• No results found

Maar behalve dit alles, hoedanig zijn toch de uitgangen der koningen geweest? Want aangaande Romulus laat daarvan spreken zelfs hun fabelachtige vleierij, door welke van hem gezegd wordt, dat hij in de Hemel is opgenomen. En verder laat daarvan ook getuigen enige van hun schrijvers, welke zeggen, dat hij van de Raad vanwege zijn grote hovaardij en wreedheid in stukken getrokken en gescheurd is, en zodra zulks geschied was, dat men daarna uitgemaakt heeft een, ik weet niet hoedanige, Julius Proculus, welke onder het volk zou zeggen, dat hij voor hem verschenen was en dat hij door hem aan het Romeinse volk liet bevelen, dat men hem voortaan onder de Goden zou houden en eren. Hierdoor is het geschied, dat het volk, hetwelk dapper tegen de Raad begon te morren en de hoornen op te steken, gestild en tevreden gesteld is. En boven dit alles gebeurde het juist ten tijde, dat er een zonsverduistering geschiedde, van welke, alzo het onverstandige volk geen kennis had, dat het zelfde moest plaats hebben als een natuurlijk gevolg van haar stand, zo is het, dat zij dit zelfde teken aan de waardigheden en verdiensten van Romulus toeschreven. Even alsof men niet veel meer behoorde bedacht te hebben, daar de zon zodanige droefheid betoonde, dat zulks een duidelijk teken was, dat hij gedood was. Want blijkbaar, zou men mogen zeggen, werd zijn gruwelijke moord te kennen gegeven en ontdekt door de afkeer, die zelfs het klare daglicht van zulks had, even gelijk wij weten, dat zulks in waarheid geschied is, ten tijde dat Jezus door de wreedheid en goddeloosheid der Joden gekruisigd werd. Want die verduistering der zon geschiedde niet volgens de gewone loop der Hemelse lichamen, gelijk zulks duidelijk daaruit blijkt, overmits het toen was het Pascha der Joden, hetwelk jaarlijks op volle maan gehouden werd; want de gewone verduistering der zon zal altijd geschieden in het ophouden en eindigen der maan. Doch om wederom te komen tot Romulus, betreffende zijn opneming ten Hemel, daarvan geeft Cicero in zijn boeken van de Republiek genoegzaam te kennen, dat die meer gemeend dan geschied is. Want door het invoeren van de reden van Scipio, hem zeer prijzende, zegt hij: dat hij zodanige heerlijkheid verkregen heeft, alzo hij zeer haastig en onverwacht in de verduistering der zon niet meer gezien werd, waaruit men opmaakte, dat hij gesteld was onder het getal der Goden, welke naam en mening niemand van de sterfelijke mensen ooit heeft kunnen verkrijgen, tenzij hij een uitnemende heerlijkheid van deugd en kloekheid boven anderen had. En aangaande zijn zeggen, dat hij zeer haastig niet meer gezien werd, daarbij wordt verstaan, óf het geweld van het onweer, of het helemaal heimelijk en verborgen moorden en ombrengen van hem. Want andere van hun schrijvers voegen ook bij de verduistering der zon een zeer haastig onweer, hetwelk een geschikte gelegenheid gegeven heeft óf om hem te vermoorden, óf hetwelk zelf Romulus verschrikkelijker wijze vernield en gedood heeft, gelijk wij weten van Tullus Hostilius, die de derde koning van Rome is geweest, dat hij verschrikkelijk door de bliksem is doodgeslagen, van wie nochtans diezelfde Cicero in de voorgaande boeken verhaalt, dat hij, niettegenstaande zulk een dood, evenwel nooit geacht is als een, die onder de Goden opgenomen is, mogelijk daarom, overmits de Romeinen zodanige heerlijkheid, als in Romulus bekend en aangenomen is, niet al te gemeen hebben willen maken, dat is, tot te grote kleinachting brengen, indien nl. zulks aan anderen mede licht vergund werd. Insgelijks zegt hij ook openlijk in zijn redenen van bestraffingen: wij hebben die Romulus, welke deze stad gesticht heeft, door onze goedgunstigheid en door de algemene geruchten onder de onsterfelijke Goden verheven, met welke reden hij heeft willen te kennen geven, dat hij zulks niet inderdaad noch in waarheid was geworden, maar dat hij vanwege zijn uitnemendheden en waardigheden van zijn

deugd en kloekheid, door hun goedgunstigheid zo hoog was geroemd en verheven. Verder in een samenspreking, genaamd Hortensius, alwaar bij hem gesproken wordt alleen van de gewone verduisteringen, zegt hij: opdat dezelfde gelijke verduistering maakt als zij maakte in het ombrengen en doden van Romulus, hetwelk hem overkwam in de verduistering van de zon. Voorwaar, alhier heeft hij zich niet ontzien, de dood van deze mens onbewimpeld uit te drukken, alzo hij toen in dezelfde verhandeling meer was een onderzoeker der waarheid, dan een vleier of pluimstrijker.

