• No results found

§ 5.2 Het relativeren van de schuld

5.4.2 Eerherstel, maar geen patronen van verzoening

Tevens is dit het enige patroon dat zich voordeed in de berichtgeving aangaande het archetype van het slachtoffer. Er vormden zich bijvoorbeeld geen patronen waarin het lot van De Berk weliswaar erg zwaar en onnodig was, maar dat het toch voor haar en haar familie van betekenis is geweest. De algehele tendens wordt eigenlijk goed gevangen door Trouw in het volgende fragment:

‘Het is geen mooi of spannend verhaal. Het maakt je hooguit sprakeloos, nu met haar vrijspraak voor eens en voor altijd vaststaat dat zij op bizarre wijze het slachtoffer is geweest van een van de grootste dwalingen in de Nederlandse rechtspraak’ (Trouw, 15-4-2010).

Er stonden dus geen taalconstructies in de tekst waarin de verslaggever poogde de veroordeling van De Berk een betekenisvolle draai te geven. Er wordt in de berichtgeving wel een aantal keren gesproken over ‘eerherstel’ voor De Berk, waar ik verwachtte een patroon over verzoening aan te kunnen treffen:

‘Ton Visser, een van de raadslieden van Lucia de B., ziet eerherstel voor zijn cliënte gloren, al kan het volgens hem nog een tijd duren voor het zover is’ (Trouw, 3-4-2008)

‘De Hoge Raad merkt dit deskundigenoordeel, evenals advocaat-generaal G. Knigge, aan als een nieuw feit, een 'novum' dat het mogelijk maakt de strafzaak tegen de verpleegkundige te heropenen. Haar raadsman Ton Visser denkt dat de volgende belangrijke stap is gezet naar een volledig eerherstel van zijn cliënte’ (Trouw, 8-10-2008).

74 Maar in de fragmenten waarin het eerherstel genoemd wordt, bevatten de berichten geen connotatieve betekenissen. Of in ieder geval geen connotatieve betekenissen waaruit moet blijken dat de veroordeling en gevangenschap van De Berk een betekenisvolle reden heeft gehad. Daarom is de inzet van het archetypische slachtoffer beperkt gebleven tot het opwekken van sympathie, medeleven en een gevoel van herkenning bij de lezer. Wellicht heeft dit te maken met de bedriegerpatronen die zich voordoen in de berichtgeving van de laatste periode, waarbij het Openbaar Ministerie en de gerechtshoven werden gerepresenteerd als een egoïstische instelling, die ten koste wat kost het eigen gelijk wilde halen. Wellicht zou de interpretatie van de veroordeling van De Berk te onduidelijk worden wanneer dit zou lopen op twee benen: enerzijds de representatie van het Openbaar Ministerie als instantie die manipulatief gedrag vertoonde om het eigen gelijk te halen enerzijds, en anderzijds de representatie van de onterechte veroordeling van De Berk als tragisch, maar met wijze lessen die haar tot een beter person maakten, bijvoorbeeld. Het nieuws moet immers een gebeurtenis zo helder mogelijk verklaren, en een zo eenduidig mogelijk betekenis bevatten om door de lezer begrepen te kunnen worden.

75

Conclusie

In dit onderzoek heb ik geanalyseerd hoe Trouw en de Volkskrant gebruikmaken van drie mythologische archetypes (de bedrieger, de held en het slachtoffer), in hun berichtgeving over de rechtszaak van de van seriemoord verdachte verpleegkundige Lucia de Berk. Ik focuste mij op de vraag hoe deze twee kranten de archetypes inzetten op het moment dat De Berk schuldig is verklaard, en hoe dit verandert wanneer de juridische gronden waarop De Berk werd veroordeeld onder vuur komen te liggen, en zij uiteindelijk wordt vrijgesproken van alle aanklachten.

