• No results found

Hoofdstuk 3: Het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens

3.3 A fair balance

3.3.2 Hoedanigheid

Het Europese Hof beschouwt het maatschappelijk debat als een hoeksteen van de democratische samenleving welke omwille van de democratie niet te snel beperkt mag worden. Vanuit dit oogpunt valt te begrijpen dat het Hof eveneens terughoudend is om op te treden tegen uitingen die gedaan zijn over personen die onderdeel zijn dan wel deel uitmaken van het maatschappelijk debat. Men moet in vrijheid kunnen deelnemen aan de discussie en in staat worden gesteld een oordeel te vormen over onderwerpen

78

EHRM 15 maart 2011 (Otegi Mondragon v. Spain) R.O. 54

79

36 | P a g i n a

die het maatschappelijk debat aangaan, zonder angst voor enige represailles.80 De

terughoudendheid geldt des te meer wanneer het personen betreft die er zelf voor hebben gekozen om in de schijnwerpers te treden, zoals politici en politieke gezagsdragers. Deze zogeheten ‘Public Officals ‘ en ‘Public figures’ moeten volgens het EHRM zich meer laten welgevallen dan menigeen:

“The limits of acceptable criticism are accordingly wider as regards a politician as such

than as regards a private individual. Unlike the latter, the former inevitably and knowingly lays himself open to close scrutiny of his every word and deed by both journalists and the public at large, and he must consequently display a greater degree of tolerance.”81

Dat het EHRM strenge eisen stelt aan het beperken van het maatschappelijk debat, blijkt uit het onlangs gewezen arrest, waarin het Europese Hof het disproportioneel achtte dat de Franse rechter een demonstrant had veroordeeld voor het tonen van de tekst “rot

toch op, arme klootzak” aan de toenmalige Franse President Sarkozy.82 Belangrijk om te

vermelden is dat het een satirisch actie betrof van de demonstrant, die verwees naar een uitspraak van Sarkozy zelf, nadat een boer hem had geweigerd een hand te geven. De veroordeling was volgens het EHRM disproportioneel omdat:

“[..] criminal penalties for conduct such as that of the applicant in the present case are

likely to have a chilling effect on satirical forms of expression relating to topical issues. Such forms of expression can themselves play a very important role in open discussion of matters of public concern, an indispensable feature of a democratic society”83

Men kan zich afvragen of de veroordeling ook disproportioneel was geweest indien er geen sprake was geweest van satire. Één ding dat wel zeker is, is dat van politici verwacht wordt dat zij een dikke huid hebben en hevige kritiek kunnen weerstaan. Voor politici geldt het adagium: “If you can’t stand the heat, get out of the kitchen!”

Toch kunnen politici en politieke gezagsdragers wel enigszins rekenen op bescherming van hun reputatie en kan de vrijheid van meningsuiting omwille van hun goede eer en

80

Nieuwenhuis 2012, p. 4.

81

EHRM 8 juli 1986, R.O 42 (Lingens)

82

EHRM 14 maart 2013 (Eon v. France)

83

37 | P a g i n a

naam beperkt worden op grond van art.10 EVRM lid 2. Deze beperking moet dan echter wel worden afgewogen tegen het belang van een open en vrije (politieke) discussie.84

De ‘private individual’, die geen belangrijke functie vervult of niet zelf de publiciteit heeft gezocht, zal daarentegen veel eerder in bescherming worden genomen door het EHRM. Hevige kritiek of kwetsende uitlatingen zullen ten aanzien van deze personen eerder beperkt kunnen worden op grond van art. 10 EVRM lid 2. Het is echter niet altijd geheel duidelijk of iemand een ‘public figure’ is of een ‘private indivual’ en derhalve ook niet altijd duidelijk aan welke normen men dient te voldoen. Een groot aantal personen bevindt zich tussen de positie van public figure en private individual in. Dit kan zijn omdat zij een bepaald ambt bekleden of omdat zij door een speciale gebeurtenis onderwerp worden van het maatschappelijke debat. Een goed voorbeeld van deze tussencategorie is de prinses Caroline von Hannover, dochter van prins Rainier III van Monaco.85Von Hannover is lid van de koninklijke familie, maar oefent geen functie uit

binnen of ten behoeve van de staat Monaco. Zij is wel hoofd van enkele stichtingen en is vaak aanwezig bij (de opening van) speciale gelegenheden. Von Hannover ondervond bijna dagelijks overlast van de pers, die elke seconde van haar privéleven probeerden vast te leggen op camera. Aan de hand van diverse rechtszaken heeft Von Hannover geprobeerd om te voorkomen dat er bepaalde foto’s werden gepubliceerd in roddelbladen. Volgens de nationale rechter is Von Hannover te kenschetsen als een

figure of contemporary society “par excellence” hetgeen betekent dat zij weliswaar het

recht heeft op de bescherming van haar privéleven buiten de muren van haar huis maar:

“[..]only if she was in a secluded place out of the public eye to which persons retire “with the objectively recognisable aim of being alone and where, confident of being alone, they behave in a manner in which they would not behave in public”.”86

Volgens het EHRM moet de positie van Von Hannover echter dichter geplaatst worden bij die van een gewone burger aangezien zij geen officiële functies uitoefent voor de staat Monaco. Het gevolg van deze kwalificatie is dat zij meer bescherming geniet ten aanzien van haar privéleven. Doorslaggevend in het oordeel van het Hof was dat de

84

EHRM 8 juli 1986,NJ 1987, 91 (Lingens)

85

EHRM 24 juni 2004, R.O. 88(Von Hanover v. Germany)

86

38 | P a g i n a

foto’s geen bijdrage leverde aan het maatschappelijk debat maar slechts diende “to

satisfy the curiosity of a particular readership”.87 Het EHRM gaf overigens nog te kennen

dat het ‘par excellence-criterium’ van de nationale rechter, niet goed bruikbaar is omdat het voor de betreffende persoon onduidelijk is waar hij zich wel en niet onbespied mag wanen.