uit eigenbelang om er zelf beter van te willen worden door financieel gewin. Als het openbaar groen dat aan hun woning grenst van hoge kwaliteit is,

is dit gunstig voor de waarde van hun woning (I&M, 2011). Daarnaast blijkt uit onderzoek van Motivation (2009) dat veel burgers participeren door nabijheid. Als er dichtbij de woning openbaar groen voorhanden is zullen mensen het eerder onderhouden dan dat het op een afstand ligt (Motivaction, 2009).

Uit de empirie kwam dus naar voren dat de objectieve factoren leeftijd, woonduur en woning grenst wel/niet aan openbaar groen invloed hebben op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen. De sociaaldemografische doelgroep van zelfbeheer van openbaar groen bestaat dus uit mensen van boven de 55 jaar, die al een langere tijd in de buurt wonen in een woning die grenst aan openbaar groen.

De objectieve sociaaldemografische kenmerken van iemand bepalen nog niet volledig de keuze van iemand om te participeren in zelfbeheer van openbaar groen in de buurt. Mensen die kiezen om te participeren in zelfbeheer van openbaar groen hebben een bepaalde levensinstelling waardoor zelfbeheer hem of haar aanspreekt (Coppens & Oosterlynck, 2008). Er bestaan dus meer factoren die van invloed kunnen zijn op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen, namelijk de subjectieve factoren. Het gedrag van iemand (wel of niet participeren in zelfbeheer van openbaar groen) kan afhangen van de ambities en esthetische oriëntaties die iemand heeft en van de wensen, behoeften, voorkeuren en waarden die iemand heeft ten aanzien van verschillende gedragsdomeinen zoals werk, vrije tijd en sociale relaties (WRR, 2005).

In dit onderzoek zijn de gedragingen, attitudes en voorkeuren die van invloed kunnen zijn op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen interessant, namelijk: affiniteit met tuinieren en natuur & landschap, buurtbinding, burgerplicht, beschikbare tijd, politiek en ervaring met andere vormen van burgerparticipatie.

Affiniteit met tuinieren en natuur & landschap

Allereerst participeren burgers in participatieprojecten die aansluiten bij de eigen mogelijkheden, beperkingen en interesses (Hustinx, 2009). Uit de empirie komt naar voren dat dit tevens blijkt te kloppen als gekeken wordt naar de invloed van de subjectieve factor ‘affiniteit met tuinieren en natuur & landschap’ op de mate van participatie in zelfbeheer van openbaar groen. Als iemand in zijn of haar vrije tijd van tuinieren houdt, wordt er eerder geparticipeerd in zelfbeheer van openbaar groen. Daarnaast blijkt ook dat als bewoners lid zijn van een organisatie gericht op natuur en landschap (zoals IVN, CNME, natuurmonumenten), ze ook eerder bereid zijn te participeren in zelfbeheer van openbaar groen.

Buurtbinding

Daarnaast blijkt uit onderzoek van Wuthnow (1998) dat hechting aan de buurt invloed heeft op de maatschappelijke betrokkenheid van mensen. Hoe meer iemand gehecht is aan de buurt, des te groter de kans op betrokkenheid (Wuthnow, 1998). Aan de hand van het onderzoek van Manzo & Perkins (2006) over het belang van buurtbinding bij burgerparticipatie en planning en het onderzoek van Tonkens & Verhoeven (2011) over bewonersinitiatieven kunnen de volgende indicatoren onderdeel uitmaken van buurtbinding: verhuisgeneigdheid, contact met buurtgenoten, buurtactiviteiten en thuis voelen in de buurt.

Deelvraag 6 In hoeverre hebben subjectieve factoren invloed op de mate