In de afgelopen zestig jaar zijn misdaadverslaggeving en rechtbankverslaggeving uit het verdomhoekje van de journalistiek, bedoeld voor alleen de roddelpers, gekomen en verworden tot een volwaardig specialisme binnen de journalistiek. De misdaadverslaggeving heeft zich kunnen ontwikkelen dankzij groeiende financiële middelen, professionalisering en commercialisering van het journalistieke veld enerzijds, en de groeiende omvang en impact van misdaad en criminaliteit anderzijds. In de jaren vijftig en zestig waren de kranten nog erg terughoudend in het schrijven over misdaad. Wanneer er dan wel over geschreven werd, gebeurde dit op een zakelijke en afstandelijke toon. Maar onder meer door de toenemende commercialisering, werd het geoorloofd om meer drama te verwerken in de misdaadverslaggeving: er werd bijvoorbeeld gefocust op de rauwe emoties van de slachtoffers en nabestaanden (Wijfjes, 2005: 447). Voor televisieprogramma’s werden echt gepleegde misdrijven nagespeeld in spannende reconstructies. Tegenwoordig neemt misdaadverslaggeving voor veel media een plek in tussen informatie en amusement. Mijn eerste indruk is dat dit tot op zekere hoogte ook geldt voor de zaak-Lucia de Berk. Soms werd haar zaak besproken in een format dat bekend is van amusementsprogramma’s, zoals bijvoorbeeld een ‘toptien strafrechtzaken in 2003’ (de Volkskrant, 5-2-2004), of een soortgelijk artikel waarin zij met beruchte seriemoordenaars zoals ‘Goeie Mie’ of Martha U. werd vergeleken (Trouw, 17-9-2002). De focus van mijn onderzoek lag echter niet op de amusementswaarde van de berichtgeving over de zaak, maar op hoe verschillende archetypes werden ingezet.

Ik beargumenteerde dat archetypes narratieve patronen zijn die over de hele wereld aangetroffen kunnen worden in volksverhalen, fictie en films. Archetypes zijn modellen voor menselijk leven: zij laten het publiek zien wat er gebeurt met hen die zich aan de geldende normen en waarden houden, en met hen die dat niet doen. Zij helpen de mens bij het verklaren en begrijpen van de wereld om zich heen. Archetypes zijn narratieve constructies die zo vaak herhaald worden in de cultuur dat de leden van de samenleving de betekenis ervan direct snappen zodra iemand in een verhaal bijvoorbeeld als ‘held’ of ‘schurk’ wordt opgevoerd. De archetypes zijn voor het publiek dan een natuurlijke waarheid geworden. Het is dan verworden tot een mythe: een narratieve constructie

76 die zo ingeburgerd is geraakt dat de leden van een samenleving er niet meer over nadenken als een representatie van de werkelijkheid, maar als de werkelijkheid zelf. In mijn onderzoek betekent mythe dus geen ‘onjuiste veronderstelling’, maar zijn mythes connotatieve betekenissen van dagelijkse spreektaal (Koch, 1990: 27). Bijvoorbeeld de mythe dat rode rozen romantisch zijn, of dat een hoefijzer geluk brengt.

Vervolgens voegde ik mij bij het standpunt van diverse communicatiewetenschappers dat mythe en archetypes ook in het nieuws voorkomen. Journalisten kunnen bij het verklaren van een nieuwsgebeurtenis immers alleen gebruikmaken van de kennis, representaties en taalgebruik dat zij al kennen uit eerdere verhalen (Eason, 1981: 127). Anders zou het publiek niet begrijpen wat de journalist bedoelt. Daarnaast dient een nieuwsbericht samenhangend te zijn, vrij van onduidelijkheden, en met een heldere, eenduidige betekenis. Archetypes zijn voor de journalist een handig gereedschap, omdat het publiek deze meteen herkent en eenduidig interpreteert. Journalisten zijn zich vaak niet bewust van hun inzet van mythes en archetypes in hun verslaggeving; deze constructies zijn zo verankerd in de cultuur dat leden van de samenleving er niet meer bij stilstaan (Barthes: 1977, 45-6).

Het gevaar van het gebruik van mythes en archetypes in het nieuws, is dat nuanceringen verloren gaan. Omdat elk archetype maar op één manier te interpreteren is, sluit het gebruik ervan andere mogelijke representaties uit. De drie archetypes die ik analyseer in dit onderzoek zijn de bedrieger, de held en het slachtoffer.

