• No results found

Niet alleen in Nederland is de positie van het slachtoffer de afgelopen jaren veranderd. Ook op Europees niveau is er een aantal ontwikkelingen gaande die de positie van het slachtoffer in het strafproces veranderen.

Vooropgesteld moet worden dat in het EVRM geen specifieke rechten voor slachtoffers zijn neergelegd. Het EVRM is primair tot stand gekomen om rechtsbetrekkingen tussen burgers en de overheid te regelen en is bedoeld om machtsmisbruik en willekeur van de overheid tegen te gaan.165 Toch krijgt het slachtoffers steeds meer aandacht bij het EHRM. Inbreuk op een recht, zoals neergelegd in het EVRM, is alleen geoorloofd als dit noodzakelijk is in een democratische samenleving en dit een legitiem doel beoogt.166 Het EHRM heeft geoordeeld dat bepaalde slachtofferbelangen als zo’n legitiem doel gezien kunnen worden, en een inbreuk op de rechten van de verdachte dus geoorloofd kunnen maken.167 Hiermee stelt het EHRM bepaalde slachtofferbelangen gelijk aan het maatschappelijk belang.168 Doordat het ERHM slachtofferbelangen gelijk stelt aan het maatschappelijk belang, worden deze belangen publieke verantwoordelijkheid en vallen ze onder de zorgplicht van de overheid.169 Doordat bepaalde slachtofferbelangen onder de zorgplicht van de overheid vallen heeft het EHRM geoordeeld dat er, naast de rechten van de verdachte, ook rekening moet worden gehouden met de belangen van het slachtoffer.170 Rekening houden met de belangen van het slachtoffer kan ook betekenen dat bepaalde slachtoffers in sommige rechtszaken juist niet opgeroepen worden; dit omdat de confrontatie met de verdachte voor het slachtoffer teveel

163 Idem.

164

Visiedocument ‘recht doen aan slachtoffers’, 2013, p. 16

165 Kwakman Strafblad 10,4, 2012, p. 2 166 Idem. 167 Idem. 168 Idem. 169 Idem.

43

teweegbrengt. Het privéleven van het slachtoffer moet beschermd worden. Dit kan tot gevolg hebben dat het slachtoffer niet opgeroepen hoeft te worden.171 Het beschermen van het privéleven dat in art. 2 EVRM staat, geldt dus ook voor het slachtoffer.

Het EHRM heeft geoordeeld dat de bescherming van de maatschappij tegen misbruik van de staatsmacht heel ruim mag worden opgevat. In een aantal uitspraken kan zelfs het “niet handelen waar optreden geboden is” tot misbruik van de staatsmacht worden gezien.172

Hier creëert het EHRM ‘positive obligations’ voor de lidstaten. Met betrekking tot de belangen van slachtoffers heeft het EHRM bepaald dat “het publieke belang om (potentiële) slachtoffers van delicten te beschermen, met zich mee kan brengen dat daartoe adequate en voldoende afschrikwekkende strafrechtelijke voorzieningen dienen te worden getroffen, die slagvaardig moeten worden benut indien de bescherming van de rechten van verdachten niet anderszins voldoende kan worden verzekerd”.173

Ook hier weer gebaseerd op art. 2 EVRM, het recht op leven.

Een redelijk recente ontwikkeling op het gebied van de rechten voor slachtoffers is de Richtlijn minimumnormen slachtoffers van het Europese Parlement en de Raad. In deze Richtlijn worden de minimumnormen gegeven waar lidstaten minimaal aan moeten voldoen ten opzichte van slachtoffers. Deze Richtlijn onderschrijft het belang van de positie van het slachtoffer in het strafproces en dwingt de lidstaten om hun wetgeving in overeenstemming te brengen met deze minimumnormen. Deze Richtlijn wordt in het volgende hoofdstuk uitgebreider besproken.

