Het onderzoek naar securi>sering van het Europese ontwikkelingsbeleid na nine eleven is gebaseerd op een combina>e van een kwan>ta>eve-‐en kwalita>eve onderzoeksmethode. We opteren hier voor een combina>e van beide onderzoeksmethoden omdat ze elkaars gebreken kunnen opheffen. Zo is een kwan>ta>eve onderzoeksmethode aangewezen in de eerste fase van het onderzoek omdat die ons toelaat te generaliseren. Dit is een goede methode om de ontwikkelingsstromen naar geostrategische landen te bestuderen. Indien we echter dieper willen ingaan op oorzaken, is het onmogelijk om een kwan>ta>eve onderzoeksmethode voorop te stellen. Dit voornamelijk omdat de >jd ontbreek om zulk een groot aantal cases te onderzoeken. Om aan dit probleem te voldoen zullen we enkele cases vooropstellen die we onderwerpen aan een kwalita>eve onderzoeksmethode.
Alvorens we het kwan>ta>ef onderzoek kunnen aanvangen, is het van belang om een duidelijke defini>e van geostrategie met betrekking tot de Europese Unie voorop te stellen. Daarnaast is het van belang dat we zo correct mogelijk definiëren wat we precies verstaan onder ontwikkelingshulp.
Na het definiëren van deze begrippen selecteren we op basis hiervan (met betrekking tot de Europese Unie) enkele caselanden. Aangezien een onderzoek pas objec>ef is indien er een controlemechanisme ingevoerd is, opteren we er voor om evenveel controlelanden voorop te stellen als er geostrategische landen zijn.
In een volgende stap gaan we op zoek naar data betreffende deze landen. Om dit onderzoek te voeren zullen we ons voornamelijk baseren op de cijfers die voorhanden zijn van de OECD-‐DAC. Landen waarvoor geen accuraat cijfermateriaal voor handen is , halen we uit het onderzoek omdat ze kunnen zorgen voor een vertekend beeld.
Na het verzamelen van deze data zullen we ze zo correct mogelijk analyseren. De doelstelling hierbij is om deze budgetstromen te analyseren en hieruit vast te stellen of geostrategische landen na nine eleven meer ontwikkelingshulp ontvangen. Dit zullen we onderzoeken door ODA(net) doorheen periode 1993-‐2007 te analyseren met als referen>ejaar 2001 (de aanslagen van nine eleven). Dit onderzoeken we zowel voor de geostrategische, als voor de controlelanden.
In de eerste fase hebben we de tabel van de gekozen landen onderzocht door elk land afzonderlijk te benaderen. Bovendien berekenen we het gemiddelde dat elk land ontvangt ten opzichte van het totale ODA(net). Daarnaast maken we grafieken van alle landen op basis van deze percentages. Via de grafieken kunnen we vaststellen of een land zijn ontwikkelingshulp al dan niet ziet s>jgen over de periode 2002-‐2007 ten opzichte van periode 1993-‐2001. We hebben ervoor geopteerd om de periode 1993-‐2007 onder te verdelen in twee periodes. De eerste periode 1993-‐2001 is de periode tot en met de aanslagen van nine eleven. De tweede periode 2002-‐2007 is de periode na nine eleven.
We veronderstellen dat men een s>jging in ODA(net) ten gevolge van de aanslagen van nine eleven ten vroegst kan waarnemen in het jaar 2002. We opteren ervoor om 2007 als eindpunt te nemen aangezien de band met aanslagen van nine eleven verzwakt doorheen de >jd.
Om sta>s>sche nauwkeurigheid te verzekeren zullen we periode 2002-‐2007 vergelijken met periode 1993-‐2001 aan de hand van de T-‐test. De T-‐test berekent of het waarschijnlijk is dat twee steekproeven behoren tot dezelfde twee onderliggende popula>es met hetzelfde gemiddelde. Op basis van deze percentages kunnen we vaststellen of nine eleven al dan niet een significante wijziging hee\ veroorzaakt in het Europese ontwikkelingsbeleid. Indien de gemiddelde percentages in periode 2002-‐2007 significant hoger liggen dan in periode 1993-‐2001 kan dit betekenen dat nine eleven een invloed hee\ gehad op het Europese ontwikkelingsbeleid. Het is belangrijk om te vermelden dat een s>jging in de periode 2002-‐2007 niet noodzakelijk hoe\ te betekenen dat nine eleven een omslag in het Europese ontwikkelingsbeleid teweeg hee\ gebracht.