De bedrieger is een zeer tegenstrijdig personage, omdat hij zich constant voortbeweegt over de morele grenzen van een samenleving: soms is hij grappig, aardig, charmant, of lijkt hij je een grote gunst te verlenen. Het volgende moment is hij wreed, agressief en berokkent hij zijn omgeving en zichzelf schade (VanSlette en Boyd, 2011: 7). Overigens is hij meer amoreel dan immoreel te noemen, want de bedrieger heeft geen weet van de menselijke noties van goed en kwaad; hij volgt slechts zijn eigen dierlijke instincten en verlangens (Jung e.a., 2010: 140). De functie van een archetypische bedrieger, is om een samenleving voortdurend aan het denken te zetten over de normen en waarden die zij zichzelf hebben opgelegd. Doordat de bedrieger constant deze waarden en conventies doorbreekt en naar zijn eigen hand zet, laat hij zien wat er mogelijk is buiten de gestelde grenzen. Soms worden zijn acties gerechtvaardigd, en verlegt dat de grenzen van de samenleving. Andere keren worden zijn acties verafschuwd, en wordt de bedrieger beschouwd als een gevaarlijke psychopaat die tot alles in staat is (VanSlette en Boyd, 2011: 595). Ik verwachtte eigenschappen van dit archetype aan te treffen in berichtgeving over De Berk omdat haar strafzaak, met het schaarse bewijs, ook altijd balanceerde op de grens tussen ‘schuldig’ en ‘onschuldig’, tussen ‘wettig’ en ‘onwettig’. Dit is een grijs gebied waar de bedrieger goed gedijt.

77 Als tweede archetype koos ik de held. De held heeft een voorbeeldfunctie in mythologische verhalen: in hem of haar zijn alle waarden vertegenwoordigd die in de samenleving als de allergrootste deugden worden beschouwd (Lule, 2001: 82). Alle leden van de samenleving zouden moeten streven naar de waarden die de held uitdraagt. De held levert een strijd voor een hoger, maatschappelijk doel en keert daarvan triomfantelijk terug (Lule, 2001: 82). In een contemporaine samenleving heeft de archetypische held veel van zijn glans verloren: het is allang geen ongenaakbare halfgod of Titaan meer. De hedendaagse held is een feilbaar mens met tekortkomingen. Hij of zij is vervangbaar in de nieuwsmedia, en wordt slechts opgevoerd om een tijdelijk doel te dienen. Ik had verwacht in de berichtgeving patronen te kunnen vinden over hoe De Berk als archetypische held het op wist te nemen tegen de Nederlandse rechtspraak, en uiteindelijk zou overwinnen.

Het derde archetype is het slachtoffer. In verhalen over archetypische slachtoffers, komen zij vaak door het noodlot om het leven, of worden zij opgeofferd voor de samenleving. Vaak wordt de willekeur, wreedheid en ondoorgrondelijkheid van het leven benadrukt in dit soort verhalen. Dit heeft als functie de mens te verzoenen met de moeilijke kanten van het leven (Lule, 2001: 59). Als een slachtoffer bijvoorbeeld om het leven komt, maar in de nieuwsmedia spreekt iedereen vol liefde en bewondering over dit persoon, dan kan de lezer zien dat het verloren leven van betekenis is geweest. De lezer kan hieruit afleiden dat zijn eigen leven, hoe moeilijk en onbegrijpelijk soms ook, ook van waarde is voor zijn/haar omgeving. In het nieuwsverhaal over De Berk vond er geen opoffering plaats in de zin van dat zij door het noodlot omkwam. Toch verwachtte ik manieren te vinden waarop De Berk als slachtoffer werd ingezet, bijvoorbeeld door een positieve interpretatie te geven aan de zes jaar die De Berk in gevangenschap had doorgebracht.

Met behulp van grounded theory heb ik de inzet van de archetypes van de bedrieger, de held en het slachtoffer opgespoord in de berichtgeving over de rechtszaak van Lucia de Berk tussen september 2001 en mei 2010. Dit heb ik gedaan door allereerst de berichtgeving te coderen op uiterlijke kenmerken, persoonlijkheidskenmerken, emoties en handelingen die in de berichtgeving expliciet aan De Berk werden toegeschreven. Gedurende de tweede coderingsronde keek ik naar de connotatieve betekenis van de tekst, bijvoorbeeld de woordkeuze en de toon die de verslaggever aansloeg in de berichtgeving. Hoe werden de archetypes van de bedrieger, de held en het slachtoffer ingezet en hoe veranderde dit toen de zaak heropend werd, en De Berk uiteindelijk werd vrijgesproken?