Benadrukt moet worden dat deze ontwikkelingen voor de positie van het slachtoffer niet maken dat het slachtoffer als procespartij moet worden gezien. De verantwoordelijkheid voor het strafrechtelijk handhaven ligt nog steeds bij de overheid. Het slachtoffer kan slechts door een ‘action indirecte’ invloed uitoefenen op het overheidsoptreden en dus niet door een ‘action directe’.174

171 Kwakman Strafblad 10,4, 2012, p. 4 & ECRM 17 mei 1995, 19525/92, §66 (Finkensieper v. Nederland) 172 Kwakman Strafblad 10,4, 2012, p. 4

173 Kwakman Strafblad 10,4, 2012, p. 4 & Groenhuijsen en Kwakman 2002, p. 802 & EHRM 26 Maart 1985,

NJ 1985, 525 (X en Y vs. Nederland) & EHRM 17 januari 2002, 32967/96, §48 (Calvelli en Ciglio vs. Italië)

44 4.4. Juridische inbedding

Uit al het voorgaande blijkt dat er veel ontwikkelingen zijn met betrekking tot de positie van het slachtoffer. Het slachtoffer lijkt een steeds grotere rol te spelen in het strafproces. Eén specifieke wet, te weten de Wet ‘ter uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers’, en de implementatie van de Richtlijn ‘minimumnormen slachtoffers’ hebben hier aan bijgedragen. Deze wet en de implementatie van de Richtlijn hebben grote veranderingen teweeggebracht in ons rechtssysteem. De positie van het slachtoffer is uitgebreid en versterkt. In deze paragraaf wordt eerst de bestaande wetgeving omtrent de positie van het slachtoffer besproken, waarna de implementatie van de Richtlijn aan de orde komt.

4.4.1 Bestaande wetgeving

De uitgebreide positie van het slachtoffer is in steeds grotere mate terug te vinden in de bestaande wetgeving. Hieronder zullen de wetsartikelen met betrekking tot de positie van het slachtoffer besproken worden. Speciale aandacht wordt gegeven aan de net in werking getreden Wet ‘ter uitbreiding van het spreekrecht van het slachtoffer in het strafproces’.

Zoals eerder genoemd kreeg het slachtoffer in 2011, met de Wet ‘versterking positie slachtoffer’, een eigen titel in het Wetboek van Strafvordering. Titel IIIa is nu helemaal gewijd aan het slachtoffer. Sindsdien is er een aantal artikelen aangepast en toegevoegd. De titel begint met de definitie van het begrip ‘slachtoffer’ en wie hieronder vallen. Achtereenvolgens worden de rechten van het slachtoffer benoemd.

Zo heeft het slachtoffer recht op inzage in de processtukken (art. 51b lid 1 WvSv), kan het slachtoffer processtukken toevoegen (art.51b lid 2 WvSv), kan het slachtoffer zich laten bijstaan (art. 51c lid 1 WvSv) en heeft het slachtoffer recht op een tolk, indien het slachtoffer de taal waarin het strafproces wordt gevoerd niet verstaat (art. 51c lid 3 WvSv). Zoals in de vorige paragraaf besproken bepaalt art. 51e lid 2 WvSv nu dat het slachtoffer op de terechtzitting een verklaring af kan leggen. Dit spreekrecht kan volgens lid 4 ook worden uitgeoefend door een nabestaande van het slachtoffer dat als gevolg van een strafbaar feit is overleden.

Vervolgens gaat de tweede afdeling van titel IIIA over de schadevergoedingsregelingen die er gelden ten aanzien van slachtoffers. Het slachtoffer dat direct schade heeft geleden door een strafbaar feit kan zich door middel van een voegingsformulier als benadeelde partij voegen in

45

de strafzaak, terzake schadevergoeding, zie art. 51f lid 1 WvSv. Dit formulier wordt door de OvJ toegezonden op het moment van bekendmaking van vervolging van een verdachte (art. 51g lid 1 WvSv).

Als laatste geldt dat het OM de politie opdraagt om in een zo vroeg mogelijk stadium het slachtoffer op de hoogte te stellen van de mogelijkheden tot bemiddeling, zie art. 51h lid 1 WvSv.

