• No results found

B, Het doen weiden van buffels op het Koningsplein

In document il ViA (pagina 94-111)

Het laten losloopen van wilde of tamme dieren op heerenwegen, of in tuinen of erven van anderen, grazende.

Het dooden of wonden van dieren aan anderen toebehoorende.

Het werpen van steenen of andere harde ligehamen, dan wel vuilnis tegen personen o l tegen huizen, muren of andere eigendommen of langs grachten of wegen en in kanalen of rivieren.

Het verkoopen of te koop stellen van vervalschte, bedorveue en voor de gezondheid scha-delijke dranken of provisien.

Het afschieten van vuurwapenen op heerenwegen of op onbehoorlijke tijden.

Het afsteken van Vuurwerken op heerenwegen of op onbehoorlijke tijden.

Het maken van rnmoer en geraas des daags in de nabijheid van openbare plaatsen voor de godsdienst bestemd.

Het maken van rumoer en geraas des nachts op heerenwegen.

Het plegen van kleine ongeregeldheden, die vatbaar zijn voor een e straf van enkele poli-Het plegen van persoonlijke mishandelingen van lichten aard, die weinige of gecne ken-teekenen nalaten.

Het beleedigen door scheldwoorden of gebaarden, (voor zoover dit niet valt onder art. SO jeto art. 88 al. 3 R. O.)

Het in het huwelijk verbinden van een man, die niet is voorzien van een trouwbriefje ^

"afgegeven door den districts kommandant.

Het verzuimen door mannen boven de 11 jaren oud, niet zijnde korrttnäudanten, kapiteins, luitenants, vaandrigs en dei-gelijken of Chinezen, zich in de maand Jauuarij vaneen hoofdbriefje te voorzien.

Het door inlandsche of' chinesche wijkmeesters, die voornemens zijn naar eene andere wijk te verhuizen, verzuimen hiervan aan den assistent-resident kennis te geven onder voor-stelling van een geschikt vervangen.

Het door inlandsche of chinesche wijkmeesters niet behoorlijk vervullen der verplichtingen hun bij het reglement op het bestuur der politie onder den inlander in de stad en voorsteden van Batavia, opgelegd, voor zooverre tegen de overtreding der voorschriften, waarin deze vervat zijn, gee n e bepaalde straf' is bedreigd.

1)

Boete van /S t o t / 2 0 per buffel.

Boete van hoogstens ƒ 25, of gevangenisstraf van niet meer dan 8 dagen.

De straffen vermeld in art. 28 Strafbep.

id.

Jav. Cour. 6 Dec. 1851. W. en : Alleen toepasselijk ter hoord-ij. II 328. ~ plaats Batavia.

Stsbl. 1828 No. 63 art. 16 g. Niet geldig i n d e afdeeling Bui-tenzorg.

Boete van ƒ 10.

j De straffen vermeld in art. 28 Strafbep.

Jav. Cour. 18 Maart 1828.

W. en B. I 269. art. 14.

ibid. art. 16.

ibid. art. 58.

ibid. jcto. art. 28 Strafbep.

id.

xllleen geldig in de stad en voorsteden van Batavia.

id.

id.

id.

Het komt onnoodig voor elke dier verplichtingen hier af-zonderlijk op te noemen.

— 80 —

Het door het hoofd van een huis of dien3 plaatsvervanger verzuimen aan den Europe-, sehen wijkmeester zijner wijk, zoo dikwijls dit verlangd wordt, opgave te doen der bij hem inwonende Europeanen of met dezen gelijkgestelden.

Het verzuimen door iemand, die aan Europesche of met dezen gelijkgestelde vreemdelingen huisvesting verleent, van hunne namen en kwaliteiten binnen 3 maal 24 uren aan den Euro-peschen wijkmeester zijner wijk schriftelijk mededeeling te doen.

Het door een hoofd eener inlandsche wacht (kapala gardoe) verzuimen dagelijks vóór het betrekken der wacht zich bij den Europeschen wijkmeester der buurt te melden.