Het archetype van de bedrieger werd in de eerste plaats ingezet in de representatie van De Berk als verpleegkundige. Het feit dat zij in haar beroep als verpleegkundige werd verdacht van moord, werd haar misschien wel even zeer aangerekend als de moorden zelf. Het geldende beeld van een verpleegkundige, is dat zij vrouwelijk, zorgzaam en meelevend zijn. Dat er nu bij uitstek een

78 verpleegkundige verdacht werd moord, en bovendien moord op weerloze mensen zoals baby’s en hoogbejaarden, gold als een aanslag op het wereldbeeld. Wat mensen zagen als de natuurlijke waarheid, ‘bij een verpleegkundige ben je veilig’, bleek niet waar te zijn. Hierin zie ik een belangrijke functie van de bedrieger, een personage dat constant speelt met de morele grenzen van de samenleving. De bedrieger slaat de dingen die je dacht te weten aan gruzelementen en schept uit de chaos een nieuwe orde (Campbell, 1949, in Kelsey, 2014: 311). Dit deed De Berk ook, in de weergave die Trouw en de Volkskrant van haar schetsten. Niet alleen doordat zij het beeld van de verpleegkundige op zijn kop zette, maar ook omdat het zwijgrecht naar haar hand zette, en het zo alle instanties moeilijker maakte om hoogte van haar te krijgen.

Toen de Hoge Raad De Berks strafzaak heropende, en haar uiteindelijk vrijsprak van alle aanklachten, veranderde de inzet van de bedrieger. De patronen die werden ingezet om De Berk als bedrieger te representeren zwakten goeddeels af, en het Openbaar Ministerie kreeg juist een duidelijkere bedriegersrol. Al is het belangrijk deze uitspraak te nuanceren door te vermelden dat de berichtgeving waarin justitie een bedriegersrol speelde veelal voorkwam in opinie- en debatkaternen, geschreven door voorstanders van De Berk. Zij stelden dat het Openbaar Ministerie zo graag hun eigen gelijk wilden halen, dat zij het op de koop toenamen dat het bewijs gemanipuleerd moest worden. Ook hier is de bedrieger iemand de mazen van de wet vindt en naar zijn eigen hand zet: het OM besliste immers welk bewijsmateriaal de getuige-deskundigen konden inzien. In de berichtgeving over het OM waarin de bedrieger werd ingezet, werd het OM gerepresenteerd alsof zij op deze manier expres de kaarten naar hun hand hadden gezet.

De inzet van de archetypische held was minder zichtbaar in de berichtgeving. Ik heb twee patronen ontdekt waarmee de voorwaarden voor het inzetten van een mythologische held in de berichtgeving ontstonden. Het eerste patroon was het normaliseren van De Berk. Zo werd bijvoorbeeld de coïncidentie dat zij telkens aanwezig was wanneer er een patiënt op medisch onverklaarbare wijze overleed, aangekaart door andere verpleegkundigen en artsen. Zij stelden dat het in ziekenhuizen en verpleeghuizen met regelmaat gebeurt dat er een patiënt plots overlijdt, en dat autopsie niet altijd uitsluitsel kan geven. Zo bekeken was de situatie van De Berk geen unieke, maar een waarmee alle werknemers in de zorg wel eens te maken kregen in hun carrière.

In het tweede patroon werd de schuld voor de sterfgevallen zoveel mogelijk bij De Berk weggehaald. Er werd bijvoorbeeld gesproken van ‘onschuld volhouden’, in plaats van over ‘schuld ontkennen’. Ook werd De Berk tot op zekere hoogte op een voetstuk geplaatst, doordat de verslaggevers haar ideaaltypische waarden van de samenleving toeschreven: dezelfde incidenten die door de verslaggevers in de eerste periode van de berichtgeving werden gebruikt om het manipulatieve karakter van De Berk aan te tonen, werden nu juist gebruikt om haar standvastigheid

79 en doorzettingsvermogen te onderschrijven. Zoals het feit dat zij altijd bleef volhouden onschuldig te zijn, en dat zij vasthield aan haar zwijgrecht. Ook in berichtgeving waarin eigenschappen werden benoemd die niet meteen konden worden bestempeld als ideaaltypische eigenschappen, zoals de hardvochtigheid waarmee De Berk sprak over de mensen die haar hadden vervolgd en veroordeeld, werd de morele waarde van deze eigenschappen op zo’n manier omgebogen dat het sterke eigenschappen werden. Wat ook opviel, was dat De Berk werd hersteld als ‘zorgzame verpleegkundige’, en in de berichtgeving dus weer voldeed aan de geldende ideeën over verpleegkundigen.

