• No results found

3.3 Gesprek met de anesthesioloog

Voordat u geopereerd kunt worden, wordt u door de anesthesioloog onderzocht. De anesthesioloog beoordeelt of u de operatie

lichamelijk aankunt.

De anesthesioloog stelt u vragen over uw gezondheid. Soms is aanvullend onderzoek nodig zoals een hartfilmpje (een ECG) en/of een longfoto. De anesthesioloog bespreekt de eventueel te

verwachten complicaties rondom de anesthesie met u.

Verder bespreekt de anesthesioloog met u welke maatregelen genomen kunnen worden om uw conditie verder te verbeteren.

Hij doet beperkt lichamelijk onderzoek bij u om de conditie van uw hart en longen te beoordelen.

De anesthesioloog kan u naar andere artsen verwijzen om uw conditie verder te beoordelen. U kunt daarbij denken aan een internist, een longarts of een cardioloog. Als alles akkoord is, kunt u een oproep voor uw operatie verwachten.

De anesthesioloog informeert en adviseert u over de verschillende vormen van anesthesie (verdoving) tijdens de operatie en

pijnbestrijding na de operatie. Op de volgende bladzijden vindt u een uitgebreide beschrijving van de vormen van anesthesie bij deze operatie en de mogelijkheden van pijnbestrijding.

Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, moet u dit altijd vertellen aan de anesthesioloog. De anesthesioloog bespreekt met u óf en hoelang voor de operatie u moet stoppen met het innemen van deze medicijnen. Ook het gebruik van pijnstillers moet u doorgeven omdat sommige pijnstillers een bloedverdunnende werking hebben.

Heeft u om enige reden bezwaar tegen een eventuele bloedtransfusie tijdens uw operatie, vertel dit dan tegen de anesthesioloog bij de pre-operatieve screening.

Het gesprek met de anesthesioloog duurt maximaal 15 minuten.

Als u na uw gesprek met de anesthesioloog nog vragen heeft over de anesthesie, dan kunt u bellen naar de polikliniek Pre-operatieve Screening. Het telefoonnummer vindt u in hoofdstuk 6.

3.4 De anesthesie

Er zijn verschillende soorten van anesthesie of verdoving mogelijk bij een operatie. Bij een maagoperatie kan worden gekozen voor een combinatie van een algehele anesthesie (narcose) en een regionale anesthesie (ruggenprik). Welke anesthesie het meest voor u geschikt is hangt af van verschillende factoren, zoals uw leeftijd, lichamelijke conditie en de soort operatie die u ondergaat. U kunt uw wensen met de anesthesioloog bespreken tijdens de pre-operatieve screening.

In deze paragraaf vindt u meer informatie over de methoden van anesthesie bij de operatie en de eventuele complicaties van de anesthesie.

De anesthesioloog

Een anesthesioloog is een arts die zich heeft gespecialiseerd in de verschillende vormen van anesthesie, de pijnbestrijding en

intensieve zorg rondom de operatie. Tijdens de operatie is de anesthesioloog en/of anesthesiemedewerker voortdurend bij u. Zij bewaken uw vitale functies zoals uw hart, bloedsomloop en ademhaling. Zo nodig stelt de anesthesioloog op ieder moment de anesthesie bij.

Ook zorgt hij ervoor dat het vochtgehalte in uw lichaam op peil blijft en dat u zo nodig een bloedtransfusie krijgt als blijkt dat u tijdens de operatie veel bloed verliest.

De anesthesioloog die u bij de operatie de anesthesie geeft, is niet altijd dezelfde als de anesthesioloog die u op de polikliniek heeft gesproken. Hij is wel volledig op de hoogte van de gemaakte afspraken.

Als u vragen heeft over de operatie, moet u deze stellen aan de chirurg die u gaat opereren of aan de oncologie verpleegkundige GE-chirurgie.

Hierna leest u meer over de verschillende soorten anesthesie.

Vóór uw operatie

Voordat u de medicijnen voor de anesthesie krijgt, sluiten we de bewakingsapparatuur bij u aan. U krijgt daarvoor plakkers op uw borst om uw hartslag te meten en een klemmetje op uw vinger om het zuurstofgehalte in uw bloed te controleren. De bloeddruk meten we aan uw arm. U krijgt een infuusnaaldje in uw arm, waarop we een infuus aansluiten. Via deze infuusnaald geeft de anesthesioloog u medicijnen en vocht.

Regionale anesthesie

Bij regionale anesthesie wordt een deel van uw lichaam tijdelijk ongevoelig voor pijn en minder beweeglijk gemaakt. Deze vorm van anesthesie wordt ook wel een ruggenprik genoemd.

In de rug lopen vanuit het ruggenmerg grote zenuwen naar uw onderlichaam en de benen. Deze zenuwbanen worden met een ruggenprik verdoofd waardoor het onderlichaam gevoelloos wordt.

Veel patiënten zijn bang dat een ruggenprik het ruggenmerg kan beschadigen. Dit is niet zo. Deze prik komt namelijk niet in de buurt van het ruggenmerg.

