• No results found

Aandacht voor het slachtoffer in het Nederlands straf(proces)recht is op dit moment niet meer weg te denken. Dit was vroeger niet zo vanzelfsprekend. Zoals aangegeven is de aandacht voor het slachtoffer, door de ‘Wet versterking positie slachtoffer’, van 1 januari 2011 en het regeerakkoord van 2012, toegenomen. Wat was de positie van het slachtoffer hiervoor? Hoe komt het dat er zo veel aandacht is gekomen voor de positie van het slachtoffer? Deze paragraaf bestaat uit een historisch overzicht van de positie van het slachtoffer en de positie van het slachtoffer in de tegenwoordige tijd.

4.2.1. Historisch overzicht

Van oudsher is het strafrecht een publiekrechtelijke aangelegenheid. Er is sprake van een verhouding tussen de staat en de verdachte van een misdrijf.137 De staat heeft de legitimiteit om op te treden tegen haar burgers. De legitimiteit van de staat is ontstaan rond de 12e eeuw. Toen er steden ontstonden werd het noodzakelijk regels op te stellen zodat de vrede kon worden gehandhaafd.138 Het werd onwenselijk geacht dat de burgers zelf het recht in eigen hand namen. Eigenrichting werd dus verboden. In de negentiende eeuw ontstond het idee dat het straffen niet alleen als vergelding moest dienen. Er ontstond meer aandacht voor de persoon van de verdachte.139 Voor de Tweede Wereldoorlog lag de focus van het strafprocesrecht volledig op de persoon van de verdachte. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde dit. Er ontstond een ontwikkeling waarbij de positie van het slachtoffer meer op de voorgrond kwam.140 Deze aandacht richtte zich vooral op het oprichten van een stelsel van sociale verzekeringen. Door middel van particuliere initiatieven zijn uiteindelijk bureaus voor slachtofferhulp ontstaan.141 De ontwikkelingen met betrekking tot de positie van het slachtoffer bleven doorgaan. De nadruk bij de positie van slachtoffers vóór de jaren zestig en

137 Verhelst 2013, p. 621 138 Idem. 139 Langemeijer 2010, p. 4 140 Idem. 141 Idem.

39

zeventig lag vooral op het bijdragen aan het bewijs tegen de verdachte.142 De slachtoffers hadden wel plichten, maar nog geen rechten.143 Vanaf 1980 veranderde dit. De focus lag vooral op vrouwenorganisaties die opkwamen voor de slachtoffers van zedenmisdrijven. Deze organisaties pleitten voor een betere hulpverlening aan deze slachtoffers.144

Er werd niet alleen gediscussieerd over de psychische kant van slachtofferhulp, ook werden er stappen gezet voor de invoering van schadefondsen. Zo konden de slachtoffers van misdrijven hun schade verhalen.

De discussie over het verhalen van de geleden schade van het slachtoffer heeft uiteindelijk geleid tot de wet ‘Terwee’ in 1992. Bij deze wet werden de mogelijkheden besproken van het voegen van een benadeelde partij in het strafproces. Door de invoering van deze wet werd het mogelijk voor het slachtoffer om zich als benadeelde partij te voegen in een strafzaak door middel van een voegingsformulier. Het slachtoffer hoefde zich nu niet langer op de terechtzitting te melden.145 De invoering van deze wet was een eerste grote stap voor de rechten van het slachtoffer. Als gevolg hiervan groeide het besef dat de behoeften van slachtoffers niet alleen bestonden uit het ontvangen van een geldelijke tegemoetkoming. Naar aanleiding van dit besef heeft het slachtoffer in 2005 spreekrecht gekregen.146 Het slachtoffer mocht alleen verklaren over hetgeen het tenlastegelegde feit bij hem teweeg had gebracht.147 Het heeft echter nog tot 2011 geduurd voordat het slachtoffer een aparte titel in het Wetboek van Strafvordering kreeg. In deze titel zijn de rechten van het slachtoffer in het strafproces opgenomen. Sinds 2011 kan men niet meer om het slachtoffer heen.

Zoals eerder genoemd, is in het regeerakkoord van 2012 de positie van het slachtoffer nogmaals benoemd. De positie van het slachtoffer voor, tijdens en na het strafproces moest worden verbeterd. Deze verdere invulling is beschreven in het visiedocument van het Ministerie van Veiligheid & Justitie in 2013. Hierin worden de beleidsdoelen beschreven met betrekking tot de positie van het slachtoffer. Dit beleidsdocument is van grote waarde voor de huidige positie van het slachtoffer in Nederland en zal in de komende deelparagraaf apart besproken worden.

142 Visiedocument ‘recht doen aan slachtoffers’, 2013. p. 13 143 Idem. 144 Langemeijer 2010, p. 5 145 Idem. 146 Langemeijer 2010, p. 6 147 Langemeijer 2010, p. 81

40

4.2.2. Visiedocument ‘Recht doen aan slachtoffers’

Het visiedocument ‘Recht doen aan slachtoffers’ is geschreven naar aanleiding van het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’. Als slachtoffer wordt aangemerkt “diegene [die] buiten zijn schuld om lichamelijke, financiële of geestelijke schade lijdt”.148

Het visiedocument werkt het aspect van de verbetering van de positie van het slachtoffer uit.

