HOOFDSTUK 3 Kindbeelden in de kolonies
2 Het voorspelbare koloniekind
3.1 Het kind als bewoner van een onschuldige kinderwereld
Het is mijn bedoeling met U een kleine wandeling te maken in de kinderwereld, in het mysterieuze, ik zou haast zeggen onbekende, kinderrijk.69
67 RAB, Activiteitsverslag over het jaar 1970 (1971), 6.
68 Foto uit BRUSSEL, Archief Kind en Gezin, KO -‐ Kolonies voor zwakke kinderen 17 – Dongelberg, nr. 1-‐1: La
De wereld van het spelende kind is een andere dan die der volwassenen; het is een voor zich afgesloten sprookjeswereld, het kind bouwt zich die wereld ten deele zelf op, bevolkt ze met zijn lievelingsgestalten en moet daarin onbevangen, tevreden en gelukkig gehouden worden.70
Bovenstaande citaten beschreven twee essentiële elementen in de kijk van het N.W.K. op het gelukzalige koloniekind. Allereerst: het kind was een spelend kind. Spel werd gezien als iets wat exclusief aan de kindertijd toebehoorde en wat een uiting was van de aangeboren onschuld. Het kind dat nog niet bezoedeld was door de maatschappij schiep door spel zijn eigen wereld, en die wereld was per definitie een gelukkige wereld, helemaal anders dan die der volwassenen. Toch was het niet zo dat volwassenen en kinderen daardoor uit elkaar gedreven werden: verbinding tussen beide generaties was mogelijk wanneer volwassenen zich inleefden in het kinderspel.
Deze typische kinderlijke eigenschap wordt ons het meest veropenbaard, als wij zelf bij het kinderspel aanwezig zijn, zelf spelen met de kinderen. […] Speelt daarom zelf met uw kinderen. Immers, als wij trachten, hunnen gedachtengang te volgen en na te beleven, dan zal onze moeite ruimschoots beloond worden met liefde, warmte en vertrouwen en wordt het kinderleven ons op vele terreinen een openbaring.71
Het kinderleven werd voorgesteld als een openbaring, een uiting van de ideale natuur die de volwassene door socialisering in de maatschappij verloren was. Het kind in zijn onbevangenheid stond centraal, de volwassene moest zich erin inleven om een positieve relatie tot stand te brengen en zelf te kunnen leren van kinderen. In geen geval mocht de omgekeerde beweging plaatsvinden, waarbij het kind gevraagd werd zich in te leven in de volwassen wereld; dit zou nefast zijn voor het gelukkige onschuldige opgroeien van het kind. Dat brengt ons bij het tweede element uit het eerste citaat, namelijk de verantwoordelijkheid van volwassenen. Spelen deed het kind uit zichzelf, daar had het geen leiding bij nodig; integendeel, het vormde daarin net een inspiratiebron voor volwassenen. Waarvoor het kind de volwassene wel nodig had, was voor het beschermen van zijn kinderwereld. Het was de verantwoordelijkheid van volwassenen om het kind gedurende zijn volledige kindertijd in die onbevangenheid te houden. Geluk werd hier voorgesteld als een toestand van onwetendheid, noodzakelijk voor goed opgroeien en best zo lang mogelijk te behouden. Slaagde de opvoeder er niet
69 KUL, WILLEMIJNS, ‘Psychologische gronden bij de moeilijkheden in de kinderzorg’, Het Kind (1952), 415. 70 KUL, ‘Bladvulling’, NWK Maandblad (1926), 605.
in om het kind gelukkig te houden, dan verzaakte hij zijn opvoederstaak. Dit gebeurde in het arbeidersmilieu waar kinderen vaak al jong ingezet werden als kostwinner of huishoudhulp en zo middenin de samenleving geplaatst werden.
3.2
Opvoeding als bescherming van de kinderwereld
Het feit dat arbeidersouders hun kinderen uit die onbevangen kinderwereld weghielden, werd volgens het N.W.K. veroorzaakt door een gebrek aan kennis: ouders zagen het verschil niet tussen kind en volwassene en miskenden zo de eigenheid van het kind. Aanvankelijk zag het N.W.K. de kolonie als oplossing hiervoor: door kinderen letterlijk vele kilometers te scheiden van hun ouders kon die kinderwereld zo afgesloten mogelijk vorm krijgen. Het was essentieel dat de koloniehuizen een veilige, aangename omgeving waren, ver van de dagelijkse realiteit met haar maatschappelijke verschrikkingen, waar kinderen opnieuw gelukkig konden zijn. Tijdens die drie maanden lange scheiding herontdekte het kind zijn onschuldige aard en die zou hij meedragen wanneer hij nadien weer huiswaarts keerde.
Zoals een opvoedster, die duizenden kinderen heeft zien komen en gaan, het uitdrukt, verkeert het nieuwe kolonistje onder invloed van de vredige, vriendelijke sfeer, al spoedig in een stemming van “gelukkige onbezorgdheid”, die zeer bevorderlijk is voor het goede resultaat van het verblijf.72
Echter, zelfs in de kolonie waar het kind volmaakt gelukkig kon eten en spelen, slaagden ouders er nog in om het geluk van hun kinderen in de weg te staan. De kwade wil van ouders was hierin duidelijk te merken: ze voelden de behoefte om hun kind te bezoeken of te schrijven en het zo telkens uit zijn gelukkige bubbel te halen.
Par le système des visites on peut être certain que la joie, le bonheur si nécessaire à l’enfance, sera [onleesbaar woord] pour un temps relativement long, et cela au grand détriment de la santé des colons.73
Maar dan moeten de moeders hun bengels durven loslaten, en niet op onbehendige, onnadenkende wijze de aanpassing storen met weemoedige brieven als: Opa (of Oma, of Tante Marie) kunnen zich om je weggaan maar niet troosten… Dergelijke ontboezemingen – die een naïeve betuiging van tederheid en liefde willen zijn – kwellen het kind en vergallen zijn
72 KUL, ‘De kolonies van het N.W.K.’, Het Kind (1953), 205
verblijf. En dat doen ook de ouders, die uren en uren voor het hek staan uit te kijken, of ze niet even hun zoontje ontwaren. Of die door de boomgaarden op het tehuis afkomen en plots de refter binnenvallen. Het kind verliest zijn gemoedsrust, het speelt niet meer, de eetlust kwijnt. De hele aanpassing ligt natuurlijk in duigen. Alles is weer van meet af te beginnen.74
Ouders werden gezien als de grote vijanden van het geluk. Hoe sterk het N.W.K. ook aantoonde dat het kind zijn eigen wereldje nodig had, de ouders ondermijnden dat telkens weer met hun onnadenkende opmerkingen en zagen niet in hoe ze daarmee de toekomst van hun kind vergalden. Daarom breidden de kolonies vanaf de jaren ‘50 hun focus uit naar het opvoeden van ouders. Tijdens infomomenten voorafgaand aan het kolonieverblijf, op bezoekdagen en in nazorg werden ouders ingelicht over o.a. het belang van de gelukkige kinderwereld.