Indien deze s>jging zich voornamelijk voordoet in 2002-‐2004 dan kan men sterk vermoeden dat de oorzaak hiervan nine eleven is. Indien men deze s>jging optekent in 2005-‐2007 dan is het al een pak moeilijker om de link met nine eleven aan te tonen.
Daarnaast hebben we ervoor geopteerd om van elk land en van ODA(net) het gewogen s>jgingspercentage te berekenen over de >jdsperiode 1993-‐2007. Op deze manier kunnen we aflezen of een land zijn hulp al dan niet sneller ziet s>jgen dan een s>jging van ODA(net).
Na het trekken van voorlopige conclusies kiezen we een aantal caselanden uit waarop we ons kwalita>ef onderzoek zullen baseren. Deze methode stelt ons in staat om dieper in te gaan op landen en mogelijke oorzaken. In deze fase van het onderzoek zullen we dieper ingaan op verklaringen waarom deze landen meer ontwikkelingsbudget ontvangen na nine eleven (in de periode 2002-‐2007). We zullen per land een aantal alterna>eve verklaringen voorop stellen voor de sterke s>jging van ODA(net) in deze periode. Deze
alterna>eve verklaringen zullen we trachten te verantwoorden door ons te baseren op de wetenschappelijke literatuur over de rela>es tussen de Europese Unie en deze landen.
Daarnaast zullen we trachten om naast deze alterna>eve verklaringen op zoek te gaan naar de mate waarin veiligheidsmaatregelen gelden. Aangezien er geen duidelijke cijfers voor handen zijn over de interne besteding van ODA(net) door de OECD(DAC) database(geen indicadoren voor veiligheid) zullen we ervoor opteren om dit te onderzoeken doormiddel van Progress Reports, Country Strategy Papers, Ac?on Plans,...
Eerst en vooral gaan we op zoek naar een duidelijke defini>e van geostrategie met betrekking tot de Europese Unie.
4.2: Het definiëren van geostrategie met betrekking tot de Europese Unie
In deze fase van het onderzoek gaan we op zoek naar indicatoren van geostrategie met betrekking tot de Europese Unie. Een correcte defini>e van geostrategie met betrekking tot de Europese Unie is van kapitaal belang. Aangezien er geen eenduidige indicatoren of defini>e voor geostrategie bestaan, zullen we op basis van de literatuur een aantal indicatoren voorop stellen. Hiervoor zullen we ons voornamelijk baseren op de belangen van de Europese Unie zoals omschreven door Biscop & Coelmont(2011). We opteren voor deze criteria aangezien ze vrij duidelijk omschreven zijn in vergelijking met de vele vage defini>es met betrekking tot geostrategie. Daarnaast hebben deze criteria ook het voordeel dat ze rechtstreeks betrekking hebben op de Europese Unie.
Omdat het correcter is om een onderzoek te baseren op meerdere bronnen besluiten we om de belangen van Biscop & Coelmont(2011) te integreren in deze van de European Security Strategy om op die manier een vollediger beeld te krijgen van de belangen van de Europese Unie.
Het is belangrijk om te vermelden dat we in onze zoektocht naar een defini>e van geostrategie voornamelijk op zoek gaan naar de belangen voor de Europese Unie. Indien men het begrip geostrategie wil definiëren, dan moet men voornamelijk rekening houden met die zaken die betrekking hebben tot hard poli?cs. Dit wil niet zeggen dat soi power geen belangrijk aspect is voor de Europese Unie, integendeel, dit impliceert enkel dat geostrategie voornamelijk gebaseerd is op die indicatoren die betrekking hebben tot hard poli?cs(S, Biscop, persoonlijke mededeling 1 maart 2013).