• No results found

Hoe zien buurtgebonden sociale interacties van respondenten eruit?

Over het algemeen zijn de buurtcontacten van de respondenten goed. Ze waarderen een goede buur, kennen de meeste buren van gezicht, groeten elkaar vaak en maken wel eens een praatje. Dit contact blijft echter beperkt tot contact met medehuurders. De respondenten hebben goed contact met hun directe buren en soms ook met buren die verderop in de straat/op het plein wonen. In sommige gevallen zijn buren vrienden geworden, anderen hebben weinig contact en weer anderen hebben weinig contact met buren, maar vinden het wel belangrijk dat de band met de directe buren goed is. Hieruit blijkt dat de respondenten verschillende soorten relaties met elkaar aangaan. Sommige zijn sociabel, andere settingspecifiek (Van Eijk, 2010). Respondenten hebben daardoor verschillende soorten ontmoetingen met hun buren. Dit varieert van betekenisvol tot aan vluchtig (Peterson, 2016).

De interacties vinden veel op straat plaats. Publieke familiariteit is hierdoor aanwezig onder de respondenten. Voor de een geldt dit meer dan voor de ander. Sommige respondenten zijn erg op zichzelf en daarmee is de bereidheid tot contact met buren kleiner. Voor publieke familiariteit is ook de frequentie van contact met buren belangrijk (Nast & Blokland, 2014). Dat men elkaar dagelijks op straat tegen komt, vergroot publieke familiariteit. En er zijn nog meer factoren die publieke familiariteit beïnvloedden. Een eerste factor is het hebben van kinderen of honden. Kinderen spelen op straat en de hond moet uitgelaten worden. Respondenten maken hierdoor sneller een praatje met mensen op straat en in het park, omdat ze daarmee in contact komen. Een tweede factor is de woonduur. De respondenten die er al jaren wonen, kennen meer mensen (van gezicht) dan iemand die er nog niet eens een jaar woont. De derde factor is of men

vrienden/familie heeft wonen in de buurt. Vooral vrienden zijn belangrijk, omdat buurtvrienden ervoor zorgen dat de bekendheid met andere buren groter wordt. Het hebben van familie in de buurt werd minder genoemd. Tot slot is houding tegenover vreemden een belangrijke factor bij de vorming van publieke familiariteit. Als men erg op zichzelf was, had men minder contact met bekende en onbekende buren.

Contact met koopwoning-buren hebben de respondenten via hun kinderen, clubjes of werk, maar is dungezaaid. Het contact is gevormd door de semi-publieke ruimten waar ze elkaar treffen. Het samenvoegen van huurders en kopers in de Bomenbuurt, leidt in dit geval niet per se tot

interacties tussen de twee, zoals Valentine (2008), Miltenburg (2017) en Van Eijk (2010) constateerden. Er bestaat volgens de respondenten geen sociale scheidslijn tussen kopers en huurders. Dit is opvallend omdat de studies van Miltenburg en Nieuwenhuis dit wel zagen in kansrijke buurten waar gemengd werd.

Er bestaat wel een sociale scheidslijn tussen de sociale huurders onderling, maar deze is niet conflictueus. Respondenten duidden een verschil aan tussen bepaalde bewoners van het Elzenplein en de rest. Deze pleinbewoners werden beschreven als 'aso', 'volks', 'anders', 'verschillend' en 'minder'. De verschillen worden door 'de rest' als groot gezien en daarmee creëren ze 'de ander'. Men ergert zich over de leefstijl van de ander en soms kan dit botsen (Arthurson, 2002). Dit komt overeen met Bordieu's social distance concept (Tersteeg & Pinkster, 2015).

Tot slot hebben de respondenten ook nog een sociaal leven buiten de buurt. Ze hebben contact met vrienden en familie waarmee ze regelmatig dingen ondernemen.

5.4

Hulp en steun

Sociaal kapitaal vloeit voort uit iemands sociale netwerk. Eerder zijn de relaties met buren en waar zij elkaar treffen in de buurt al besproken. Relaties zijn belangrijk omdat het de respondenten toegang geeft tot hulpbronnen (Van Eijk, 2010). Cruciaal bij de vorming van sociaal kapitaal is het uitwisselen van instrumentele en expressieve steun (Pinkster, 2008a). Maar de instrumentele steun kwam niet of nauwelijks naar voren tijdens de interviews met de respondenten. Sociale menging diende te zorgen voor sociale interacties tussen verschillende groepen bewoners en zou daarmee een gunstige invloed op het sociaal kapitaal van een individu hebben (Bolt & Van Kempen, 2008). Dit bleek echter niet het geval, want de buurtnetwerken van de respondenten waren niet divers genoeg. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar wat voor expressieve steun de respondenten ontvangen en geven. De expressieve steun kan onderverdeeld worden in praktisch en persoonlijk.

