• No results found

Als u een kijkoperatie (laparoscopische operatie) heeft gehad, herstelt u over het algemeen sneller dan bij een ‘open’ operatie (ook wel open procedure genoemd).

Kijkoperatie

Direct na de operatie heeft u:

 Een infuus in uw arm voor vocht en medicijnen.

 Een katheter in uw blaas om de urine af te voeren naar een opvangzak.

 Soms ‘neusbrilletje’ of een zuurstofslangetje, omdat u extra zuurstof nodig heeft.

 Meestal een maagsonde: dit is een slang die via uw neus naar uw (rest)maag gaat. De maagsonde voorkomt dat u moet braken en beschermt het operatiegebied.

 Afhankelijk van uw operatie heeft u een grote buikwond of enkele kleine buikwondjes. Hechtingen zijn bij de kijkoperatie altijd oplosbaar.

Soms worden hechtingen gebruikt in de vorm van nietjes (agraves). Deze worden na t10 tot 14 dagen verwijderd.

‘Open’ operatie

Bij grotere operaties aan de maag heeft u ook vaak:

 Een PCEA-pomp (zie ook hoofdstuk 3.5).

 Een wonddrain. Een drain is een slangetje dat wondvocht afvoert. De drain wordt een aantal dagen na de operatie verwijderd.

 Een infuus onder het sleutelbeen. Tijdens de operatie wordt soms een infuus in een groot bloedvat onder uw sleutelbeen ingebracht. Via dit infuus kunnen meerdere medicijnen en vocht tegelijk worden gegeven.

 Een voedingssonde (jejunostomie-katheter) via een gaatje in uw buik. Tijdens de operatie kan de chirurg, via een klein gaatje in uw buik een slangetje in uw darm aanbrengen. Via dit slangetje kunt u sondevoeding krijgen, zodat u op krachten blijft en de nieuwe verbindingen na de operatie rust krijgen. Zodra u zelf kunt eten en drinken wordt de sondevoeding gestopt. De sonde zelf wordt pas verwijderd als er geen problemen meer zijn met eten en drinken.

 Een voedingssonde (3-lumensonde) via uw neus. Deze 3-lumensonde heeft binnenin meerdere slangetjes (lumen) en daardoor meerdere functies.

- Een lumen heeft de mogelijkheid om het operatiegebied te beschermen en voorkomt dat u moet braken.

- Via een andere lumen die ligt tot voorbij de nieuwe aansluiting tussen de slokdarm en de dunne darm kan sondevoeding worden toegediend.

Ook de 3-lumensonde wordt pas verwijderd na overleg met uw behandelend arts.

Eten en drinken

Na de operatie mag u niets eten of drinken. Wel mag u uw mond bevochtigen met wat water op een sponsje. De chirurg geeft aan wanneer u weer mag beginnen met drinken.

Per dag wordt bekeken of u dit langzaam kunt uitbreiden. Zolang u een maagsonde heeft, mag u niets eten en drinken.

Als uw gehele maag is verwijderd, mag u 7 dagen na de operatie niets nuttigen via de mond. U krijgt in deze periode sondevoeding via de voedingssonde.

Sondevoeding is een vloeibare voeding die alle energie, eiwitten, vitamines, mineralen en spoorelementen bevat die uw lichaam nodig heeft. De chirurg bepaalt wanneer u mag beginnen met vloeibare voeding en het opbouwen naar vaste voeding.

Het kost tijd om te wennen aan een kleine maag of een maag die geheel verwijderd is. Door de ondersteuning met sondevoeding kunt u in alle rust leren:

Hoe groot de porties zijn die u per keer kunt eten.

Hoe u uw voeding goed kunt verdelen over de dag.

Hoe u kunt omgaan met minder eetlust en een sneller verzadigd of vol gevoel.

In overleg met diëtist en chirurg wordt de sondevoeding afgebouwd of zo nodig gewijzigd in samenstelling. Soms is het nodig om thuis nog even door te gaan met de sondevoeding tot u zelf voldoende kunt eten en drinken. Dit komt vaker voor na een volledige

verwijdering van de maag. Bij een gedeeltelijke verwijdering van de maag gaan maar weinig mensen met sondevoeding naar huis.

