• No results found

Buurtgebonden sociale interacties

Hoe ziet het dagelijks buurtgebruik van respondenten eruit?

5.3 Buurtgebonden sociale interacties

In deze paragraaf staan sociale interacties met buurtgenoten centraal. Alle respondenten hebben interacties met hun buren, de één meer dan de ander. In dit hoofdstuk wordt het buurtcontact van de respondenten zichtbaar gemaakt aan de hand van buurtvrienden; begroetingen en praatjes; gezichtsherkenning; de ander in de buurt; en het sociale leven buiten de buurt.

5.3.1 Buurtvrienden

Het gros van de respondenten heeft een goede relatie met zijn of haar directe buren, en in vele gevallen ook met buren die verderop in de straat wonen. De respondenten geven aan dat enkele of meerdere buurtrelaties zelfs vriendschappelijk van aard zijn.

“Ja eigenlijk wel vriendschappelijk. En bij de een heb je weer een andere band mee. Maar eigenlijk wel uhh ja ook 1 echte vriendin. En ook 1 echt lieve buurvrouw. Nu hebben we een tijdje niet met elkaar gesproken.. Meer.. ja wij bespreken bepaalde dingen.. En dat kan ook zo een half jaar niet zijn.. Maar dat is wel.. jaaa dat zijn ook wel speciale banden zegmaar.” – Sandra, 44 (woont er 15 jaar)

Ze komen bij elkaar over de vloer, drinken koffie, thee, bier of wijn. Soms eten ze samen of ze komen op elkaars (verjaardags-)feestjes.

“Ik heb maar een paar buren waarbij ik echt even een bakkie doe en omgekeerd. En dat is bijvoorbeeld mijn directe buurvrouw. En dan op het Elzenplein heb ik een vriendin en dan drinken we 1 keer in de 2 weken een bakkie. Maar als het niet uitkomt, niet natuurlijk.” – Margot, 67 (woont er 38 jaar)

Soms ondernemen respondenten activiteiten met hun buurtvrienden buiten de buurt, zoals op vakantie gaan, uit eten of naar het strand.

“En met hun ga ik nu gewoon mee naar de film en uit eten.. Gewoon leuke dingen doen. En dan naar het strand met de kinderen.. Maar ook dus leuke dingen zonder de kinderen.. en ja we zien elkaar ook met feestjes enzo. Maar ook gewoon tussendoor op de koffie.. En ja dat is wel heel leuk! “– Elise, 39 (woont er 7.5 jaar)

Een aantal van deze relaties valt te scharen onder sociabele relaties, omdat men een betekenisvolle band heeft opgebouwd. Andere relaties zijn settingspecifiek omdat die zich beperken binnen de context van de buurt. Buurtvriendschappen van respondenten zijn ontstaan doordat ze in de

nabijheid van hun (potentiële) vrienden/vriendinnen woonden. Dus omdat zij elkaar op regelmatige basis tegenkwamen, werden vriendschappen mogelijk gemaakt (Van Eijk, 2010; Peterson, 2016).

Andere respondenten hebben minder contact met hun buren en hebben daardoor geen buurtvriendschappen opgebouwd. Dit komt bijvoorbeeld door een korte woonduur of ze zeggen erg op zichzelf te zijn.

dag in contact met mensen en als ik dan thuis kom dan wil ik rust. Ik heb dan genoeg mensen gesproken en gezien. Ja en dan ben ik ook een Einzelganger. En dan zeggen mijn kinderen ook: Mam! je bent net een kluizenaar! Ga toch het plein op en bij die mensen zitten! Nou nee bedankt, zo ben ik gewoon nooit geweest en zo zal ik ook nooit worden. Want ja, ik vind het heerlijk om met mensen samen te zijn, en dat heb ik hier op mijn werk. Maar als ik thuis kom dan wil ik alles altijd even relativeren en dan heb ik geen zin om weer tussen de mensen te moeten zitten. Ja en voor de rest.. in de buurt? Ja het strand is in de buurt, en het centrum (Haarlem).” – Naomi, 51 (woont er 23 jaar)

Tot slot zijn er respondenten die wel goed contact hebben met hun buren, maar ze graag op enige afstand houden. Die respondenten zijn gesteld op hun privacy, maar vinden het hebben van een goede buur wel belangrijk.