Waar echter geen patronen van de held over te vinden waren, was over de ‘strijd’ die De Berk moest leveren met justitie om haar onschuld aan te tonen. Ik schrijf dit toe aan het feit dat De Berk zelf eigenlijk maar weinig zichtbaar was in de berichtgeving. Bij enkele cruciale zittingen, zoals de dag dat de Hoge Raad besloot tot het openen van haar zaak, was De Berk er niet bij omdat zij kampte met de gevolgen van de beroerte die haar in 2006 had getroffen. Daarom was het voor de verslaggevers waarschijnlijk niet mogelijk om de rechtszaak De Berk te reprenteren als een gevecht dat De Berk zelf moest leveren.

Ook de inzet van het archetype van het slachtoffer is in de berichtgeving maar gedeeltelijk terug te vinden. Net als bij de held wordt De Berk van een snode verpleegkundige gemaakt tot een normale verpleegkundige die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was. Het publiek kan zich in deze weergaves makkelijk identificeren met De Berk. Zo krijgt de lezer bijvoorbeeld meer te weten over de dagelijkse bezigheden van De Berk, en over de relatie met haar familie: het soort dingen die de lezer ook bezighouden. Verder wordt De Berk zoveel onschuldig gemaakt, bijvoorbeeld door te wijzen op de beroerte die haar trof, die haar kwetsbaar en hulpbehoevend maakte. De voorwaarden om iemand te representeren als archetypisch slachtoffer werden door de verslaggeving wel gecreëerd.

Maar vanaf dat moment blijft een echte inzet van het archetypische slachtoffer uit. Uit de berichtgeving blijkt niet De Berk is opgeofferd voor een hoger maatschappelijk doel, of dat het weliswaar erg tragisch is wat haar is overkomen, maar dat er gelukkig een wijze les uit te leren valt voor haar omgeving, nabestaanden, de maatschappij, en haarzelf. Ik vermoed dat dit komt omdat anders de weergave van het Openbaar Ministerie als bedrieger enerzijds, en De Berk als archetypisch slachtoffer te zeer door elkaar zouden lopen. De verslaggevers kunnen niet enerzijds in de verslaggeving het handelen van het OM afkeuren, en anderzijds positieve gevolgen verbinden aan de veroordeling van De Berk. De betekenis van de tekst zou waarschijnlijk voor de lezer te onduidelijk worden.

80 Kortom: van de drie besproken archetypes, was de inzet van de bedrieger het meest uitgewerkt. Van de overige twee archetypes vertoonde de verslaggeving over De Berk wel eigenschappen, maar groeide de representatie nooit uit tot volwaardige mythologische archetypes. Een oorzaak hiervoor kan liggen in het feit dat de berichtgeving een erg lange periode besloeg: in totaal heb ik bijna negen jaar aan verschenen materiaal geanalyseerd. Gedurende anderhalf jaar (tussen de beroepszaak en de cassatie) berichtten de kranten nauwelijks over De Berk. De tussenpozen die er soms in de berichtgeving zaten, hebben er wellicht voor gezorgd dat een duidelijk patroon van archetypische eigenschappen zich niet voldoende heeft kunnen doorzetten in de berichtgeving.

Rechters moeten vaak vechten tegen vooroordelen, stelde jurist Tom Schalken in een artikel in de Volkskrant (7-4-2008). Hij was van mening dat de rechters in het proces tegen Lucia de Berk zich hebben laten leiden door hun eigen overtuigingen dat zij schuldig was, terwijl zij het bewijs juist objectief hadden moeten wegen.

Niet alleen rechters, maar ook journalisten moeten vechten tegen vooroordelen. Zij kunnen zich nu eenmaal niet volledig onttrekken aan de omgeving waarin zij leven, en het is onvermijdelijk dat zij onbedoeld bepaalde waarden van een cultuur reproduceren in hun journalistieke producties. Met deze kennis in het achterhoofd wil ik tot slot even terugkomen op een opmerking van De Berks advocaat Ton Visser, die ik in de inleiding van mijn onderzoek genoemd heb: hij stelde dat de media-aandacht voor De Berk verwerd tot een ‘moderne heksenjacht’ (EénVandaag, 2010: online). Ik ben dit deels met hem eens, en deels met hem oneens. Ik kan natuurlijk alleen maar oordelen over de berichtgeving van Trouw en de Volkskrant, maar naar mijn mening hebben de verslaggevers van deze dagbladen vanaf het begin van het proces vaak onderschreven dat het Openbaar Ministerie weinig