Het door inlandsche wachten verzuimen in geval van alarm, brand, watersnood enz:

daarvan onmiddelijk kennis te geven aan den Europeschen en den inlandschen wijkmeester der wijk.

Het weigeren hulp te verleenen bij brand, verdrinking, braak, roof met geweld, enz.

Het verzuimen door spuitgasten zich, zoodra er brand ontstaat, naar het brandspuithuis te begeven.

Het te laat komen of wegblijven van spuitgasten bij het beproeven der brandspuiten.

Het verzuimen door kampongswachten bij brand alarm te slaan.

Het verzuimen door hoofden van kampongswachten bij brand, daarvan aan de naaste brand-spuitmeesters ten spoedigste kennis te geven.

Het verzuimen door hoofden van kampongs den brand en de plaats waar brand is luid-keels uit te roepen.

Het door den kommandant der wacht op het stadhuis verzuimen bij brand de klok te luiden.

Het verzuimen door spuit of brandgasten in geval van verhuizing daarvan aangifte te doen onder teruggave van distinctieve teekenen of brandgereedschappen en' voordracht van eenen plaats-vervanger.

Het niet aannemen of niet vervullen eener door de bevoegde macht opgedragene

betrekking-bij het brandspuitwezen. v

-Het niet maken of niet onderhouden van behoorlijke putten op bebouwde erven, door ei-genaren, die daartoe zijn aangemaand.

Boete van ƒ 25

id.

De straffen vermeld W a r t 28 Strafbep.

id.

Boete van hoogstens ƒ 25, of gevangenisstraf van niet meer dan S dagen.

Gevangenisstraf van 3 dagen.

ia.

Gevangenisstraf van 14. dagen of eene daarmede gelijkstaan-de geldboete.

id.

id.

— 81 —

Reglement voor de Europesche wijkmeesters. .Tav. Courant

De straffen vermeld in art. 28 Strafbep.

id.

ibid. art. 18.

Stsbl. 1S28 No. 63 art. 16 e.

Reglement op de dienst dei-brandspuiten te Batavia.

Reglement op de dienst der brandspuiten te Bnitenzorg.

Jav. Cour. 1864 No. 19 en 20. art. 24 jcto. art. 50 en 52.

ibid. art. 25, jcto. art. 50 en 52.

Niet geldig in de afdeeling Bui-tenzorg.

82 —

De Het in eene woning niet aanwezig zijn van 10 behoorlijke met water gevulde bamboeze lodonjrs.

Het in eene kampong of wijk niet behoorlijk aanhouden van het bepaald getal brandlad ders en haken.

Het bij ontdekking van brand verzuimen terstond den brand op den weg of de straat m te roepen of te doen uitroepen .

Het bij ontdekking van brand verzuimen terstond kennis daarvan te geven aan den naast bij wonenden brandofficier of het naastbij gelegen waehthuisje.

Het bij ontdekking van brand verzuimen het noodige tot blussching of beperking te doe»

Het door het wachtvolk of in de kaïnpongs verzuimen bij het vernemen van brand dade lijk brandalarm te slaan.

Het bij brand aan het brandspuitpersoneel de beschikking over watervergaderplaafcsen weigeren of bemoeilijken.

Het bij brand aan hen, die daartoe bevoegd zijn, weigeren of bemoeilijken van fcoegaa tot huizen of erven.

Het bij brand weigeren of bemoeilijken dat middelen tot brandblussching door of ove woning of erf worden gelegd of gesteld.

Het bij brand weigeren of bemoeilijken der beschikking over de brandladders en haken Het bij brand weigeren van dadelijke hulp of ongehoorzaam zijn aan de bevoegde autori teiten door ambachtslieden, personen wier brandladders of haken worden opgevorderd of die bï den brand ledig staan.

Het bij brand zich aanmatigen vau gezag, verstoren van den geregelden gang der werk-zaamheden of hinderlijk zijn aan het brandspuitpersoneel.

Het door een persoon van het brandspuitpersoneel nalaten zonder wettige verhindering a brandspuit inspectien en oefeningen stipt op te komen.