“Maar ik denk dat dat wel knap is. Want je bent best genoodzaakt, omdat je zo dicht op elkaar zit natuurlijk. En daardoor ook heel erg genoodzaakt om elkaar met rust te laten. Ik denk dat dat eigenlijk het belangrijkste is. Dat je echt iedereen in zn sop gaar laat koken. En wie links doet of rechts doet... En dan met name je naaste buren.. Ik denk dat dat de truc is. En dan kun je heel veel vrijheid hebben op zo'n kleine vierkante meter. En dat betekent dan ook: niet zeiken als de heg iets uitloopt. Dat hij teveel naar jouw kant gaat. En vice versa. Dus misschien zit de kracht er wel in dat er toch ook een stukje afstandelijkheid inzit. Of ja afstandelijkheid... ja eigen levens.. Maar is er wat aan de hand of er zit iemand omhoog of wat dan veert iedereen op.”– Sandra, 44

5.3.2 Begroetingen en praatjes maken

Alle respondenten geven aan dat ze hun buren gedag zeggen. De meeste daarvan maken ook veel praatjes met buren. De respondenten vinden het belangrijk om die praatjes met buren te hebben zodat ze weten hoe het met hun buren gaat. Andere respondenten zeiden dat ze weinig praatjes houden, omdat ze op zichzelf zijn of er pas kort wonen.

Kaart van Roos. Ze woont er nog maar drie maanden en geeft aan haar buren nog niet bij naam te kennen. Wel zegt ze haar buren gedag (de huisnummers).

“Jaa wel steeds meer, maar weinig nog. Het is wel normaal om mensen hier in de straat gedag te zeggen, dus dat doe ik ook wel. Maar ze kennen doe ik niet, dus praatjes heb ik nog niet zo veel.” – Roos, 29 (woont er 3

maanden)

Verschillende soorten contact die Peterson (2016) beschreef, zijn tijdens de interviews naar boven gekomen. Dit waren de vluchtige (enkel gedag zeggen), de urban ettiquette, de amicale en de betekenisvolle (buurtvrienden). Hieronder volgen enkele voorbeelden waarbij Jan, Greet en Margot

het voorbeeld van de amicale ontmoeting zijn en Dennis de urban etiquette.

“Met de meeste directe buren maak ik wel eens een praatje..maar niet vaak hoor! Vaker is het uhh.. gewoon beleefd gedag zeggen en umh.. soms praat ik wel eens met enkele mensen hier verder weg in de straat... Maar dat zijn er niet veel.” – Dennis, 62 (woont er 12 jaar)

– “Nee het is eigenlijk altijd op straat dus. Gewoon gedag of zwaaien. – Ja.. en praatje maken.

– Ja, of als die kinderen voorbij lopen, geef ik een ijssie en van die kinderen die ook verderop wonen en ook die van hierachter. Haar zuster woont hierachter. Ja en daar gaan we ook goed met de mensen om.

– Ja die zeggen ook altijd gedag.

– Ja ook altijd even praten.” – Jan, 69 en Greet, 70 (wonen er 45 jaar)

“En dan maak je wel een praatje. Zo van: hey hoe gaat het? Ja dat zijn dan wel voornamelijk de mensen van

beetje dezelfde leeftijd die er ook al zo lang wonen. Zo is er nog een buur uit de straat waarmee ik wel eens afspreek. Als ze mij dan lang niet gezien heeft dan belt ze op met: hey je bent toch niet ziek ofzo? Ja en zo houden we elkaar wel in de gaten.” – Margot, 67 (woont er 38 jaar)

De meeste begroetingen en praatjes worden op straat gehouden, zoals Jan en Greet al aangaven. Verder ziet men elkaar via de kinderen op school en in de supermarkt.