Hoe lang u na ontslag sondevoeding nodig heeft verschilt per persoon. Meestal is het voldoende om 2 tot 6 weken door te gaan.

Uw diëtist zal u dan ook na ontslag uit het ziekenhuis hierbij verder (telefonisch) begeleiden.

Op gang komen van de maag en darmen

Na de operatie moeten uw maag en darmen weer op gang komen.

U kunt dan een borrelend gevoel en soms krampen in uw buik krijgen. In uw darmen zit veel lucht, waardoor u ook windjes moet laten. Probeer deze windjes niet op te houden.

Het kan zijn dat uw maag en/of darmen niet goed op gang willen komen na de operatie. Als bij u de maag gedeeltelijk is verwijderd, kan een vertraagde maagontlediging (gastroparese) ontstaan.

In een gezond spijsverteringssysteem wordt het voedsel door krachtige spiersamentrekkingen vanuit de maag naar de darmen verplaatst. Bij een gastroparese werken de maagspieren (tijdelijk) slecht of helemaal niet. Daardoor kan de maag niet normaal worden geleegd en blijven maagsappen en voeding in de maag staan. De meest voorkomende symptomen van een vertraagde

maagontlediging zijn: misselijkheid, braken en een opgeblazen gevoel in de buik. Een maagsonde kan deze klachten verminderen.

Bij een vertraagde darmlediging, ook wel ileus genoemd, is de beweging van de darmen vertraagd of niet aanwezig. Het voedsel hoopt dan op en kan het lichaam niet verlaten. U heeft dan een aantal dagen geen ontlasting en krijgt een bolle gespannen buik, een vol gevoel en voelt zich misselijk en moet braken.

Ook hierbij zal de maagsonde nodig zijn om de maag leeg te houden en de darmen te laten rusten. U mag tijdelijk geen voeding of vocht meer nuttigen. U krijgt dan op een andere manier uw voeding. De chirurg bespreekt met u welke mogelijkheden er zijn.

Klysma’s via de anus kunnen soms helpen om de ontlasting het lichaam te laten verlaten.

Beweging

Belangrijk is dat u blijft bewegen, dit bevordert uw herstel.

Beweging is onder andere belangrijk om de kans op trombose (bloedstolsels) te verminderen, maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan. Daarnaast helpt beweging ook om de maag- en darmbewegingen (peristaltiek) weer op gang te brengen na de operatie.

Om het herstel na uw operatie zo snel en goed mogelijk te laten verlopen geeft de fysiotherapeut u ademhalingsoefeningen en bewegingsadviezen.

Een buikoperatie beïnvloedt de ademhaling. De pijn aan de wond, de narcose en het meer in bed liggen, zorgen ervoor dat de ademhaling oppervlakkiger wordt.

Hierdoor worden de onderste delen van de longen minder goed gebruikt en kan er zich meer slijm gaan ophopen. Dit kan tot gevolg hebben dat de longblaasjes gaan verkleven (atelectase) en/of dat de slijmophoping een ontsteking veroorzaakt (longontsteking).

Door ademhalingsoefeningen te doen na de operatie, worden de longen zo goed mogelijk gebruikt en vermindert het risico op verkleving en ontsteking.

Uit onderzoek is bewezen dat hoe fitter/beter iemand een operatie in gaat, hoe sneller het herstel na de operatie zal zijn. Hoe beter de conditie voor de operatie dus is, hoe minder kans u maakt op complicaties na de operatie.

Ook na de operatie is het van groot belang om zo snel mogelijk te starten met bewegen. Dit is niet alleen belangrijk om trombose te voorkomen, maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan.

Daarnaast heeft rechtop zitten en bewegen een gunstig effect op de ademhaling en door te bewegen wordt ook de darmperistaltiek bevorderd.