Wet ‘ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’ In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ staat dat slachtoffers meer spreekrecht moeten krijgen in het strafproces. Op 1 juni 2016 is de Wet ‘ter aanvulling van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’ ingevoerd die kan gelden als een uitwerking van dit specifieke punt. De achterliggende gedachte van de uitbreiding van het spreekrecht is om bij te dragen aan de verwerking van het slachtoffer.175 Men is van mening dat het meer indruk op de verdachte maakt als het slachtoffer verklaart welke gevolgen hij door het delict heeft ondervonden. Daarnaast wordt ervanuit gegaan dat het uitgebreide spreekrecht een algemeen preventief effect zal hebben.176

In de MvT wordt het doel van de wet beschreven. De wet heft de belemmering op dat alleen mag worden gesproken over de gevolgen van het delict voor het slachtoffer.177 Het slachtoffer moet onbelemmerd kunnen verklaren over hetgeen hij aan de orde wil stellen.178 Zo wordt het spreekrecht van het slachtoffer meer gezien als een ‘adviesrecht’.

Dit adviesrecht houdt in dat het slachtoffer tijdens de zitting zijn opvatting mag uiten over de vragen van art. 350 WvSv, te weten de bewezenverklaring, de kwalificatie van het feit, de schuld van de verdachte en de passende straftoemeting.179 Deze aanvulling van het spreekrecht wordt in zijn algemeenheid verwoord in art. 51e lid 2 WvSv: “het slachtoffer kan op de terechtzitting een verklaring afleggen”. Ondanks het uitgebreide spreekrecht van het slachtoffer, blijft het slachtoffer onbevoegd om zelf een vervolging in te stellen.180 Het vervolgingsmonopolie ligt nog steeds bij het OM. Ook wordt er in de MvA gezegd dat het niet de bedoeling is dat het slachtoffer procespartij wordt.181

175 Kamerstukken II 2011/2012, 33176 nr. 3, p. 3 176 Idem. 177 Kamerstukken II 2014/2015, 34082 nr. 3, p. 1 178 Idem 179 Kamerstukken II 2014/2015, 34082 nr. 4, p. 1 en 4 180 Kamerstukken II 2014/2015, 34082 nr. 4, p. 4 181 Kamerstukken II 2015/2016, 34082 C, p. 4

46

Voordat bovengenoemde wet in werking was getreden werd er advies ingewonnen bij de RvS. De RvS heeft bij het, toen nog wetsvoorstel, een aantal kanttekeningen gemaakt. Deze kanttekeningen worden door meerdere auteurs gedeeld en zullen hier besproken worden. Als eerste merkt de RvS op dat het uitbreiden van het spreekrecht van het slachtoffer een wezenlijke verandering meebrengt voor het strafproces. Het uitgebreide spreekrecht van het slachtoffer staat volgens de RvS dan ook op gespannen voet met de bredere doelstelling van het strafproces.182 De rol van het slachtoffer verandert en het slachtoffer mag over meer punten verklaren. Hierdoor komt het slachtoffer steeds meer tegenover de verdachte te staan.183 Doordat het slachtoffer een uitgebreider spreekrecht krijgt, verandert de procespositie van het slachtoffer. De verdachte en de OvJ mogen het slachtoffer, als deze gebruik maakt van het uitgebreide spreekrecht, horen als getuige.184

De rol van de OvJ verandert door de uitbreiding van het spreekrecht van het slachtoffer. De OvJ vertegenwoordigt het publieke belang, waarin ook het belang van slachtoffers is gelegen. Door de veranderde positie van het slachtoffer, zal deze nu zelf zijn belang behartigen. Hierdoor komt het slachtoffer meer naast de OvJ te staan, in plaats van dat de OvJ voor het slachtoffer handelt.185