5.5.1 Geven en ontvangen

De respondenten zeggen zelf niet of nauwelijks hulp of steun nodig te hebben van hun

buurtbewoners. Wel waren ze er van overtuigd dat als ze een keer hulp nodig zouden hebben, ze deze makkelijk krijgen van hun buren. Dit strookt met de bewering van Völker (2005) dat er relatie- investeringen gedaan worden door de respondenten. Ze geven meer steun dan dat ze ontvangen, maar gaan er van uit dat als ze ooit hulp nodig hebben, het ook zullen krijgen doordat ze

geïnvesteerd hebben in die relaties. Verder vertelden meerdere respondenten dat als ze hulp nodig hebben, ze deze halen bij hun kinderen, andere familieleden en vrienden. De respondenten wilden graag duidelijk maken dat ze zichzelf erg goed redden, maar in de praktijk blijkt dat ze wel degelijk aanbellen bij hun buren voor hulp. Ze leenden wel eens wat bij hun buren, vroegen hun buren wel eens op te passen op hun kinderen en hebben wel eens zorg ontvangen toen ze ziek waren.

“Ja ik heb al wel dingen nodig gehad toen ik hier net kwam wonen, toen voor het klussen kwam ik dingen te kort. En die ben ik dan gaan lenen. En ja dat kan allemaal.. dat is wel fijn.” – Roos, 29 (woont er 3 maanden)

Het is opvallend dat de respondenten het voornamelijk over praktische hulp hebben als je vraagt naar welke hulp ze geven en zelf ontvangen. Respondenten gaven aan dat ze af en toe wat uitlenen aan buren en zeiden hun medebewoners in de gaten te houden (is het badkamerlicht wel uit? En zijn de gordijnen wel open vandaag?). Verder wordt er hulp verleend als mensen ziek of oud zijn, zoals boodschappen doen, eten koken en zorg verlenen.

Kaart van Margot. Zij heeft de prioriteit gegeven aan het tekenen van de adressen waar zij hulp aan geeft. Boodschappen doen, pakketjes aannemen, zorgen voor een hartpatient en het wegbrengen van andersmans kat naar de dierenarts.

“Ja en verder... je houdt elkaar wel gewoon in gaten ofzo.. Ook bij mijn oudere buurvrouw.. ik check wel elke dag of haar gordijnen wel open zijn gedaan bijvoorbeeld.. En regelmatig.. ja weet ik t... als ik bijvoorbeeld nasi maak, en ik heb teveel.. dan breng ik haar nog ff een bordje nasi. Nou weet je.. zo een beetje.. En nu zijn haar dochters er ook zag ik net.. En die vinden het ook wel fijn dat je wel een beetje oplet.. En ik heb hun nummers ook.. voor als er wat is.. dat ik dan even kan bellen.. weet je.. Dat is gewoon wel prima...” – Elise, 39 (woont er

7.5 jaar)

Andere respondenten hebben het expliciet gehad over het ontvangen van steun voor fysiek en emotioneel welzijn. Margot kreeg bijvoorbeeld sterktekaartjes door haar brievenbus toen ze in een scheiding lag en Hillary kreeg bezoek van haar buren toen ze thuis zat met een hernia.

“Ja.. nou ik heb toen wel uhh toen ik alleen was, ik denk in 2009, toen had ik een hernia. En toen was ik natuurlijk heel beperkt en toen uhh.. mijn dochter moest toen natuurlijk naar school. Dus toen heeft mijn buurvrouw... die bracht haar dan elke morgen naar school. En die kwam elke dag even kijken. Mijn moeder die kwam ook en die ging koken ennne op een andere manier voor mij zorgen. Maar de buren die komen dan met een stapel tijdschriften aan. Van joh hier weet je. En die zijn dan wel. Met name dan deze buren.. die zijn dan wel heel betrokken daarbij.” – Hillary, 52 (woont er 11 jaar)

5.5.2 Expressieve steun

Bijna alle steun die men uitwisselt, is expressief van aard. Deze expressieve steun varieert van praktisch tot persoonlijk. Respondenten gaven vaak het voorbeeld van spullen (uit)lenen en elkaar in de gaten houden.