Het nalaten door een persoon van het brandspuitpersoneel zich bij het vernemen van brani ten spoedigste naar het brandspuithuisje te begeven, de braudspuit of andere voorwerpen te hel pen vervoeren, in orde stellen of spuitvaardig maken of het noodige tot blussching te verrichten Het bij brand door een persoon van het brandspuitpersoneel handelen in strijd met de ge geven bevelen.

Het bij brand zich zonder toestemming verwijderen, zonder verlof eene brandspuit helpef wegvoeren of het personeel eerier brandspuit laten weggaan, door personen tot het brandspuitpeï so n eel behoorende.

e straffen vermeld in art. 28

Reglement op de. dienst der brandspuiten te Buiten zorg.

Jav. Cour. 1864- No. 19 en 20. art. 26 jeto. art. 50 en 52.

ibid. art. 27 jeto. art. 50 en 52.

ibid. art. 28 jeto. art. 50 en 52.

ibid. art. 28 jeto. art. 50"en 52.

ibid. art. 28 jeto. art. 50 en 52.

ibid. art. 29 jeto. art. 50 en 52.

ibid. art. 30 jeto. art. 50en52.

ibid. art. 31 jeto. art. 50 en 52.

b :•

Het begraven van lijken van inlanders en met dezen gelijkgestelden, met uitzondering van 8 chinezen en arabieren, in den omtrek der stad en voorsteden van Batavia, op eene der aangewe-zen begraafplaatsen, zonder schriftelijke vergunning van den districtskommandant.

Het zonder vergunning begraven van eenig chineesch lijk elders dan op de daarvoor be- 3 stemde algemeene begraafplaats.

Het begraven van een chineesch lijk op de daartoe bestemde begraafplaats zonder schritte- B lijke vergunning van de kommissie met het toezicht op die begraafplaats belast.

Het begraven op de chinesche begraafplaats vóór zes uren des morgens en na zes uren B des avonds.

Het verzuimen binnen 24 uren na den dood van een inlandsen christen daarvan aan de kommissie met het toezicht op de begraafplaats voor lijken van inlandsehe christenen belast, ken-nis te "even.

Het dcen begraven van een lijk van een inlandsch christen op de daartoe bestemde be- B graafplaats zonder vergunning der kommissie.

Het begraven van een lijk van een inlandsch christen minder dan 12 uren na den dood, indien dit niet uitdrukkelijk bevolen is.

Het begraven van lijken van inlandsche christenen gedurende den nacht, tusschen 's avonds 6 en 's morgens 6 uren.

Het niet vervullen zijner plichten door den doodgraver der begraafplaats voor lijken van inlandsche christenen.

Het overtreden der bepalingen vervat in het //Reglement voor het beheer der begraaf-plaatsen voor lijken van Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen te Buitenzorg,

zoo-mede voor de kommissie met dat beheer belast."

De bepalingen van dit reglement, die door inlanders en met deze gelijkgestelden kunnen worden overtreden, zijn:

Het houden en verhuren van lijkwagens zonder verlof.

Het houden en verhuren van lijkwagens en hetgeen daarbij behoort, niet volgens de voorschriften ingericht.

Het voor een lijkwagen meer in rekening brengen dan de tariefsprijs. .

— 85 Boete van /' 10.

Boete van f 25.

Boete vais ƒ 10 tot ƒ 25.

Boete van hoogstens ƒ 25.

De straffen vermeld in art. 28 strafbep.

Boete van hoogstens / 1 0 , of gevangenisstraf van hoog-stens 8 dagen.

De straffen vermeld in art. 28 strafbep.

id.

id.

id.

Sfcsbl. 1855 No. 77 art. 6.

Reglement op de begraafplaats voor lijken van Chinezen te Buitenzorg. Jav. Cour. 1860 Nos. 60 en 61. art. 2.

ibid. art. 5.

ibid. art. 6.

