• No results found

Het Japonisme en Breitners serie Japanse meisjes

In document George Hendrik Breitner (pagina 28-34)

21 Utagawa Toyokuni,

Customs of the Six Crystal Rivers, ca 1830, printdruk op hout, 20 x 16 cm (Particuliere collectie).

2.3 Het Japonisme en Breitners serie Japanse meisjes

Het Japonisme sloeg naarmate de jaren vorderden, vooral naar aanleiding van de Parijse wereldtentoonstellingen in 1878 en 1889, over op het gewone publiek. De invloed van het Japonisme op Nederlandse kunstenaars was echter minder groot, dan op Franse of Engelse kunstenaars. Het Japonisme was vooral in Frankrijk een ware modetrend. In de jaren negentig van de negentiende eeuw nam pas de belangstelling voor het Japonisme ook in Nederland toe. In Den Haag werden toen veel lezingen georganiseerd over Japanse prenten en er werden (verkoop)tentoonstellingen gehouden met Japanse kunstobjecten. Pulchri Studio organiseerde bijvoorbeeld in december 1886 een heus Japans feest.67 Op de Nederlandse tentoonstellingen werden er naast maskers, kakemono, textiel, schetsen van Kōrin en bronzen ook prenten tentoongesteld van Hokusai, Utamaro, Hiroshige en anderen.68 Ook in Breitners naaste omgeving werd er door sommigen Japanse kunst aangekocht. Van Wisselingh kocht in 1893 bijvoorbeeld een aantal houtsneden van Kunisada op de veiling van de collectie van J.D.C. Titsingh in Amsterdam, terwijl Marius Bauer en Isaac Israëls tussen 1892 en 1893 voornamelijk Japans aardewerk kochten.69

Breitner heeft ook Japanse prenten in zijn bezit gehad, namelijk een veertigtal gekleurde prenten van Toyokuni (afb. 21).70 Van Breitner kan dus gezegd worden dat de Japanse cultuur en kunst hem niet kunnen zijn ontgaan. Dit blijkt tevens uit een droom waarover hij het volgende in een brief uit 1892, aan Johanna van der Weele verteld: “[…] uw costuum was prachtig diep rood blauw zwart met exotische figuren daarin geweven […] en ik wou dat we ieder honderdduizend gld in de week te verteren hadden,

67 Keblusek 2000, p. 61.

68 Bergsma en Shimoyama 2001, p. 18. 69 Bergsma en Shimoyama 2001, p. 18. 70 Bergsma en Hefting 1994, p. 148.

29 dan lieten we een mooi jacht bouwen en zeilden allemaal naar het land van den Mikado om daar eens te kijken”.71 Breitner was dus zeer onder de indruk van Japan en de Japanse stoffen. In deze fascinatie is de reden te vinden voor de Japanse kimono’s, die de modellen dragen en de Japanse motieven die de schilderijen sieren. Maar dit zegt nog niet iets over de invloed van het heersende Japonisme op Breitners serie Japanse meisjes.

Bergsma stelt in haar onderzoek naar de serie Japanse meisjes dat de serie niet door de Japanse prentkunst beïnvloed hoeft te zijn geweest, maar dat er ook indirect naar verwezen kan worden. De serie kan volgens haar ook tot stand zijn gekomen onder invloed van andere kunstenaars, zoals Whistler en Van Gogh, die wel in hun werken rechtstreeks gebruik maakte van inspiratie als gevolg van de Japanse prentkunst.72 Zo treffen Breitners Japanse meisjes voor een spiegel veel overeenkomsten met Whistlers schilderij La princesse du pays de la porcelaine uit 1863-64 (afb. 25). Bij Whistlers prinses is een langgerekte vrouw zichtbaar die een Japanse kimono draagt en op een oosters tapijt poseert. Op de achtergrond staat een kamerscherm, dat bewerkt is met exotische bloemen. De vrouw heeft een waaier in haar rechterhand, maar staat niet zoals Breitners meisjes voor een spiegel. De vrouw heeft haar gezicht naar de kijker

toegekeerd, in tegenstelling tot een aantal van Breitners Japanse meisjes. Breitner kan wellicht zijn idee om een model in Japanse kimono met kamerscherm hebben afgekeken

van Whistler. Dit doet echter niet af aan het vermoeden dat Breitner de serie heeft geschilderd wegens interesse in de Japanse kunst en cultuur. Het onderwerp van

71 Breitner geciteerd in: Venema 1981, p. 143. 72 Bergsma en Shimoyama 2001, p. 36. Cat. nr. 2 George Hendrik Breitner, Voor de spiegel, ca 1894, olieverf op doek, 75 x 51 cm (Particuliere collectie). 25 James McNeill Whistler, La princesse du pays de la porcelain, 1863-64, olieverf op doek, 199,9 x 116,1 cm (Freer Gallery of Art and Arthur M. Sackler Gallery, Londen).

