• No results found

Naar een beter evenwicht tussen vrijheid van meningsuiting en de bescherming

Hoofdstuk 3: Het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens

3.4 Uitbreiding van het begrip “Maatschappelijk Debat”?

3.4.2 Naar een beter evenwicht tussen vrijheid van meningsuiting en de bescherming

Het arrest van HR 08 mei 2012, NJ 2012, 462 biedt de Nederlandse rechter mogelijkheden voor een mijns inziens betere balans tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de goede eer en naam van politieagenten. In dit arrest werden twee agenten er op uit gestuurd om polshoogte te nemen bij de portiek van een flat, waar een aantal zwervers zich zouden ophouden. Eenmaal ter plaatsen sommeerde de agenten de daar aanwezige zwervers om de portiek te verlaten. Een van de zwervers liep naar binnen om nog een geopend blikje bier te pakken, maar de agent gaf te kennen dat hij dit niet mee naar buiten mocht nemen. De politieambtenaar pakte het blikje bier af en gooide het in de prullenbak. Toen de agent wegliep, riep een van de zwervers dat hij de agent een “mierenneuker” vond, waarop de agent een proces-verbaal opmaakte. In het vonnis is te lezen dat de agent zich aangetast voelde in zijn eer en goede naam omdat de opmerking van de zwerver was gemaakt in het bijzijn van andere toehoorders. Ter terechtzitting gaf de beboete zwerver aan dat hij het blikje bier mee naar buiten wilde nemen om het zelf in de prullenbak te gooien maar dat dit door betreffende agent werd verboden. Toen de politieambtenaar vervolgens zelf het blikje mee naar buiten nam en het in de prullebak gooide, vond hij dat “kinderachtig”en had hij de politieambtenaar “mierenneuker” toegedicht. Op de vraag of de uitlating van de zwerver beledigend was antwoordde de Hoge Raad, dat het gebruik van het woord “mierenneuker” in zijn algemeenheid niet beledigend is. Het hangt zoals eerder in deze scriptie is bezien dan van de context af of “mierenneuker” als beledigend moet worden aangemerkt. Naar de opvatting van de Hoge Raad had;

45 | P a g i n a

“Het Hof heeft in dit verband in de nadere bewijsoverweging weliswaar verwezen naar "de geschetste context", maar onvoldoende duidelijk gemaakt wat die context in het onderhavige geval precies inhoudt en hoe die context tot het oordeel van het Hof over belediging heeft geleid.”

Op basis van de bovenstaande overweging wordt het vonnis van het Hof vernietigd. Het oordeel van de Hoge Raad lijkt mijns inziens correct. Het woord ‘mierenneuker’ wordt in zijn algemeenheid gebruikt om aan te geven dat iemand te veel let op “pietluttige”dingen. Het gebruik van het woord “mierenneuker” hoeft derhalve niet beledigend te zijn. Naar eigen zeggen had de zwerver met de opmerking de bedoeling om aan te geven dat hij het “pietluttig vond” dat hij niet zelf zijn blikje mocht weggooien. Met de uitlating leverde de zwerver dus kritiek op de werkwijze van de politieagent en had hij niet noodzakelijkerwijs de bedoeling om diens goede eer of naam aan te tasten. Nu de uitlating gezien kan worden als een protest tegen het optreden van de politieagent en er verder onvoldoende uit de context kon worden vastgesteld dat de uitlating de strekking had om de politieagenten te beledigen, ben ik het met de Hoge Raad eens dat een veroordeling niet op zijn plaats was.

In een andere vergelijkbare zaak, gaf de context echter wel genoeg aanleiding om te komen tot een veroordeling.92 In deze zaak werd een jongen aangehouden voor een

scootercontrole. Tijdens de controle maakte de jongen tot drie maal toe, de agenten uit voor “mierenneuker”. De politieambtenaar voelde zich in zijn goede eer en naam aangerand en maakte een proces-verbaal op. Anders dan hiervoor besproken zaak, oordeelde de Hoge Raad dat er dit maal wel sprake was van een strafbare belediging. Ook in deze uitspraak kan ik mij vinden. Met het herhadelijk, achtereenvolgens roepen van “mierenneuker” gaf de jongen er blijk van dat hij niet zozeer de bedoeling had om te protesteren tegen het politieoptreden als wel de intentie had om de politieagenten te beledigen. Een beperking van de vrijheid van meningsuiting was mijns inziens in dit geval dan ook geoorloofd.