Reglement op de begraafplaats voor lijken van christenen, behoorende tot de inlandsche bevolking binnen den omtrek der stad en voorsteden van Batavia. Jav.Cour» 1865 Nos.

<6 en 7. B. B. No. 1805. art. 3.

ibid. art. 4.

ibid. art. 5.

ibid. art. 6.

ibid. art. 8.

Het in kolom I vermeld regle-ment. Jav. Cour. 1859 No. 75.

art. 36.

art. 36.

art. 4Ü.

Alleen geldig ter hoofdplaats Buitenzorg.

Bij dit alleen voor de hoofd-plaats Buitenzorg geldend re-glement zijn slechts straf-fen bedreigd, die op Euro-peanen en met dezen gelijk-gestelden toepasselijk zijn.

Echter kunnen ook inlanders en met dezen gelijkgestelde personen zich aan overtre-ding van sommige dier be-palingen schuldig maken.

Alsdan zullen volgens art. 28 strafbep. de bij dat artikel vermelde straffen kunnen worden opgelegd.

Het niet zorgeïi door verhuurders van lijkwagens dat deze, indien zij besteld zijn, zich bij tijds aan het sterfhuis bevinden.

Het niet stapvoets rijden met een lijkwagen, waarin zich een lijk bevindt.

Het uitoefenen van het bedrijf van doodkistenmaker voor Europeanen, zonder schriftelijk verlof.

Het voor doodkisten voor Europeanen meer in rekening brengen dan den tariefsprijs.

Het door een doodkistemnaker voor Europeanen niet binnen den bepaalden tijd leveren van eene doodkist, die hij aangenomen heeft te zullen maken.

Het verzuimen door doodkistenmakers voor Europeanen bij eike afgeleverde kist tevens al het benoodigde te leveren.

Het rekenen van extra belooning voor het leveren van hetgeen bij eene doodkist noodig is.

Het overtreden der bepalingen vervat in het „Règlement voor het beheer der begraafplaats voor lijken van Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen te Batavia, zoomede voor de kommissie met dat beheer belast, den opziener dier begraafplaats, de bedienaars van sterfhuizen,

de dragers, de doodkistenmakers en lijkwagenverhuurders aldaar.

De bepalingen van dit reglement, die door inlanders en met dezen gelijkgestelden kunnen worden overtreden, zijn :

Het houden en verhuren van lijkwagens zonder verlof.

Het honden en verhuren van lijkwagens en hetgeen daarbij behoort, niet volgens de voorschriften ingericht.

Het voor een lijkwagen meer in rekening brengen dan den tariefsprijs.

Het niet zorgen door verhuurders van lijkwagens dat deze, indien zij besteld zijn, zich bij tijds aan het sterfhuis bevinden.

Het niet stapvoets rijden met een lijkwagen, waarin zich een lijk bevindt.

Het uitoefenen van het bedrijf van doodkistenmaker voor Europeanen, zonder schriftelijke vergunning.

Het door doodkistenmakers voor Europeanen verzuimen het voorgeschreven bord boven hunne deur te plaatsen.

Het voor doodkisten voor Europeanen meer in rekening brengen dan den tariefsprijs.

Het door een doodkistenmaker voor Europeanen niet binnen den bepaalden tijd leveren van eene doodkist, die hij aangenomen heeft te zullen maken.

Het verzuimen door doodkistenmakers voor Europeanen bij elke afgeleverde kist tevens al het benoodigde te leveren.

Plet rekenen van extra behioning voor het leveren van hetgeen bij eene doodkist benoodigd is.

De straffen vermeld in art. 2S Strafbep.

art. 41.

art.

art.

art.

art.

42.

48.

44.

45.

art. 46.

ar(

Het in koiooi I vermeld regle-ment. Jav. Cour. 1859 No.

35. B. B. No. 973 (2e uitg.

deel I pag. 313.

art.

art.

art.

art.

art.

art.

1-5.

45.

47.

4 8.

49.

50.

art. 50.

art. 51.

art. 52.

art. 53.

art. 53.