Dan zie ik het badkamerlicht aan gaan en vervolgens niet meer uit. Dan denk ik jeetje: wat moet ik nou. En dan bel ik mijn vriendin op, want die woont er naast: 'goh meid, ja ik wil mij nergens mee bemoeien, maar het licht blijft maar branden, hij zou toch niet gevallen zijn.' Maarja vaak is hij het gewoon vergeten uit te doen, hij wordt ook al wat ouder.. En dan gaat haar man toch ff om het hoekie kijken of hij hem in de kamer ziet zitten. En dan zeg ik: ja sorry hoor. Maar dan belt hij terug en dan zegt hij: nee er is niks aan de hand hoor. En dan zeg ik: vind

het dat niet erg? Want het is toch vaak na tienen weet je. En dan zegt hij: nee, we houden hem gewoon in de gaten, dat is hartstikke goed van je. En ja ik vind dat toch beter dan dat het je niet interesseert.' – Margot, 67

(woont er 38 jaar)

Andere praktische hulp die door respondenten genoemd werd: pakketjes voor elkaar aannemen; boodschappen doen als iemand daartoe niet in staat is; vervoer aanbieden als iemand dat nodig heeft; oppassen op elkaars kinderen; dingen repareren; klussen in de tuin; elkaars sleutel bewaren; de plantjes water geven/kat eten geven als men op vakantie is; eten maken en brengen voor degene die dat nodig heeft; en tot slot zorg verlenen als iemand ziek of erg oud is.

“Het is wel eens voorgekomen dat ik iets leende van de buurman.. zo'n schuurmachine weet je wel? of uhh

andersom.. dan had hij een keer mijn fietspomp nodig, omdat die van hem toen kapot was.. maar veel is het niet nee.” – Dennis, 62

Respondenten maken af en toe gebruik van social media om hulpvragen uit te wisselen (via Whatsapp en via Facebook). Dit komt overeen met de constatering van Völker (2005) dat de toename van elektronische media de toegang tot hulpbronnen vergroot. Het vragen van hulp wordt hiermee laagdrempeliger.

“Toen wilde ik een partytent lenen, en toen dacht ik: oh laat ik dat ook doen, laat ik dat in die groepsapp zetten.. En .. het is een beetje studentiekoos.. Net zo als studenten. Dus ik zet dat zo in de groepsapp. En nou.. binnen drie minuten alles geregeld. En toen dacht ik: dit is geweldig. Wij zijn zo hip met elkaar eigenlijk.”

– Sandra, 44 (woont er 15 jaar)

Expressieve steun kan naast praktisch ook persoonlijk zijn. Respondenten geven aan persoonlijke steun uit te wisselen met buurtvrienden. Ze wisselen persoonlijke steun voornamelijk uit met buurtvrienden en vrienden en familie buiten de Bomenbuurt. De respondenten definiëren

persoonlijke steun over het algemeen als volgt: je open naar elkaar opstellen, elkaar een hart onder de riem steken, je ei kwijt kunnen en je hart luchten (over werk, partners, familie en kinderen bijvoorbeeld).

“Weet je het is ook.. opzich.. de buren waar wij dan mee om gaan.. dat zijn wel makkelijke praters ja.. Dus als er gewoon wat aan de hand is, kan je ook gewoon uhh wat gevoel betreft je hart wel luchten ja. En naaja ik heb bijvoorbeeld ook een overbuurvrouw die van baan is gewisseld en dan ja.. dan informeer je daar toch naar en dan blijkt ze het helemaal niet naar haar zin te hebben.. En nou dat vind ik dan wel gewoon rot.. ” – Muriel, 48

(woont er 25 jaar)

Het is opmerkelijk dat de respondenten instrumentele steun nauwelijks noemden. Het is mogelijk dat ze deze niet uitwisselen met elkaar. En dat ze instrumentele steun bijvoorbeeld met collega's, ouders van school, clubgenoten, familie, vrienden en andere groepen uitwisselen.

Hoe dragen de buurtgebonden sociale interacties en het dagelijks