De arresten HR 24-01-2012, NJ 2013, 49 (“Jij moet niet liegen!) en HR 08-05-2012, NJ 2012, 462 (mierenneuker!) die vlak na elkaar gewezen zijn, geven aan dat de Hoge Raad

92

46 | P a g i n a

nog aan het zoeken is naar een goede balans tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de goede eer en naam van politieambtenaren. Uit de onder meer in deze scriptie besproken arresten, blijkt dat de vrijheid van meningsuiting over het algemeen redelijk snel kan worden beperkt wanneer het politieambtenaren betreft. Met advocaat-generaal Jorg ben ik het eens, dat er moet worden gewaakt voor futilisering van het strafrecht en derhalve pleit ik voor een grotere ruimte voor de vrijheid van meningsuiting. Dit is temeer het geval wanneer de vrijheid van meningsuiting wordt aangewend om onrechtmatig overheidsoptreden aan de kaak te stellen. Dit houdt echter niet in dat iedereen lukraak ambtenaren zou mogen gaan beledigen: alleen die uitlatingen die kunnen worden aangemerkt als een protest tegen onrechtmatig overheidsoptreden, verdienen mijns inziens de volledige bescherming te krijgen van art. 10 EVRM. Andere beledigende uitlatingen die niet als zodanig gekwalificeerd kunnen worden zullen door de rechter strenger op hun aanstootgevendheid kunnen worden getoest en blijven derhalve gewoon binnen het bereik van de strafwet. Door uit te gaan van deze zienswijze blijft een effectieve uitoefening van de overheidstaak gewaarborgd en ontstaat er mijns inziens een betere balans tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de goede eer en naam van politieambtenaren.

47 | P a g i n a

Conclusie

In deze scriptie is onderzocht welk gewicht de vrijheid van meningsuiting toekomt bij het beledigen van een politieambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Ter beantwoording van de onderzoeksvraag is eerst onderzocht wanneer er sprake is van belediging. In zijn algemeenheid kan worden gesteld, dat belediging binnen het bereik van de strafwet valt wanneer iemands morele integriteit wordt aangetast dan wel wordt aangerand. Het enkel miskennen van iemands morele integriteit wordt in de literatuur evenwel onvoldoende geacht om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Omdat de strafbaarheid van een uiting niet afhankelijk dient te zijn van de lengte van iemands tenen, heeft de rechter het beledigingsbegrip in de rechtspraak geobjectiveerd. Aan de hand van de abstracte methode bekijkt de rechter of een bepaalde uiting, al naargelang dagelijks spraakgebruik, moet worden aangemerkt als beledigend. Scheldwoorden zullen zo bezien in beginsel onder de strafbepaling vallen. Omdat beledigen ook mogelijk is zonder het gebruik van scheldwoorden, zal de rechter tevens bekijken of een uiting, in het licht van de context, moet worden aangemerkt als beledigend. Uit de Nederlandse rechtspraak kan worden opgemaakt dat het hier veelal gaat om uitingen die in het openbaar het gezag van de politie aantasten. Voor de vaststelling dat er sprake is van het beledigen van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn functie, lijkt de Nederlandse rechter een niet al te hoge drempel op te werpen. Zo bleken de opmerkingen “jij moet niet liegen!” en “Peggy Bundy” voldoende te zijn om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Of een beperking van de vrijheid van meningsuiting ook daadwerkelijk gerechtvaardigd is, moet tegenwoordig mede bekeken worden in het licht van het EVRM.