Voor dit alleen ter hoofdplaats Batavia toepasselijk regle-ment, geldt hetzelfde wat met opzicht tot het reglement voor de hoofdplaats Buiten-zorg is aangeteekend.

Het overtreden van eenige bepaling op het reglement omtrent de particuliere landerijen 1 gelegen ten westen der rivier Tjimanok, voor zooverre daarmede geen feit is begaan, waarvan de kennisname de bevoegdheid van den politierechter te boven gaat.)

Eenige dier overtredingen zijn:

Het door landeigenaars op eigen gezag aanleggen van bazars.

Het door landeigenaars niet aan de plaatselijke autoriteit aangeven van huurlingen dooi hen voor langer dan drie maanden in dienst genomen.

Het door landeigenaars niet inzenden van den jaarlijksehen staat der bevolking hunne) landerijen of van andere door het bestuur gevraagde statistieke opgaven.

Het toelaten van hanenvechterijen of andere hazardspelen, die geen pachtmiddel uitmaken, op een landgoed of het deelnemen aan die spelen.

Het spelen van rongging, topeng, waiang koelit en dergelijken op een landgoed zonde!

verlof van de plaatselijke autoriteit.

Het zich op den grond eens landeigenaars vestigen tegen diens wil.

Het omhakken, uitgraven of vernietigen van boomen door de opgezetenen van een land zonder toestemming van den landeigenaar.

Het door de opgezetenen van een land zonder toestemming van den landeigenaar afbreken of op een ander landgoed verplaatsen van door hen op zijnen grond gebouwde huizen of ander' gebouwen, hun niet in eigendom toebehoorende.

Het jagen of visschen op een landgoed tegen den w i l des landeigenaars.

Het niet doen der verplichte heerendiensten (voor zoover dit niet valt onder art. 83 2» R. O.

Luidheid of onwilligheid van huurlingen.

Het van de opgezetenen genieten van geld of producten met uitzondering der van ou*

gebruikelijke geschenken door op de landerijen aangestelde inlandsche hoofden, (voor zooverr' dit niet draagt de kenmerken van knevelarij).

Het niet aannemen of niet vervullen eener door de bevoegde macht opgedragen betrekkin? E

bij het brandspuitwezen.

89

in de residentie Preanger regentschappen,

Boete van. hoogstens/ 25, ge-vangenisstraf van hoogstens

8 dagen of ten arbeid stelling aan de publieke werken voor hoogstens 3 maanden,

Boete van hoogstens ƒ 25, of de straffen vermeld in art, 28 Strafbep.

Stsbl. 1836 No. 19 art. 60,

art, 34, art. 4 1 .

art. 46.

art. 48,

art. 48.

art. 23.

art. 19,

ast. 20.

art. 35.

art. 20 volg, art. 45.

art. 56.

Reglement cp de dienst der brand-spuiten te Tjandjoer.

Jav, Cour. Ü863 No. 93, en

Reglement op de dienst der brand-spuiten te Soemedang.

Jav. Cour. 1866 No. 99.

Art. 28 jcto. art. 59 en 61.

Het is uit den aard der zaak niet mogelijk alle gevallen op te geven, in welke overtreding van dit reglement kan plaats hebben. Derhalve zijn slechts eenige der meest voorkomen-de gevallen aangegeven.

Alleen toepasselijk te Tjiandjoei en te Soemedang,

12

— 90 —

Het niet aanleggen of onderhouden van de noodige wegen op groote erven en in kam-pongs, door de eigenaren, die daartoe zijn aangemaand.

Het niet daarstellen of onderhouden van behoorlijke putten op bebouwde erven door ei-genaren, die daartoe aangemaand zijn.

Het in eene woning niet voor de hand aanwezig zijn van 10 behoorlijke met water ge-vulde bamboezen lodongs, (of ander vaatwerk).

Het in eene kampong of wijk niet behoorlijk aanhouden van liet bepaald getal brandlad-ders en haken.

Het bij ontdekking van brand verzuimen terstond den brand op den weg of de straat uitteroepen of te doen uitroepen.