30 26 Isaac Israëls, Japanschee dame in rode kimono, 1920, olieverf op doek, 70 x 60 cm (Centraal Museum, Utrecht).

vrouwen met spiegel en in kimono was immers zeer populair aan het einde van de negentiende eeuw.73

Breitners serie Japanse meisjes wordt overigens wel gezien als één van de belangrijkste voorbeelden van de invloed van het Japonisme op Nederlandse kunstenaars. Ook Isaac Israëls (afb. 26) heeft meisjes in kimono geschilderd, maar hier is lang niet zoveel over bekend, als over Breitners Japanse meisjes. Israëls wordt in boeken over het Japonisme ook niet genoemd als voorbeeld van het Nederlands Japonisme. Daarnaast dateren die meisjes van een later tijdstip in de geschiedenis van het Japonisme dan de serie Japanse meisjes.

Vincent van Gogh is het meest bekende voorbeeld van de invloed van het Japonisme op een Nederlandse kunstenaar. Van Goghs werken dateren van voor de Japanse meisjes, dus Breitner kan ook door hem beïnvloed zijn geweest. Van Gogh ‘werd gelukkig en vrolijk van Japanse grafiek, zoals hij schreef tijdens zijn verblijf in Arles’.74 In 1885 maakte hij voor het eerst kennis met de Japanse prentkunst, welke tussen 1887 en 1888 de stijl van zijn werk heeft veranderd.75 Van Gogh schilderde letterlijk Japanse prenten na, zoals De courtisane uit 1887 (afb. 27). Het origineel is van Keisai Eisen (1790-1848), wiens Geisha was afgedrukt op de omslag van de Paris Illustré van mei 1886(afb. 28).

73 Bergsma en Shimoyama 2001, p. 36. 74 Van Tilborgh 2006, p. 5.

75 Van Gogh raakte geïnteresseerd in Japanse prenten toen hij de roman Chérie van Edmond de Goncourt las in 1884. In deze roman werd, zoals reeds aangegeven, verwezen naar het Japonisme, zie Van Tilborgh 2006, p. 10. 27 Vincent van Gogh, De courtisane, 1887, olieverf op doek, 105,5 x 60,5 cm (Van Gogh Museum, Amsterdam). 28 Omslag van Paris Illustré, 4 mei 1886 (Van Gogh Museum, Amsterdam).

31 In deze afbeelding is een Geisha, ofwel courtisane, te zien die met haar rug zijdelings naar de kijker staat, terwijl haar hoofd naar de kijker is afgewend. De Geisha komt uit de hoogste klasse van de Japanse prostituees, wat blijkt uit de kimono die zij draagt, waarin een draak in opspattend water is te zien.76 Van Gogh heeft de Geisha gekopieerd en daarbij om de afbeelding heen de randen van het doek opgevuld met een Japans ogend natuurtafereel van bamboe, waterlelies, kraanvogels en een kikker.77 Van Goghs randversiering heeft volgens Louis van Tilborgh een verborgen betekenis. Het woord kraanvogel (‘grue’) betekende toen in de Franse volkstaal prostituee, terwijl het woord kikker (‘grenouille’) stond voor een vrouw met een slechte reputatie. Hiermee zou Van Gogh een indirecte verwijzing geven naar het beroep van de vrouw in kimono, aldus Van Tilborgh.78

Van Gogh schilderde veel Japanse prenten nauwgezet na om te oefenen in het schilderen volgens Japanse traditie. Hierbij is sprake van de vierde fase, dus van het echte Japonisme, zoals hiervoor besproken. Van Gogh omrandde ook bij andere kopieën de afbeelding, maar dan met Japanse tekens, zoals bij De bloeiende pruimenboom: naar

Hiroshige (1887, afb. 29) en bij Brug in de regen: naar Hiroshige (1887, afb. 30).

Deze twee werken heeft Van Gogh gebaseerd op houtsnedes van Utagawa Hiroshige, zoals de titels reeds doen vermoeden. In beide voorstellingen is de horizon boven het

76 Van Tilborgh 2006, p. 31. 77 Van Tilborgh 2006, p. 31. 78 Van Tilborgh 2006, p. 35.

31 Vincent van Gogh, De bloeiende pruimenboom: naar Hiroshige, 1887, materiaal (Van Gogh Museum, Amsterdam)

32 Vincent van Gogh, Brug in de regen: naar Hiroshige, 1887, materiaal (Van Gogh Museum, Amsterdam)

32 33 Katsuhika Hokusai, Courtisane

met spiegel, 1826, rolschildering op zijde, 86,3 x 31,1 cm

(Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden). Cat. nr. 8 George Hendrik Breitner Voor de spiegel (‘Het oorringetje’), 1893, olieverf op doek, 84,5 x 57,5 cm (Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam).

midden geplaatst, is de afbeelding aan de zijkanten afgesneden en is er sprake van een asymmetrische compositie. Van Gogh heeft zich met behulp van deze kopieën goed verdiept in de Japanse werkwijze. Hij kan daarom een schilder worden genoemd die schilderde naar het heersende Japonisme. Maar is die invloed van het Japonisme ook bij Breitner zichtbaar?