Bij een maagoperatie wordt de verdovingsvloeistof in de ruimte vóór het ruggenmergvlies gespoten. Bij deze techniek wordt een dun slangetje (katheter) achtergelaten, waarop een pijnpomp wordt aangesloten.

U krijgt de ruggenprik vóórdat u de narcose krijgt. Dit is nodig omdat de arts moet beoordelen of de ruggenprik goed werkt. De ruggenprik is niet pijnlijker dan een gewone injectie.

Links: het aftekenen van de injectieplaats, rechts: het inbrengen van de regionale anesthesie (de ruggenprik).

Om de ruggenprik te kunnen geven, vragen we u om te gaan zitten of op uw zij te gaan liggen. Nadat de medicijnen zijn ingespoten krijgt u een warm gevoel in uw benen. Ook kunt u tintelingen in uw benen voelen. Korte tijd later is uw lichaam vanaf uw middel verdoofd.

Afhankelijk van het gebruikte medicijn kan het 3 tot 6 uur duren voordat de verdoving volledig is uitgewerkt. U krijgt via de pijnkatheter medicijnen tegen de pijn. Hierdoor heeft u weinig of geen pijn maar heeft u meestal wel gevoel in uw benen.

Bijwerkingen tijdens de ruggenprik

Onvoldoende pijnstilling

Het kan voorkomen dat de ruggenprik bij u onvoldoende werkt.

De anesthesioloog kan dan nog wat extra medicijnen geven.

Lage bloeddruk

Als bijwerking van een ruggenprik kan tijdens en na de operatie een lage bloeddruk optreden. De anesthesioloog is hierop bedacht en zal dan tegen maatregelen nemen zoals het toedienen van extra vocht of medicijnen.

‘Hoge uitbreiding’

Soms komt het voor dat het verdoofde gebied zich verder dan bedoeld, naar boven uitbreidt. U merkt dat doordat uw handen gaan tintelen. Misschien kunt u wat moeilijker ademen. De anesthesioloog geeft u wat extra zuurstof. Meestal zijn de klachten daarmee opgelost.

Bijwerkingen en complicaties na de ruggenprik

Rugpijn

U kunt rugpijn krijgen op de plaats waar de prik is gegeven. De klachten verdwijnen meestal binnen enkele dagen.

Hoofdpijn

Na een ruggenprik kunt u hoofdpijn krijgen. Deze hoofdpijn is anders dan 'gewone' hoofdpijn, doordat de pijn minder wordt bij platliggen en juist erger wordt bij overeind komen.

Meestal verdwijnt deze hoofdpijn binnen een week vanzelf. De klachten kunnen soms zo hevig zijn dat u op bed moet blijven.

De anesthesioloog neemt dan maatregelen zodat de hoofdpijn vermindert waardoor u weer uit bed kunt. Deze bijwerking komt heel zelden voor.

Algehele anesthesie (narcose)

De narcose wordt gegeven op de operatiekamer nadat u de

ruggenprik heeft gekregen op de voorbereidingskamer (holding). De toediening van de narcose gebeurt via het geven van medicijnen in een infuus. Binnen een ½ minuut nadat u de medicijnen heeft gekregen, valt u in een diepe slaap.

Om uw ademhaling tijdens de narcose te kunnen controleren brengen we voordat de operatie begint, een plastic buisje in uw keel in. U merkt daar niets van, want u slaapt dan al.

De anesthesioloog en de anesthesiemedewerker kunnen met moderne elektronische apparatuur precies vaststellen hoe u de operatie doorstaat. Zij zijn voortdurend bezig uw ademhaling en bloedsomloop te bewaken en bij te sturen.

Wanneer de operatie is afgerond stopt de toevoer van narcose-medicijnen. Daarna brengen we u naar de verkoeverkamer (uitslaapkamer).

Bijwerkingen van de algehele anesthesie

Als u op de uitslaapkamer bent kunt u zich nog wat slaperig voelen.

U kunt ook misselijkheid zijn, braken of pijn krijgen. De

verpleegkundigen weten precies wat ze u tegen de eventuele pijn kunnen geven. U mag er ook gerust om vragen.

Als u een zwaar of kriebelig gevoel achter in uw keel heeft, dan komt dat door het buisje dat tijdens de operatie in uw keel zat om de ademhaling te kunnen regelen. Die irritatie verdwijnt vanzelf binnen een aantal dagen.

Veel mensen vragen zich af of narcose veilig is. De anesthesioloog en anesthesiemedewerkers bewaken uw gezondheidstoestand continu en gebruiken hiervoor moderne apparatuur en medicijnen.

Hierdoor is er minder kans op complicaties van de narcose.

Complicaties

Ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen. Zo kunnen er allergische reacties op medicijnen optreden. Bij het inbrengen van het beademingsbuisje kan uw gebit worden beschadigd. Door een ongelukkige houding tijdens de operatie kan een zenuw in uw arm of het been beklemd raken, waardoor tintelingen en krachtverlies kunnen blijven bestaan.

Eventuele risico’s of de kans op complicaties worden vooraf altijd met u besproken. Als u wilt weten of de anesthesie in uw specifieke situatie bijzondere risico's met zich meebrengt, aarzel dan niet om dit met de anesthesioloog te bespreken.