Een ander kritiekpunt is dat het advies van het slachtoffer maar van betrekkelijke waarde is. Wanneer een slachtoffer nog veel last heeft van zijn trauma, zal zijn advies anders zijn dan wanneer het trauma grotendeels verwerkt is.186 De houding van het slachtoffer kan tijdens het strafproces veranderen omdat hij ondertussen bezig is met het verwerken van het trauma.187 Het grootste kritiekpunt is dat er secundaire victimisatie bij het slachtoffer kan ontstaan.188 Doordat het slachtoffer over meer onderwerpen mag verklaren, moeten de andere procespartijen de kans krijgen om het slachtoffer aan de tand te voelen teneinde de verklaringen te weerleggen. Het slachtoffer wordt als getuige beëdigd en de partijen mogen het slachtoffer ondervragen.189 Door deze ondervraging wordt het slachtoffer in een kwetsbare positie gebracht, dit terwijl het uitgangspunt juist is geweest om het leed van het slachtoffer niet te vergroten door het strafproces.190 Bovendien, als het advies van het

182 Kamerstukken II 2014/2015, 34082 nr. 4, p. 5 183 Idem. 184 Idem. 185 Kamerstukken II 2014/2015, 34082 nr. 4, p. 6

186 de Savornin Lohman Nederlands juristenblad nr. 306, 2014, p. 3 187 Idem.

188 Kamerstukken II 2014/2015, 34082 nr. 4, p. 10 189

Idem.

47

slachtoffer niet wordt gevolgd door de rechter kan dit leiden tot grote teleurstellingen bij het slachtoffer en frustratie in het strafproces.191

Ondanks deze genoemde kritiekpunten is de wet op 1 juni 2016 in werking getreden.

4.4.2. Wetsvoorstel implementatie Richtlijn minimumnormen slachtoffers

In paragraaf 4.3 is al aangestipt dat er in 2012, vanuit het Europese Parlement en de Raad, een Richtlijn is gekomen die minimumnormen voor slachtoffers schetst. Als eerste wordt deze Richtlijn besproken, waarna vervolgens het wetsvoorstel tot implementatie van deze Richtlijn wordt besproken.

Met de Richtlijn, ‘vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/BJZ’, wordt beoogd de slachtofferbescherming in de gehele Unie naar een hoger niveau te tillen.192

Vooropgesteld dient te worden dat het in de Richtlijn gaat om minimumnormen. Lidstaten moeten dus minimaal aan deze normen voldoen, maar zijn vrij om de rechten uit te breiden om zo een nog hoger beschermingsniveau te bereiken.193 Het doel van de Richtlijn staat in het eerste artikel: “deze Richtlijn heeft tot doel ervoor te zorgen dat slachtoffers van strafbare feiten passende informatie, ondersteuning en bescherming krijgen en aan de strafprocedure kunnen deelnemen”.194

Om dit doel te behalen moeten lidstaten ervoor zorgen dat “slachtoffers op een respectvolle, tactvolle, geïndividualiseerde, professionele en niet-discriminerende manier worden erkend en bejegend in alle contacten met slachtofferhulp- of herstelorganisaties of een bevoegde autoriteit, die in het kader van de strafprocedure optreedt”.195 De rest van de artikelen in de Richtlijn staan allemaal in dienst van dit overkoepelende doel. De grote lijnen van de Richtlijn zullen hier besproken worden.

De Richtlijn bepaalt dat een persoon als slachtoffer moet worden beschouwd, ook al is er geen dader in beeld.196 Ook familieleden van slachtoffers kunnen gebruik maken van de rechten uit de Richtlijn, omdat zij indirect slachtoffer zijn geworden.197

191

Kamerstukken II 2014/2015, 34082 nr. 4, p. 7

192 Richtlijn 2012/29/EU §4 193 Richtlijn 2012/29/EU §11

194 Artikel 1 van de Richtlijn 2012/29/EU, p. 65 195 Idem.

196

Richtlijn 2012/29/EU §19

48

Een belangrijk recht uit de Richtlijn is het recht op informatie van het slachtoffer. Het gaat daarbij niet alleen om informatie bij het eerste contact dat een slachtoffer heeft met een bevoegde autoriteit, maar ook om informatie over de zaak.198

Wat verder nog benadrukt wordt in de Richtlijn, is het feit dat slachtoffers in bepaalde situaties beschermd moeten worden.

