• No results found

HET POLITIEREGLEMEMT

In document il ViA (pagina 50-56)

V O O K DE

Stad. 0:0. Voorsteden yan Soeratoaia,

{Staatsblad 1829 No. 8).

Dit politiereglement, 't welk oorspronkelijk bij het besluit van den Commissaris-Gene-raal van 2 Februari 1829 no. 32 (stsblad 110. 8) voor de stad en voorsteden van Soerabaia vastgesteld, eerst bij het besluit van 8 Januarij 1849 no. 1 (stsblad 110. 4) voor Samarang., later bij verschillende resolutien voor eenige andere gewesten op Java en Madura en eindelijk bij de publicatie van 10 Mei 1851 (stsblad no. 26) voor al de residentiën en afdeelingen van Java met uitzondering van Batavia van toepassing is verklaard ("::"), voor zoover het namelijk niet in strijd is met de in 18-18 ingevoerde wetgeving, heelt ook nog heden ten deele zijne wettelijke kracht behouden.

Op vele punten echter is het in strijd met de in 1848 ingevoerde wetgeving of latere wettelijke verordeningen en derhalve door deze gewijzigd of' vervallen.

Reeds in het tijdschrift ,,het regt in Ned.-lndië" (deel XI bldz. S7 volg.) is daarop door Mr. T. H. der Kinderen de aandacht gevestigd. In de 12 jaren, die sedert zijn verloopen zijn echter wederom verscheidene wettelijke bepalingen vastgesteld en daarmede nieuwe wijzi-gingen in het politiereglement geschied.

Het is mij daarom niet onnoodig voorgekomen de bepalingen van dit reglement, voor zoover die op inlanders en met dezen gelijkgestelden van toepassing en in verband tot dit werkje van belang zijn, nogmaals aan eene korte kritische beschouwing te onderwerpen. Dikwijls toch worden nog bij de rechtspraak ter politierol verkeerdelijk zulke bepalingen toegepast, die als gewijzigd of vervallen geene wettelijke kracht meer bezitten.

Eene artikelsgewijze behandeling schijnt hiertoe de meest geschikte.

Art. 1. Ten opzichte der beheering en administratie van de politie, der civiele en cri-minele rechtsvordering onder den inlander zijn thans op Java en Madura van kracht de

bepa-(*) Het is bovendien bij verschillende besluiten voor eenige Buitenbezittingen van toepassing verklaard.

Bij dat van 11 December 1867 (Stsbl. K o . 113) is verder bepaald dat het ook na de vereeniging der assis-tent residentie Buitenzorg met de residentie Batavia, voor die afdeeling van kracht blijft.

linger) van het reglement op de uitoefening der politie, de burgerlijke rechtspleging en de strafvordering onder de inlanders en de daarmede gelijkgestelde personen op Java en Madura, afgekondigd bij de publicatie van 5 April 1848 (stsblad. no, 16). (Het zoogenaamd „Inlandsen reglement").

Art. 2. De bepaling van dit artikel is vervangen door die van de Ieal. van art. 75 I. R.

Art. 3 en 4. Deze artikelen zijn vervangen door art. 28 strafbep.

Art. 5. De berechting der poli tieo vertreding en door inlanders of met dezen gelijkgestel-den begaan, geschiedt thans ter politierol of door de regentschaps of districtsgerechten volgens de bepalingen bij de thans heerschende wetgeving voor elk dier gerechten vastgesteld, onver-minderd de bevoegdheid naar aanleiding van art. 116 R. O. aan de hoofden van vreemde oos-terlingen verleend.

Art. 6 en 7. Het, bij deze artikelen bepaalde is bij de thans heerschende wetgeving op nieuw geregeld.

Voor zoover dit betrekking heeft op de rechtspraak- ter politierol zie over de getuigen § 15, over de registers §§ 14, 19.

Art. 8. Overtredingen van reglementen en keuren van politie belmoren thans naar-gelang van de daartegen bedreigde straf tot de kennisname van den landraad (art. 95 3" R. O.) of de politierol (art. 110 R. O.) zie § 4 B. Il 1" en III lu.

Art. 9. Voor de ten uitvoerlegging van uitspraken ter politierol gedaan geldt thans art, 371 1. R. zie § 28.

Art. 10. Dit artikel is vervallen. Van uitspraken ter politierol gedaan is geen hooger beroep toegelaten (art. 110 R. O.) zie § 29.

Art. 11. Omtrent de invordering van ter politierol opgelegde geldboeten en schadever-goedingen zie § 24,

Over den lijfsdwang art, 371 I. R, en § 24.

Art, 12. Zie hierover §§ 15, 16.

Art. 13, 14, 15, 16, 17 al. 2, 19, 26, 2 7 , 2 8 , 2 9 , 30, 37, 38, 39, 40, 42 en 43 e.

zijn nog van toepassing. Indien daarbij echter geene bepaalde straf is bedreigd, geldt het aangeteekende nopens art. 3 en 4.