En de meeste bekenden die ik tegenkom zie ik toch op school. Of in de supermarkt. Daar kwam ik dan ook vaak mensen tegen die inmiddels vrienden van ons zijn geworden. Of andere mensen die vanaf school even een stopje doen. Ja en ook vanuit de buurt gewoon.”– Jeroen, 44 (woont er 10 jaar)

5.3.3 Gezichtsherkenning

De respondenten hebben aangegeven dat ze de meeste buren uit hun straat/op het plein herkennen van gezicht, buren die ze verder niet kennen. In sommige gevallen herkennen ze buren uit andere straten.

“Zoo en zoo.. Ja ik ken wel veel van gezicht. Want je weet het wel als er iets vreemds loopt zegmaar. Maar ik zou

Kaart van Jeroen. Hij geeft weer wie hij uit de straat en van het plein kent van naam. Ook geeft hij aan met wie hij geen contact heeft. Hij tekent degene die hij kent en houdt het daarbij. Jeroen heeft een laag schaalniveau gebruikt. En hij was niet de enige, veel kaarten bestonden maar uit één straat.

Bij andere respondenten gaat de herkenning iets verder dan alleen elkaars gezicht, zoals Arie hieronder schetst:

“Jaaa... nou.. umhh ja die daar verderop wonen misschien niet allemaal van naam.. Maar iedereen ken je wel.. ze weten ook allemaal dat mijn kids bij mij horen bijvoorbeeld. Er is in die zin wel controle op elkaar.. Dit is ook echt wel een gesloten pleintje.. En je zit wel dicht op elkaar.. dus je ziet elkaar ook veel..” – Arie, 46 (woont er

10 jaar)

Er zijn ook respondenten die aangeven maar weinig mensen van gezicht te herkennen. Sandra, die een aardig netwerk in de straat heeft opgebouwd, zegt bijvoorbeeld niet goed te zijn in het herkennen van gezichten. Zij weet ook maar weinig namen te plaatsen bij de gezichten die ze wel herkend, net als andere respondenten die dat ook aangaven.

“Nee ik herken lang niet iedereen uit de straat, laat staan namen! Maar goed, of ik ben daar niet goed in, of uhh.. dat interesseert mij gewoon minder, en dat is niet erg denk ik... Ieder zo zijn eigen dingen, toch?” – Sandra, 44

(woont er 15 jaar)

Een gedeelte van de respondenten beweert de meeste namen wel bij een gezicht te kunnen

plaatsen. Het hebben van kinderen en honden helpt bij het herkennen van gezichten en het kennen van namen, meerdere respondenten gaven dit aan. Dit komt overeen met de bevindingen van Blokland & Nast (2014). Zij hebben geconstateerd dat publieke familiariteit groter is als mensen een hond en/of kinderen hebben, omdat die sociale interacties aanmoedigen.

5.3.6 'De ander' in de buurt

Al eerder kwam de sociale scheidslijn tussen het plein en de 'rest' aan bod. Deze scheidslijn is niet heel scherp, maar wel interessant. Respondenten gaven aan weinig tot geen contact te hebben met

huiseigenaren uit de Bomenbuurt. Dit viel ook op bij het bestuderen van de narratieve kaarten, omdat het schaalniveau zich beperkt tot de 'minibuurt' (het Elzenpleincomplex). Het is zeer opmerkelijk dat er wel sociale scheidslijnen worden getrokken tussen huurders onderling en niet tussen kopers en huurders.