Slachtoffers dienen beschermd te worden tegen eventuele intimidatie door de verdachte, secundaire victimisatie, maar ook tegen het oplopen van psychische schade bij het verhoren of ondervragen als getuige.199

Ondanks alle rechten die worden genoemd in de Richtlijn, benoemt de Richtlijn wel de verschillende rechtssystemen van de lidstaten. “Of een slachtoffer actief kan deelnemen aan de strafprocedure verschilt van lidstaat tot lidstaat, afhankelijk van het nationale stelsel”.200 Het is aan de lidstaten zelf om de rechten, genoemd in de Richtlijn, in hun nationale rechtssysteem door te voeren en de positie van het slachtoffer conform de Richtlijn te brengen.

Naar aanleiding van de Richtlijn is er in Nederland een wetsvoorstel gekomen tot implementatie van deze Richtlijn.

Hier worden alle rechten, zoals beschreven in de Richtlijn, één voor één besproken. In een aantal rechten, zoals onder andere het recht om te worden gehoord (zie art. 51b lid 2 WvSv), het recht op rechtsbijstand (zie hiervoor onder andere art. 51c WvSv), het recht op bescherming (zie hiervoor onder andere art. 226a t/m 226f WvSv) en het recht op vergoeding van kosten (zie hiervoor onder andere art. 51f WvSv en de Wet tarieven in strafzaken), voorziet de Nederlandse rechtspraktijk al.201

De rechten waaraan Nederland nog niet voldoet, moeten waar nodig aangepast worden en conform de Richtlijn worden gebracht. In het wetsvoorstel tot implementatie worden deze rechten één voor één afgelopen. Het gaat buiten het bereik van deze scriptie om deze rechten allemaal te bespreken.

Op 12 april 2016 is er een gewijzigd voorstel van wet gekomen uit de Eerste Kamer, waarin een aantal artikelen wordt uitgebreid en een aantal artikelen wordt toegevoegd. Een belangrijke toevoeging is onder andere het recht op informatie voor het slachtoffer. Dit wordt sterk uitgebreid. Zie hiervoor het nieuwe art. 51ab & 51ac WvSv.202 Ook het recht op

198 Artikel 3 & 4 van de Richtlijn 2012/29/EU, p. 66 199 Artikel 18 van de Richtlijn 2012/29/EU, p. 70 200 Richtlijn 2012/29/EU §20

201

Kamerstukken II 2014/2015, 34236 nr. 3, p. 37 e.v.

49

bescherming van het slachtoffer wordt opgenomen in het Wetboek, zie art. 51aa WvSv.203 Als laatste kan benoemd worden dat ook het recht op bijstand van een tolk, zodat het slachtoffer het strafproces goed kan volgen, wordt toegevoegd. Zie hiervoor art. 51ca WvSV.204

Door de Richtlijn en de implementatie hiervan, zal het slachtoffer nog meer rechten verkrijgen en een grotere positie in het strafproces gaan spelen. De implementatie van de Richtlijn ligt op het moment nog bij de Eerste Kamer en is nog niet ingevoerd.

4.5. Toetsing

Nu in de voorgaande paragrafen het slachtofferbeleid van Nederland is toegelicht zal in deze paragraaf besproken worden hoe dit slachtofferbeleid zich verhoudt tot de ZSM-praktijk. Eerst zal toegelicht worden waar het slachtoffer en de slachtofferorganisaties een rol spelen in de ZSM-praktijk, om vervolgens aan de hand van de eerder genoemde beleidsdoelen te bekijken of het slachtofferbeleid correct tot uiting komt in de ZSM-praktijk.

Er zal gekeken worden hoe de Wet ‘ter uitbreiding van het spreekrecht van het slachtoffer in het strafproces’ zich verhoudt tot het bestaande ZSM-beleid. Als laatste zal gekeken worden hoe het wetsvoorstel tot implementatie van de Richtlijn ‘minimumnormen slachtoffers’ zich verhoudt tot het bestaande ZSM-beleid.