U start de dag na uw operatie met fysiotherapie, ook als u eventueel op de Intensive Care ligt. De eerste dag zal de therapie vooral gericht zijn op ademhalingsoefeningen. Ook komt u even uit bed, als dit lukt. In de dagen hierna wordt het mobiliseren steeds verder uitgebreid, totdat u na een aantal dagen mobiel genoeg bent om weer naar huis te kunnen. De fysiotherapeut begeleidt u om dit te bereiken, maar u kunt uiteraard zelf ook goed bijdragen aan het meer bewegen tijdens de opname.

De verpleegkundige helpt u de eerste dag(en) na de operatie bij het wassen. Daarna komt u uit bed. Na een paar dagen kunt u uzelf weer wassen en aankleden. Het is belangrijk om steeds meer in beweging te komen. U gaat een paar keer per dag een stukje op de gang lopen. Daarnaast zit u zoveel mogelijk op in de stoel.

Een aantal dingen die u kunt doen om actief te blijven zijn:

 Doe ’s ochtends uw pyjama uit en trek uw kleding aan.

 Zorg voor stevig zittende schoenen.

 Probeer te eten en drinken in een stoel aan tafel

 Probeer zo min mogelijk in bed te liggen. Kom bijvoorbeeld uit bed als u bezoek krijgt.

 Loop regelmatig over de afdeling.

 Ga als dit mogelijk is eens met familie of vrienden van de afdeling af.

 Probeer een goede balans te vinden tussen bewegen en

uitrusten. Doe bijvoorbeeld elk uur wat oefeningen of zit even op en loop wat.

Artsenvisite

Op de afdeling chirurgie loopt de arts-assistent van maandag t/m vrijdag elke dag visite. Tijdens deze visite worden medische en verpleegkundige zaken met u besproken. De arts-assistent heeft regelmatig overleg met uw chirurg.

Uw chirurg komt niet elke dag bij u langs. Als er in het weekend bijzonderheden zijn komt er een dienstdoende arts-assistent bij u langs.

Als u op de Intensive Care verblijft is de intensivist uw behandelend arts. De chirurg blijft wel betrokken bij uw behandeling op de

Intensive Care. Zodra u terug bent op de verpleegafdeling neemt de chirurg de behandeling over van de intensivist.

Weefselonderzoek

Het weefsel dat tijdens de operatie wordt weggehaald, wordt

onderzocht door de patholoog-anatoom. Hij onderzoekt hoe groot de tumor was en of die in zijn geheel is verwijderd.

Daarnaast worden de weggenomen lymfeklieren onderzocht op de aanwezigheid van tumorcellen. Deze uitslag duurt ongeveer 5 tot 7 werkdagen.

De uitslag van het weefselonderzoek wordt ook besproken in de multidisciplinaire oncologiebespreking (wekelijks op woensdag).

Na deze bespreking wordt u op de hoogte gebracht van de uitslagen en het eventuele verdere behandelplan. Het kan zijn dat u het ziekenhuis al heeft verlaten voordat deze uitslag bekend is. Dan krijgt u deze uitslag te horen tijdens uw controleafspraak op de polikliniek Chirurgie.

Het liefst bespreken we deze uitslag met u in het bijzijn van uw partner, familielid of naaste.

Anti-trombose injecties

Tijdens de ziekenhuisopname krijgt u dagelijks een injectie met een medicijn (Fragmin®) om de kans op trombose te verminderen.

Eén van de redenen hiervoor is dat u minder mobiel bent. Daarnaast is er bij maagkanker een verhoogd risico aanwezig op het krijgen van trombose. Om dit te voorkomen moet u tot 3 weken na de operatie deze injecties krijgen.

Deze injecties kunt u bij uzelf toedienen of laten toedienen door één van uw naasten, in uw benen. Dit kunt u samen met de

verpleegkundige op de afdeling oefenen, zodat u dit in de

thuissituatie ook kunt. Indien dit niet haalbaar is, kan er thuiszorg worden geregeld voor het toedienen van de injecties. Hoe u deze injecties moet toedienen, staat ook vermeld op de bijgevoegde instructiekaart in hoofdstuk 6.