Er zijn respondenten die op het plein wonen en geen weet hebben van deze scheidslijn en er zijn pleinbewoners die mede-pleinbewoners 'anders' vinden. Respondenten uit de Acaciastraat en de Laurierstraat zien de pleinbewoners veelal ook als 'anders'. Opmerkelijk is dat de 60-plussers het Elzenplein als armoedig, 'minder' en slordig beschrijven. Een veel genoemde ergernis is

verpaupering, iets wat opmerkelijk is in een kansrijke buurt. De 60-plussers vinden het vervelend dat ze op het Elzenplein niet vegen bijvoorbeeld. Respondenten noemen de bewoners op het Elzenplein 'volks' of 'aso'. Ook Naomi (51), die nota bene zelf op het plein woont. Ook worden de bewoners op het Elzenplein aangeduid met de term 'anders' of 'verschillend', waaronder ook pleinbewoner Hillary (52). Deze omschrijvingen sluiten aan bij Bordieu's social distance-concept (Tersteeg & Pinkster, 2015). Er kan gespeculeerd worden dat het kansrijke karakter van de buurt wel degelijk een voorbeeldfunctie heeft (Bolt & Van Kempen, (2008). Omdat men grenzen ontwikkeld heeft over wat acceptabel gedrag is en wat niet.

Ondanks deze sociale scheidslijn geven de respondenten aan geen last te hebben van de pleinbewoners en in sommige gevallen zelfs dat ze 'wel aardig' zijn. Dat het niet tot frictie leidt, is wellicht te danken aan de publieke familiariteit die volgens de respondenten aanwezig is. Men heeft veel vluchtig en ander contact met elkaar en dat neemt de angst voor de ander weg, het vermindert anonimiteit en het kan conflicten voorkomen (Peterson, 2016). Hoewel conflicten niet altijd zijn uitgebleven, want sommige respondenten hebben wel eens een incident met 'de ander' gehad.

“Nee maar, het valt wel mee. Kijk, wij hebben ook wel eens meegemaakt met iemand op het plein. Maar dat is

wel weer goed gekomen. En uhh.. ja klein voorbeeldje gewoon: toen we nog de zaak hadden, en ik had altijd heel veel buiten staan (fruit en groente). En toen gingen ze ineens aan de overkant, zonder wat te zeggen, voorop het plein, hier in de poort en hier voor de deur van de zaak, allemaal met zand gooien. Ja en m'n hele spullen! ik moest echt gauw met een zeil er over heen. Ja en daar werd ik een beetje pissig om. (mompelt scheldwoorden). Ja weet je wel, en toen kwam die vrouw. En ik zeg: ja en dit en dit. En zij zegt: Ja je heb gelijk. Nou dus dat is ook weer goed gekomen. Maar diezelfde man die had hier zo'n hele grote asociale Jeep staan. Echt zo'n ouwe weet je wel? En die kwam van dat plein af en die moest erdoor. En die kon er niet door. En uhhh.. en dan heb je.. daarnaast woont een man en die had zn auto zo staan, dat hij er met z'n grote ding, er net niet langs kon. En hij is natuurlijk al een beetje eigenheimig... Want hij belt aan, of hij die auto weg kan zetten.. omdat hij er niet door kan.. Maar ik weet dat die man, die staat op z'n strepen.. Die gaat z'n eigen eerst rustig aankleden en die zei: ja voorlopig niet want uhh ja je zal het wel merken. En die gozer (van de Jeep) die komt later van het plein af en die gooit die klep van die deur open en haalt er een bijl uit, en slaat zo het raam van onze buurman in. Nouu en toen schrok ik mij de... Dat soort mensen.. maar ach.. dan praat ik over iets extreems.. een incident. En dat gebeurt verder nooit. Ja maar dat was heftig hoor!” – Jan, 69 (woont er 45 jaar)

Ook vinden de respondenten dat er te veel gescholden wordt op het plein en vinden ze het mede hierdoor niet prettig als hun kinderen daar spelen. De kinderen van de pleinbewoners schijnen nogal

dominant te zijn over het plein en haar speeltoestellen. Hier is sprake van macht over een bepaald gebied in de buurt. De 'andere/volkse' huurders hebben macht over het plein, niet alleen over de speeltoestellen, want men claimt hun stoep voor privé gebruik. Dit is in contrast met de

bevindingen van August (2014) die juist een macht bij de huiseigenaren over publieke ruimten waarnam, maar de huiseigenaren komen hier nauwelijks of niet eens.