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ziet de vrijheid van expressie als één van de kernrechten van een democratie. Uit de jurisprudentie van het Hof kan worden opgemaakt dat een beperking van het verdragsrecht dan ook niet snel gerechtvaardigd is. Opvattingen die choqueren, beledigen of zorgen voor opschudding zijn immers net zo essentieel voor het voortbestaan van een democratie als positieve meningen. Het arrest

Eon v. Sarkozy toont aan dat ook scheldwoorden binnen het toepassingsbereik van

artikel 10 EVRM kunnen vallen. Hierbij moet evenwel de kanttekening worden geplaatst dat scheldwoorden eerder beperkt kunnen worden omdat zij veelal gratuitously

48 | P a g i n a

offensive zijn en daarmee een inbreuk maken op de rechten van anderen en vaak geen

bijdragen leveren aan het publieke debat. Of de beperking van de vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd is zal uiteindelijk neerkomen op een belangenafweging, waarbij de vrijheid van meningsuiting afgewogen wordt tegen de andere belangen. Bij deze afweging is onder meer de hoedanigheid van de beledigde van belang. ‘Public

officials’ en ‘public figures’ hebben minder bescherming nodig omdat zij beter in staat

zijn zichzelf te verweren dan wel er zelf voor gekozen hebben om in de schijnwerpers te treden. Hoewel de politieambtenaar er ook zelf voor gekozen heeft om een beroep uit te oefenen waarbij agressie en verbaal geweld min of meer “part of the job” zijn, kan volgens het EHRM niet dezelfde mate van tolerantie worden verwacht als dat van een public official. Indien dit wel het geval zou zijn, dan zou een effectieve uitvoering van de overheidstaak zeer worden bemoeilijkt. Uit het arrest Janowski kan worden afgeleid, dat een politieagent in beginsel meer kritiek moet kunnen weerstaan dan een gewone burger, maar dat een veroordeling voor het gebruik van scheldwoorden tegenover een politieambtenaar, niet disproportioneel wordt geacht.

Hoewel ik het eens ben met de constatering dat het onbeperkt toestaan van beledigen van politieambtenaren, de uitoefening van de overheidstaak bemoeilijkt, mag de vrijheid van meningsuiting mijns inziens niet te snel worden beperkt. Op dit moment lijkt in Nederland de tendens te bestaan dat elke aantasting van het overheidsgezag, voldoende is om strafbare belediging aan te nemen. Enige weerbaarheid van politieagenten, die nota bene training hebben gehad hoe zij dienen om te gaan met verbaal geweld, mag wel worden verwacht. De stelling dat politieagenten een dikkere huid behoren te hebben, acht ik dan ook niet onjuist. Niet elk gebruik van scheldwoorden hoeft mijns inziens te leiden tot een veroordeling. Zoals in de literatuur wordt aangenomen is er pas sprake van een strafbare belediging wanneer de morele integriteit van een persoon wordt aangetast. Per scheldwoord zal derhalve specifieker gekeken moeten worden of dit ook daadwerkelijk het geval is. Zo acht ik de opmerkingen “sulletje” of “zielenpiet” niet van een dusdanige aard dat de morele integriteit wordt aangerand. Bij “kankerlijers” is dit evenwel het geval. Deze strengere maatstaf geldt des te meer bij uitlatingen die op basis van de context, beledigend worden geacht. Indien er uitlatingen worden gebezigd die niet op zichzelf gekwalificeerd kunnen worden als beledigend, zal de rechter meer aannemelijk moeten maken dat de morele integriteit van de ambtenaar is aangerand en

49 | P a g i n a

dat er niet slechts sprake is van een miskenning. Deze zienswijze past mijns inziens ook beter in het stramien van het EHRM. Uit de rechtspraak van het Hof kan immers worden afgeleid dat van politieambtenaren een hoger tolerantieniveau mag worden verwacht dan van een ‘private indivual’. Ondanks dit uitgangspunt biedt het Hof betrekkelijk weinig ruimte voor het doen van kwetsende uitlatingen ten overstaan van een politieambtenaar. De gedane uitlatingen kunnen vaak niet tot het maatschappelijk debat gerekend worden en krijgen daardoor minder bescherming. Anders dan het Hof ben ik van mening, dat uitlatingen die niet tot het maatschappelijk debat gerekend kunnen worden maar wel als een protest tegen onrechtmatig overheidsoptreden kunnen worden aangemerkt, een hoge mate van bescherming verdienen. In een democratische samenleving moet men immers de mogelijkheid hebben om vermeend onrecht aan de kaak te stellen, zonder angst te hebben voor enige represailles. Door uit te gaan van deze zienswijze ontstaat er mijns inziens een betere balans tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de goede eer en naam van politieambtenaren.