4.5.1. De rol van het slachtoffer in de ZSM-praktijk

Om de positie van het slachtoffer in het ZSM-traject in kaart te brengen, is het van belang om te kijken wáár het slachtoffer naar voren komt bij de ZSM-praktijk. Te beginnen bij het begin. Een zaak komt binnen bij de selectietafel. Hier beslissen verschillende ketenpartners over het vervolg van de zaak. De ketenpartners zijn de politie, de Reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming en Slachtofferhulp Nederland.205 Een zaak kan direct worden afgedaan of worden vastgehouden voor een langer traject, dit als er complicaties zijn.206 De complicaties kunnen gelegen zijn in de persoon van de dader, het slachtoffer en de context.207 Bij de selectietafel behartigt Slachtofferhulp Nederland de belangen van het slachtoffer. Slachtofferhulp Nederland ontvangt van de OvJ alle zaken waarin sprake is van een

203 Kamerstukken II 2015/2016, 34236 A, p. 2 204 Kamerstukken II 2015/2016, 34236 A, p. 4 205 Leferink, Delikt & Delinkwent 2015/27, p. 4 206

Idem.

50

slachtoffer. Vervolgens worden drie stappen doorlopen in het verdere proces van de ZSM- praktijk.

Ten eerste wordt gekeken of het slachtoffer juist gepositioneerd wordt.208

Er wordt gekeken of de aangifte volledig is, of er eventueel andere getuigen ook als slachtoffer kunnen worden aangemerkt en of de contactgegevens aanwezig zijn.209 Als de gegevens aanwezig zijn worden de slachtoffers telefonisch benaderd.210

Ten tweede volgt een intake met het slachtoffer. De medewerker van Slachtofferhulp Nederland informeert het slachtoffer over zijn rechten.211 Het slachtoffer wordt geïnformeerd over het strafproces en specifiek over het ZSM-traject.212 Ook worden de wensen van het slachtoffer besproken en er wordt gekeken naar het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen. De medewerker van Slachtofferhulp Nederland maakt in samenwerking met het slachtoffer de schade inzichtelijk als dat nodig is voor een directe afdoening.213

Als laatste adviseert Slachtofferhulp Nederland de OvJ over de gewenste/gepaste afdoening.214 De officier moet bij zijn beslissing het advies van Slachtofferhulp Nederland meenemen.215

Het OM heeft de verantwoordelijkheid om de uitkomst van het ZSM-traject terug te koppelen aan het slachtoffer en toe te zien op nakoming van eventuele afgesproken voorwaarden.216

4.5.2. Verhouding beleidsdoelen uit het visiedocument met de ZSM-praktijk

Nu in beeld is gebracht waar rekening mee wordt gehouden met betrekking tot de belangen van het slachtoffer in de ZSM-praktijk, is het van belang om te bekijken hoe de gestelde beleidsdoelen zich verhouden tot het slachtoffer in het ZSM-traject. Zoals eerder naar voren gekomen zijn er in 2012 vijf beleidsdoelen vastgesteld ten opzichte van de positie van het slachtoffer in het strafproces. Bekeken wordt of de beleidsdoelen worden behaald in het bestaande ZSM-traject.

Te beginnen bij het eerste doel, te weten: ‘erkenning en zorgvuldige bejegening’. Erkenning kan behaald worden doordat de overheid snel reageert op het misdrijf, het slachtoffer wordt

208 Leferink, Delikt & Delinkwent 2015/27, p. 4 209 Idem.

210

Idem.

211 Leferink, Delikt & Delinkwent 2015/27, p. 4 212 Idem.

213 Idem. 214 Idem. 215

Idem.

51

direct erkend als slachtoffer.217 Ook aan de ‘zorgvuldige bejegening’ wordt voldaan. Bij het ZSM-beleid staat de Z voor ‘Zorgvuldig’.218 Het tweede doel ‘rechtvaardigheid’, kan ook gelegen liggen in de directe aanpak. Doordat Slachtofferhulp Nederland aanwezig is als ketenpartner op de ZSM-locatie, is er een partij die zich expliciet inzet voor de rechten van