Art. 17 al. J , 18, 20, 2 1 , 2 2 , 2 3 , 3 1 , 43 a. en c, zijn op dezelfde wijze nog van toepassing, voor zooverre de daarin vermelde overtredingen niet geacht moeten worden te val-len onder art, 80 en 83 2U R. O. Zie hierover de voorrede.

— 36 — Art. 24 is vervallen door Stsbl. 1863 No. 148.

Art 25 is vervallen door art. 115 R. R,

Art. -32, 33 en 34, behelzen voorschriften van zuiver burgerreehterlijkeu aard, waarvan de kennisname sedert de invoering der nieuwe wetgeving uitsluitend aan den civielen rechter is toegekend.

Zij moeten dus als vervallen worden beschouwd.

Hetzelfde is het geval met de in art. 35 voorkomende bepaling nopens het verbeuren van het verdiende loon. De politierechter is niet meer bevoegd eene dergelijke uitspraak te doen.

De bepaling van datzelfde artikel waarbij straf bedreigd wordt tegen het buiten den bepaalden tijd van opzeggen en in het algemeen buiten weten van den dienstbruiker verlaten zijner dienst door een dienstdoende behelst louter een voorschrift van publieke orde en is der-halve van kracht gebleven. Wat de straf aangaat, zie echter het aangeteekende bij art. 3 en 4.

Art. 36 blijft met het oog hierop ook nog van kracht.

Art. 41 is nimmer op inlanders en met dezen gelijkgestelden van toepassing geweest.

Art. 43 h en g zijn voor Java vervallen. Kleine dieverijen en vechterijen behooren thans volgens art. 83 %» R. O. tot de kennisname van het regentschapsgerecht met inachtname van het bepaalde bij de artikelen 8? en 95 4" en 5° R. O.

Op Madura waar geene regentschapsgerechten zijn worden deze overtredingen echter ter politierol berecht.

Art. 43 cl is vervallen door Stsblad. 1856 No. 74 art. 35. Zie § 4 B I 2".

Art. 43 h is wat de eerste zinsnede betreft met inachtname van het aangeteekende nopens art. 3 en 4 nog van toepassing.

Bij de tweede zinsnede is echter in de woorden „en voorts al diergelijke en andere met de goede zeden, orde of "rust strijdende ongeregeldheden en overtredingen, welke vatbaar zijn voor eene straf van enkele policie" aan den politierechter eene arbitraire rechtsmacht gegeven.

Het wordt daarbij toch geheel aan zijn inzicht overgelaten om te beoordeelen of eenig feit b e -hoort gestraft te worden dan niet. Art. 26 A. B. en 88 R. R. verbieden dit, vaststellende dat alleen de wet het strafbare van eenig feit zal beoordeelen, de rechter slechts de wet zal toe-passen.

Daarmede is dus ook deze bepaling als in strijd met de nieuwe wetgeving vervallen.

Zie ook § 4 III.

Art. 44 eindelijk is bij Stsblad 1853 No. 16 in dier voege gewijzigd dab het voor de armen bestemde | deel aan den lande is vervallen. De verdeeling is dus £ voor den aanbren-ger en 1 voor den lande. Boeten overigens opgelegd wegens overtredingen van reglementen en

- 37 —

keuren van politie door de hoofden van gewestelijk bestuur uitgevaardigd ingevolge de bevoegd-heid hun bij Stsbl. 1858 No. 17 gegeven, komen volgens art. 6 van die verordening geheel ten voordeele van den lande.

Volgens eene meening in het boven aangehaald Tijdschrift (deel XI bldz. 88 noot) voor-gestaan, is het politiereglement niet op Madura van toepassing.

S. M. komt mij dit gevoelen minder juist voor. Het reglement is toch bij stsblad 1851 No. 26 voor alle residenten en afdeelingen van Java met uitzondering .van Batavia van toe-passing verklaard, dus ook voor de residentie Soerabaija. Van deze residentie was toenmaals Madura een onderdeel. Het gaat nu, mijns inziens, niet aan, te beweren dat het noodig ware geweest dit onderdeel, daar waar van alle residenten en afdeelingen in het algemeen gespro-ken werd, afzonderlijk te vermelden. In tegendeel dan zoude dit hebben moeten geschieden, indien de bedoeling ware geweest Madura gelijk de residentie Batavia uittezonderen.

O V E R T R E D I N G E N

W E L K E

VOOR ZOOVER ZIJ ZIJN BEGAAN DOOR INLANDERS EN MET DEZEN GELIJKGESTELDE PERSONEN

O P

J A V A e n M A D U R A

BEHOOREN BERECHT TE WORDEN

T E R

Z E ^ O X ^ X T X E S i F L O J L *

— 40 —

In document il ViA (pagina 50-56)