Voorts belangende de andere koningen van het Romeinse volk, uitgezonderd Numa Pompilius, en Ancus Martius, welke door ziekte gestorven zijn, welke verschrikkelijke uiteinden hebben zij alle gehad! Want Tullus Hostilius, de overwinnaar en verwoester van Alba, is met zijn gehele huis door de bliksem verbrande Tarquinius Priscusis door de zonen van zijn voorganger gedood en omgebracht en Servius Tullius is door een vervloekte moord van zijn schoonzoon Tarquinius Superbus, die na hem aan de regering gekomen is, gruwelijk ter dood gebracht. En niettegenstaande zulk een gruwelijke vadermoord bedreven was tegen den allerbeste koning van dat volk, evenwel waren de Goden daarom niet geweken uit hun tempel, noch hadden ook hun altaren verlaten, welke Goden nochtans, volgens hun zeggen, zó ontsteld en beroerd zijn geweest door het overspel van Paris, dat zij daarom zulks aan het ellendige Troje zouden gedaan hebben, nl. dat zij het verlaten en overgegeven zouden hebben aan de Grieken, om door hen geheel verwoest en verbrand te worden.

Maar om voort te gaan, Tarquinius, nadat hij zijn schoonvader gedood had, is na hem aan het bewind gekomen. Deze nochtans, zijnde een zo gruwelijke vadermoordenaar, en daardoor aan de heerschappij gekomen, hebben de Goden, alzo zij toen geenszins vertrokken, maar tegenwoordig bleven, gezien zeer heerlijk en verheven door vele oorlogen en victories, en daarnevens uit de buit der oorlogen hebben zij hem ook zien timmeren en bouwen het Capitool en in dat gebouw van die vadermoordenaar hebben zij ook geduld en toegelaten, dat hun koning en Jupiter zijn troon over hen zou hebben en ook over hen heersen. En dat hij onschuldig geweest zou zijn, toen hij het Capitool bouwde, en dat hij daarna door zijn slechte daden uit de stad zou verdreven zijn, geenszins; maar tot het rijk, in hetwelk hij het Capitool gebouwd heeft, is hij door middel van zijn allervervloektste en gruwelijkste vadermoord gekomen.. Want dat de Romeinen hem daarna uit het Rijk hebben gestotenen buiten hun stadsvesten gesloten hebben, is niet geschied vanwege zijn misdaad, maar vanwege de misdaad van zijn zoon, die Lucretia had verkracht, niet alleen buiten zijn weten, maar zelfs ook in zijn afwezigheid. Want toenmaals had hij belegerd, de stad Ardea, en dientengevolge voerde hij toen oorlog ten dienste der Romeinen, zodat wij niet zouden kunnen zeggen wat hij gedaan zou hebben, indien de schandelijkheid van zijn zoon ter zijner kennis gebracht was. Evenwel nochtans zonder te voren enige proef of bevinding in dezelfde zaak te nemen van zijn oordeel, heeft het volk van Rome hem zijn staat en Rijk ontnomen, en heeft daar benevens de heerkracht welke bij hem was, gelast hem te verlaten, en die mitsdien wederom tot zich genomen. Nadat dit geschied was, hebben die van Rome de poorten gesloten, zodat hij wederom komende, geenszins toegelaten is daar binnen te komen. Intussen heeft hij de naburen opgemaakt, en heeft zware oorlogen gevoerd, met welke hij de Romeinen zeer kwelde en verzwakte, maar daarna verlaten zijnde van hen, op wier bijstand hij vertrouwde, en die vervolgens niet weer aan zijn Rijk kunnen komen, heeft hij als een gewoon burger in stilte 14 jaren (zoals men zegt) doorgebracht in de stad Tusculum, zijnde zeer nabij Rome gelegen, en is aldaar met zijn huisvrouw tot zijn laatste ouderdom gekomen, en mogelijk met beter uitkomst gestorven dan zijn schoonvader, welke door een vervloekte moord van zijn schoonzoon, zelfs ook niet buiten kennis van zijn dochter, gelijk men verhaalt, gedood en omgebracht is. Intussen hebben de Romeinen die Tarquinius niet genoemd de wrede of moorddadige, maar hebben hem genoemd Superbus, dat is, de hovaardige, mogelijk omdat zij met een andere hoogmoed gedreven zijn, zijn koninklijke hovaardigheid niet hebben kunnen verdragen.

daarop hebben zij zo weinig acht gegeven, dat zij deze zelfde niettemin tot hun koning gemaakt hebben. En voorwaar, alhier is te verwonderen, dat tegen zulk een gruwel de Goden geen vergelding van zwaarder gruwel gedaan hebben, en dat zij niet uit hun tempelen zijn gelopen en hun altaren hebben verlaten. Of het moest zijn, dat iemand deze Goden alzo wil voorspreken, dat hij zou willen zeggen, dat zij te Rome gebleven zijn, opdat zij de Romeinen meer zouden straffen dan met weldaden helpen, alzo zij hen aan de ene zijde verleidden met ijdele victories en aan de andere zijde met zware oorlogen kwelden. Dit is het leven der Romeinen geweest in die loffelijke tijd hunner Republiek tot de verjaging van Tarquinius Superbus, nl. bijna 243 jaren, binnen welke tijd al die victories, welke met zoveel bloed en moeite verkregen zijn, nauwelijks zoveel teweeggebracht hebben, dat zij het Rijk vanaf de stad binnen de 20 mijlen uitgebreid hebben.

Hoofdstuk 16.

VAN DE EERSTE BURGEMEESTERS BIJ DE ROMEINEN, VAN WELKE