In het visiedocument worden de behoeften van slachtoffers in vijf punten samengevat: 1. “Erkenning en zorgvuldige bejegening (waaronder informatie);

2. Rechtvaardigheid; 3. Bescherming; 4. Ondersteuning; en

5. Schadevergoeding en herstel”.149

Bij deze punten moet in ogenschouw worden genomen dat niet alle behoeften bij alle slachtoffers voorkomen. Ieder slachtoffer is uniek en de daaruit voortvloeiende behoeften ook. Het is daarom belangrijk in de praktijk goed in te spelen op de specifieke behoeften van het specifieke slachtoffer.150 Deze bovenstaande behoeften van slachtoffers zijn vervolgens omgezet naar beleidsdoelen en zullen achtereenvolgens worden besproken.

Het eerste beleidsdoel betreft het zorgen voor zorgvuldige bejegening van de slachtoffers. Om ervoor te zorgen dat de slachtoffers zorgvuldig bejegend worden moet er gekeken worden naar de bredere belangen van slachtoffers. Het enkel informeren van het slachtoffer over de uitkomst van een rechtszaak wordt onvoldoende geacht.151 Zoals hierboven benoemd hebben verschillende slachtoffers verschillende behoeften en hier moet dan ook, voor zover mogelijk, aan tegemoet worden gekomen. Ook moeten slachtoffers van delicten waarbij nooit een dader wordt gevonden, en die dus nooit met een strafzaak te maken krijgen ondersteund worden en erkenning krijgen.152 Kosteloze slachtofferhulp zal voor alle slachtoffers beschikbaar zijn, ongeacht het feit of er een verdachte is gevonden en/of er aangifte is gedaan.153 Als laatste moet de informatievoorziening voor slachtoffers continu in het oog worden gehouden. Dit vraagt enige inspanning van de organisaties die met slachtoffers te maken hebben.

148 Visiedocument ‘recht doen aan slachtoffers, 2013. p. 7 & de Van Dale 149 Visiedocument ‘recht doen aan slachtoffers, 2013. p. 9

150 Idem.

151 Visiedocument ‘recht doen aan slachtoffers’, 2013. p. 23 152

Visiedocument ‘recht doen aan slachtoffers’, 2013. p. 24

41

Het tweede beleidsdoel houdt voornamelijk in dat de overheid ervoor moet zorgen dat de slachtoffers hun recht kunnen halen in het strafproces.154 Hierbij moet vooropstaan dat het slachtoffer zijn stem moet kunnen laten horen en dat met de belangen van het slachtoffer rekening moet worden gehouden.155 Een ander belangrijk punt bij dit beleidsdoel is het uitbreiden van het spreekrecht van het slachtoffer. Slachtoffers mogen na uitbreiding van het spreekrecht zich ook uitlaten over het delict zelf en de door hen gewenste straf.156 Ten tijde van dit visiedocument mocht het slachtoffer zich alleen nog maar uitlaten over wat het delict tot gevolg heeft gehad. Over de uitbreiding van het spreekrecht volgt later in dit hoofdstuk meer.

Het derde beleidsdoel betreft de bescherming van slachtoffers. Bescherming tegen intimidatie, recidive, secundaire victimisatie, maar ook bescherming van de privacy van het slachtoffer, de verdachte of de samenleving valt hier onder.157 Het is van belang dat er gekeken wordt naar het individuele slachtoffer en dat altijd een oordeel wordt geveld dat toegespitst is op het specifieke slachtoffer. Dit beleidsdoel moet onder andere worden bereikt door de invoering van de EU-Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten van 25 oktober 2012.158 Deze Richtlijn zal later hoofdstuk besproken worden.

Het vierde beleidsdoel betreft de ondersteuning. Elk slachtoffer moet bij Slachtofferhulp Nederland voor kosteloze ondersteuning terechtkunnen.159 Het is belangrijk dat de organisatie ‘Slachtofferhulp Nederland’ verder professionaliseert zodat die als volwaardige partner van het strafproces kan gaan dienen.160

Het vijfde beleidsdoel: schadevergoeding en herstel. Een belangrijke verandering betreft het bijdragen, door de dader, aan de kosten voor de ondersteuning van het slachtoffer. Hierbij kan gedacht worden aan een verplichte bijdrage van daders ten behoeve van slachtoffers.161 Een geldelijke bijdrage is niet altijd noodzakelijk. De dader kan ook bijdragen aan het herstel van het slachtoffer door met het slachtoffer in gesprek te gaan.162 Hiervoor creëert de overheid mogelijkheden. Een laatste maatregel die genomen wordt om de geldelijke herstelregelingen in Nederland te verbeteren is het uitbreiden van het Schadefonds

154 Idem.

155 Visiedocument ‘recht doen aan slachtoffers’, 2013. p. 25 156 Idem.

157

Visiedocument ‘recht doen aan slachtoffers’, 2013. p. 26

158 Richtlijn 2012/29/EU

159 Visiedocument ‘recht doen aan slachtoffers’, 2013. p. 27 160 Idem.

161

Idem.

42

Geweldsmisdrijven. Een beroep op het schadefonds wordt uitgebreid met culpoze verkeersdelicten met dodelijke afloop.163

Op basis van dit uitgebreide visiedocument is de rol van het slachtoffer verder uitgekristalliseerd en krijgt het slachtoffer een steeds grotere rol in het strafproces. In ogenschouw moet worden genomen dat het niet de bedoeling van dit document is om het slachtoffer tot procespartij te maken. Het slachtoffer blijft een deelnemer aan het strafproces.164