“Maar de praktijk was eigenlijk dat uhh mijn dochter met het hele Elzenplein eigenlijk niets te maken had. Maar eigenlijk meer met hier de Acaciastraat. En umhh... ja hoe moet je dat netjes beschrijven? Het was toch wel.. het soort mensen dat hier wonen.. Dat is toch wel een bepaald soort mens. En in de Acaciastraat... ja dat zijn deels ook koopwoningen.. En dan merk je toch wel het verschil. Hoewel.. ik ben zelf ook een huurder.. Maar je merkt toch wel het verschil in mens.. En ja.. op het Elzenplein wordt gewoon heel veel gescholden. Kinderen.. en vooral ook kleine kinderen met een bepaald soort taalgebruik.. En er was ook heel veel ruzie.. En ja ik had zo iets van.. Ja dat wil je eigenlijk niet. Dus toen vanzelf ging zij (dochter) al naar de Acaciastraat waar toevallig al allemaal kinderen woonden die ook nooit op het plein kwamen.” – Hillary, 52 (woont er 11 jaar)

Hetgeen wat wel overeen kwam met de bevindingen van August is dat de 'volkse' huurders (met waarschijnlijk een lager inkomen dan de rest) als minderwaardig gezien worden.

5.3.7 Sociaal leven buiten de buurt

Om een goed beeld te krijgen van het sociale buurtnetwerk van de respondenten is het belangrijk om ook te praten over hun sociale netwerk buiten de buurt. De respondenten hadden het met name over familie en vrienden. De respondenten gaven aan hun familie regelmatig te zien. Andere weer weinig, omdat familie ver weg woont bijvoorbeeld. De meeste respondenten hebben familie in Haarlem wonen. Maar ze gaven ook aan dat familie buiten Haarlem, en soms zelfs buiten Nederland woont.

“Nou we hebben een hoop neefjes en nichtjes, we hebben zelf geen kinderen. En we hebben ook een app van de familie. En ik heb nog een zuster in Suriname wonen. En daar hebben we nog contact mee. En met al die nichtjes en neefjes ook dus. En dan gaan we ook naar al die verjaardagen he. En ze kommen hier. En er trouwen er van het jaar drie. Nou dan zijn wij daar de hele dag voor uitgenodigd.” – Jan, 69

Vrienden van respondenten komen voornamelijk uit Haarlem. Er wonen zelfs vrienden in de buurt. Respondenten geven ook aan vrienden te hebben die verder weg wonen. Ze kennen vrienden via werk, de school van hun kinderen of van vroeger (studie, middelbare school, basisschool).

“Ja, ik heb ook een vriendin die dan in Molenwijk woont in Haarlem.. uhh dus ja daar ga ik ook op zaterdag meestal mee lopen in de duinen.. En dan gaan we naar de Oase.. Uhh verder heb ik ook wel wat collega's waar ik mee optrek maar die wonen niet per se in Haarlem.. Dat is dan Heemskerk.. en eentje in Heemstede.. en Hillegom..” – Roos, 29

(verjaardags-)feestjes en gaan met elkaar op vakantie. Respondenten voeren vooral veel

activiteiten met hun vrienden uit, zoals uitgaan (eten, film, stad, kroeg), naar het strand, wandelen en hardlopen.

“En ja mijn familie zie ik maar soms.. en vrienden wel echt regelmatig.. Ik zit met hun op een paar clubs, en heb ik een theater- en filmclubje met een stel vrienden, waar ik ook regelmatig mee eet, wandel en