Breitners serie Japanse meisjes toont accessoires met Japanse motieven erop. De schilderijen stemmen overeen met eerder gemaakte werken van andere Europese kunstenaars, zoals Whistler. Door diverse schrijvers werd en wordt over Breitners Japanse meisjes ook gezegd dat die te herleiden zijn tot bekende Japanse prenten van Kunisade en Hokusai. Vogelsang schreef bijvoorbeeld over het schilderij Voor de spiegel (‘Het

oorringetje’): “het is niet onjuist,

dat een dergelijk toiletgeval met spiegel van achteren gezien, bijvoorbeeld zeer analoog bij Kunisade en de zijne voorkomen en het is verre van onmogelijk, dat een of meer vage herinnering aan een prent van die compositie tot deze manier van poseren geleid kan hebben”.79 Er wordt ook veelvuldig een vergelijking gemaakt tussen een werk van Hokusai (afb. 33) en Voor de

spiegel (‘Het oorringetje’), wegens de vergelijkbare, uitgestrekte compositie en weergave

van het model. Beide werken tonen een langgerekte vrouw in Japanse kimono, wiens gezicht alleen via haar spiegelbeeld zichtbaar wordt voor de kijker. Dit werk heeft Breitner toen kunnen bezichtigen in het Rijks Etnographisch Museum in Leiden.80

Toch is niet bekend in hoeverre Breitner zich heeft verdiept in de Japanse kunst en cultuur en of hij hetgeen hem hierover bekend was, heeft toegepast in deze serie schilderijen. Breitner lijkt aan de ene kant vooral aandacht te hebben geschonken aan Japanse attributen zoals de kimono, waardoor de indruk wordt gewekt dat hij slechts een Japonaiserie heeft gecreëerd. Aan de andere kant lijkt Breitner in zijn serie wel gelet

79 Pit, Steenhoff, Veth en Vogelsang 1904, p. 154. 80 Bergsma en Shimoyama 2001, p. 34.

33 te hebben op de werkwijze die de Japanse kunstenaars er op nahielden bij het creëren van hun houtsnedes. De beeldelementen zijn aan de randen ongewoon afgesneden, de compositie is asymmetrisch, de schaduwwerking ontbreekt en Breitner heeft naast exotische motieven ook uitgesproken kleuren toegepast. Dit zijn elementen die kenmerkend zijn voor Japonisme en dit wijst erop dat Breitner wel goed naar de Japanse prenten moet hebben gekeken. Volgens Berger is in het hiervoor genoemde Voor de

spiegel (‘Het oorringetje’) duidelijk zichtbaar hoe geconstrueerd Breitner te werk is

gegaan. De voorstelling is volgens hem geheel gecomponeerd, wat zeer kenmerkend is voor het Japonisme.81 De Japanse prenten tonen immers geen afgebeelde werkelijkheid, maar een geconstrueerde werkelijkheid. De werkelijkheid wordt gemaakt, zoals de kunstenaars hem zien en niet zoals de realiteit het toont.

Bergsma concludeert desondanks dat ‘een directe thematische of stilistische invloed van de Japanse kunst op de serie meisjes in kimono van Breitner niet met zekerheid is vast te stellen, het valt niet echt te bewijzen’. Er zou volgens haar in het geval van Breitners serie daarom eerder sprake zijn van een Japonaiserie dan van Japonisme en in het laatste geval van hoogstens een vroege vorm van Japonisme.82 Dit is opvallend, omdat in het oeuvre-overzicht van Bergsma en Hefting over Breitners Japanse meisjes wordt gezegd dat Breitner zich met de serie Meisjes in kimono een krachtige vertegenwoordiger van het Japonisme toont.83 Zelf vind ik dat in Breitners serie Japanse meisjes wel degelijk de invloed van Japanse kunstenaars zichtbaar is. De serie Japanse meisjes is mijns inziens inderdaad een goed voorbeeld van de invloed van het Japonisme op een Nederlandse kunstenaar uit de negentiende eeuw.

81 Berger 1992, p. 277.

82 Bergsma en Shimoyama 2001, p. 38. 83 Bergsma en Hefting 1994, p. 152.

In document George Hendrik Breitner (pagina 28-34)