Het bij ontdekking van brand verzuimen terstond kennis daarvan te geven aan den naast-bijwonenden brandofficier of het naast bij gelegen wachthuisje.

Het bij ontdekking van brand verzuimen het noodige tot blussching of beperking te doen.

Het door het waehtvolk of in de kampongs verzuimen bij. het vernemen van brand dade-lijk brandalarm te slaan.

Het verzuimen de brandklok ,tc luiden bij het vernemen van brand.

Het bij brand op eene plaats niet aan het water gelegen door bewoners van de naaste j woningen, ook zonder dat het gevorderd wordt, en door bewoners van verder afgelegen woningen, indien het gevorderd wordt, nalaten hunne grootste ton gereed te zetten en zooveel mogelijk vol water te houden.

Het bij brand aan het brandspuitpersoneel de beschikking over watervergaarplaatsen, wei-geren of bemoeilijken.

Het bij brand aan hen, die daartoe bevoegd zijn, weigeren of bemoeilijken van toegang tot huizen of erven.

Het bij brand weigeren of bemoeilijken dat middelen tot brandblussehing door of over woning, of erf worden gelegd of gesteld.

Het bij brand weigeren of bemoeilijken der beschikking over de brandladders en haken.

Het bij brand weigeren van dadelijke hulp of ongehoorzaam zijn aan de bevoegde autoriteit i door ambachtslieden, personen, wier brandladders of baken worden opgevorderd of die bij den brand ledig staan.

1

— 91 —

Reglement op de dienst der ' brandspuiten te Tjiandjoer

Jav. Cour. 1863 No. 93.

en

Reglement op de dienst der brandspuiten te Soemedang.

Jav. Cour. 1S66 No 99.

Art. 30 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. SI jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 32 jcto. art. 59 en 61.

ibid. ait. 33 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 34 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 34 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 34 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 35 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 35 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 36 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 37 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 38 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 38 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 39 jcto. ait. 59 en 61.

ibid. art. 40 jcto. art. 59 en 6 1 .

Alleen toepasselijk te Tjian-djoer en te Soemedang.

id.

id. [de woorden (of ander vaatwerk) gelden al-leen voor Soemedang].

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

92 —

Het bij brand zich aanmatigen van gezag, verstoren van den geregelden gang der werk' aaamheden of hinderlijk zijn aan het brandspuitpersoneel.

Het zonder wettige redenen van verhindering door een persoon van het brandspuitpersoneel nalaten bij brandspuitinspectien of oefeningen stipt op te komen.

Het nalaten door een persoon van het brandspuitpersoneel zich bij het vernemen van brand ten spoedigste naar het brandspuithuisje te begeven, de brandspuit of andere voorwerpen te hel pen vervoeren, in orde stellen of spuitvaardig maken of het noodige tot blussching te verrichten.

Het bij brand door een persoon van het brandspuitpersoneel handelen in strijd met de ge' geven bevelen.

Het bij brand zich zonder toestemming verwijderen, zonder verlof eene brandspuit helpen wegvoeren of het personeel eener spuit laten weggaan, door personen tot het brandspuitpersoneel behoorende.

— 93 —

Reglement op de dienst der brandspuiten te Tjiandjoer Jav. Cour. 1863 No. 93.

en

Reglement op de dienst der brandspuiten te Soetnedang.

Jav. Cour. 1866 No. 99.

Art. 42 jcto. art. 59 en 61.

ibid. art. 15 jcto. art. 6(Xen 61.

ibid. art. 43 jcto. art. 60 en 61.

ibid. art. 4S jcto. art. 60 en 61.

ibid. art. 53 jcto. art. 60 en 61.

Alleen toepasselijk te Tjian-djoer en te Soeuaedang.

id.

id.

id.

«r,

id.

— 94 —

B I J Z O N D E R E BEPALIN i

Het huisvesten van eenen vreemden oosterling, die zonder behoorlijke pas reist.

Het huisvesten van eenen vreemden oosterling, die zonder behoorlijke pas reist.

In document il ViA (pagina 94-111)