50 | P a g i n a

Bronnenlijst

Literatuur

Blom

B.M. Blom, Belediging van een agent: een geval apart!, in: Delikt en Delinkwent 2011/28 . A.L.J.M.

Dommering

Noot bij EHRM 6 februari 2001 (Tammer/Estonia), NJ 2002, 158

Annotatie bij EHRM 29 april 2009 (Karakó / Hongarije), Nederlandse Jurisprudentie 2009-46, nr. 522, p. 5162-5167.

Janssens

A.J.M. Janssens, Strafbare belediging, diss. Rijksuniversiteit Groningen, Amsterdam: Thela Thesis 1998

A.L.J. Janssens & A.J. Nieuwenhuis , Uitingsdelicten, Deventer: Kluwer 2011

Maurik, van

H.M. van Maurik in Tekst & Commentaar-Sr, art. 261 en art. 266

Nieuwenhuis

A.J. Nieuwenhuis, Over de grens van de vrijheid van meningsuiting, Nijmegen: Juridische Uitgeverij Ars Aequi 2011

A.J. Nieuwenhuis, Laveren tussen de persvrijheid en respect voor het privéleven.De Jurisprudentie van het EHRM, Mediaforum 2012-1, p. 2-13.

A.J. Nieuwenhuis & Esther Janssen, De onduidelijke verhouding tussen vrijheid van

meningsuiting en discriminatie. Een analyse van de groepsbelediging en het haatzaaien, in:

Mediaforum 2011-4

Schuijt

G.A.I. Schuijt,Hoge Raad niet meer bang voor de uitingsvrijheid?, Informatierecht/AMI 1996- 2, p. 23-30.

Smidt

H. J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, deel II, 2e druk; Haarlem, 1891; p. 387.

51 | P a g i n a

Rechtspraak

Rechtbank

RB Amsterdam 18 december 1913

RB. Almelo 29 december 2006, LJNAU9083 ECLI:NL:RBAMS:2006:AV2201 ECLI:NL:RBAMS:2010:BO6367 Hof ECLI:NL:GHAMS:2005:AU7916 ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5880 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH0733 ECLI:NL:GHLEE:2009:BI60,10 ECLI:NL:GHLEE:2010:BN9448 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH3651 ECLI:NL:GHSHE:2010:BM2024 ECLI:NL:GHAMS:2010:BO5417 ECLI:NL:GHAMS:2011:BV0991 Hoge Raad HR 6 december 1887, W 7073 HR 9 juni 1941, NJ 41 709 HR 4 februari 1985, NJ 1985, 796 HR 13 oktober 1992, NJ 1993, 145 HR 30 oktober 2001, NJ 2002, 129 HR 22 september 2009, LJN: BI5623 HR 22 december 2009, LJN BK3366, NJ 2010, 672, m.nt. Y. Buruma HR 22 december 2009, NJ 2010, 671 HR 29 juni 2010, NJ 2010, 410 HR 17 december 2013, NJ 2014, 181 ECLI:NL:HR:2004:AN8498 ECLI:NL:HR:2011:BQ3106 ECLI:NL:PHR:2011:BP0291 ECLI:NL:PHR:2012:BW9960 EHRM

EHRM 7 December 1976 (Handyside v United Kingdom) EHRM 26 april 1979, NJ 1980, 146 (Sunday Times) EHRM 8 juli 1986 (Lingens)

EHRM 23 September 1994, NJ 1995, 387 (Jersild) EHRM 24 juni 2004 (Von Hanover v. Germany) EHRM 15 november 2007 ( Pfeifer)

EHRM 15 maart 2011 Otegi Mondragon v Spain EHRM 7 februari 2012 (Axel Springer v. Germany) EHRM 14 maart 2013 (Eon v. France)

52 | P a g i n a

Kamerstukken

Kamerstukken ll 1970/71, 1-1124 9, nr. 3 Kamerstukken ll 1970/71, 1-1124 9, nr. 5

Digitale Bronnen

i. Council of Europe http://www.coe.int/t/dghl/cooperation/lisbonnetwork/themis/echr/paper2_en.asp ii. Statengeneraaldigitaal www.statengeneraaldigitaal.nl iii. Rechtspraak www.rechtspraak.nl iv. Kluwer kluwer navigator