• No results found

Niet alleen werd het beroep van De Berk in de verslaggeving onbewust gebruikt om haar tot een buitengewoon immoreel en bedrieglijk persoon te maken. Ook het feit dat zij gedurende veel zittingen geen woord sprak, leverde in de berichtgeving een patroon op waarin De Berk werd gerepresenteerd alsof zij geen verantwoordelijkheid nam voor haar daden. In fragmenten waarin zij

54 de aantijgingen ontkende, of antwoordde dat zij geen verklaring voor de rechters had, stonden taalconstructies waardoor De Berk bewust geen inzicht leek te geven in haar gedragingen. Wederom stond dit maar zelden letterlijk in de tekst, maar kreeg de inhoud van de berichtgeving een connotatieve betekenis. Een voorbeeld:

‘De B. bleef gisteren stellig ontkennen, maar sprak voor het eerst over de verdenkingen. Voor het stelselmatig verdwijnen van pijnstillers uit de ziekenhuizen waar ze werkte, gaf ze geen verklaring (de Volkskrant, 18-9-2002).

Het verdwijnen van medicijnen uit de voorraden van het ziekenhuis is een bevinding van het OM. Zij vragen De Berk om een verklaring voor hun eigen constatering. Op deze manier wordt een waarneming van het OM geprojecteerd op De Berk, van wie de lezer al in hetzelfde artikel heeft kunnen lezen dat zij wordt verdacht van moord, dat zij in haar dagboeken schrijft over een ‘geheime dwangneurose’, en dat zij de ‘schijn tegen heeft’ (de Volkskrant, 18-9-2002). Het wordt daardoor ook aannemelijker om te geloven dat De Berk de medicijnen heeft gestolen, ondanks dat het woord ‘diefstal’ nergens in de tekst staat.

Dat zij geen verklaring gaf, versterkt deze overtuiging nog verder. De crux zit hem in het woord ‘geven’. Een connotatieve lezing van dit woord is: De Berk verschafte de rechters geen verklaring. De rechters kregen van haar niet de informatie die zij nodig hadden om goed tot een oordeel over haar te kunnen komen. Daardoor komt het in de verslaggeving indirect over alsof De Berk het onderzoek belemmert. In een tweede fragment wordt gesuggereerd dat het onderzoek geen verdere resultaten kan opleveren, zo lang De Berk blijft tegenwerken.

‘Ze [psychiaters van het Pieter Baan Centrum] kunnen nog altijd niet zomaar stellen dat Lucia mensen heeft vermoord doordat ze een persoonlijkheidsstoornis heeft, zeiden ze gisteren. Daarvoor is volgens de onderzoekers een bekentenis van De B. nodig, en die ontkent al sinds zij in 2001 als verdachte werd aangemerkt dat ze patiënten van het leven heeft beroofd’ (Trouw, 30-6-2006).

Ten eerste wordt in dit fragment al zonder twijfel vastgesteld dat De Berk moorden heeft gepleegd. Dat is niet zo vreemd, want zij was ten tijde van dit krantenartikel door twee gerechtshoven schuldig verklaard aan moord. Het is alleen nog niet duidelijk of de persoonlijkheidsstoornis, die geconstateerd werden door het PBC, een rol heeft gespeeld bij de moorden.

Ten tweede, hebben de onderzoekers volgens dit fragment een bekentenis nodig om vast te kunnen stellen of De Berk destijds toerekeningsvatbaar is geweest of niet. Doordat zij ‘al sinds 2001

55 ontkent’, kan er niets over de rol van de persoonlijkheidsstoornissen uitgesloten worden, en zit De Berk het onderzoek dus dwars.

Overigens vormde de medewerking van De Berk met het PBC al langer een heet hangijzer in de rechtszaak: lange tijd weigerde zij zich ter onderzoek te laten opnemen. Deze weigering, en de eventuele gevolgen, werden door Trouw belicht:

‘Wel kan ze ter plekke weigeren aan het onderzoek mee te werken. Ze verspeelt dan de mogelijkheid om niet toerekeningsvatbaar te worden verklaard, behalve als de weigering het gevolg is van een geestesstoornis’ (Trouw, 9-10-2002)

In het woord ‘verspeelt’ ligt de interpretatie opgesloten dat het De Berks eigen schuld zou zijn als ze door haar weigering volledig toerekeningsvatbaar zou worden verklaard. Dit wordt later ook expliciet op deze wijze gesteld door het OM:

‘Anders dan het PBC waren de advocaten-generaal van mening dat de misdrijven vermoedelijk verband houden met een ernstige persoonlijkheidsstoornis van de verpleegster - zij heeft de beschuldigingen altijd ontkend. Het OM vroeg evenwel niet om tbs. De B. had bewust gekozen voor een volledig toerekeningsvatbaar-verklaring door geen inzage te geven in haar beweegredenen’ (de Volkskrant, 19-5-2004).

Ten eerste wordt in dit fragment aangenomen dat De Berk bepaalde beweegredenen had, terwijl dit een veronderstelling is van het OM, die op De Berk wordt geprojecteerd. Ten tweede wordt het feit dat zij de beschuldigingen ontkent in dit fragment gelijkgesteld aan de aanname dat zij geen inzicht (wil) verschaffen in haar motieven, of dat zij het onderzoek opzettelijk tegenwerkt. Deze redenering gaat ook op in het volgende fragment uit Trouw:

‘Het grote raadsel bleef gisteren het motief van Lucy, die zelf ontkent en dus niets wil zeggen over drijfveren’ (Trouw, 25-3-2003).

Hier verraadt het woordje ‘wil’ dat de verslaggever onbewust aanneemt dat De Berk uit eigen beweging niets onderneemt om de situatie op te helderen. Een laatste voorbeeld waarin De Berk verantwoordelijk wordt gehouden voor haar eigen bestraffing, vond ik in een fragment waarin De Berk haar verklaring dat de compulsie waarover zij in haar dagboek schreef een gewoonte tot het leggen van tarotkaarten behelsde:

56

‘Lucy kon zich geen namen herinneren van patiënten, voor wie ze de kaart had gelegd. "Ik kan ook geen namen herinneren van patiënten die overleden zijn," zei ze als uitleg. Maar juist dat vond de rechtbank ook erg vreemd. Lucy verzuimde de cirkel rond te maken door dat weer te verklaren met dat ze toch ook niet de mensen kende, voor wie ze de kaart had gelegd’ (Trouw, 9-3-2004).

De verslaggever stelt hier dat De Berk verzuim pleegt, ofwel dat zij nalaat iets belangrijks te doen dat zij wel moest doen. Het woord impliceert dat De Berk zelf verzaakt inzicht te geven in haar handelen en op deze manier het onderzoek van het OM en het gerechtshof bemoeilijkt.