• No results found

De herontdekking van vrijwilligerswerk in een professionele campaigning-organisatie: WNF

3 Vrijwilligers en beroepskrachten binnen één organisatie

3.5 De herontdekking van vrijwilligerswerk in een professionele campaigning-organisatie: WNF

De professionalisering van het vrijwilligerswerk heeft behoorlijk toegeslagen binnen campaigning organisaties, terwijl die bij uitstek de civil society leken te belichamen. Hun missie nood-zaakt hen vaak al snel beroepskrachten aan te stellen die kunnen zorgdragen voor continuïteit, fondsenwerving en communicatie, zowel met donateurs als met sponsoren, subsidiegevers, fondsen en andere geldschieters. De relatie met de leden/vrijwilligers, die vaak aan de wieg van de organisatie hebben gestaan, kan onder druk komen te staan. De casus van het Wereld Natuur Fonds (WNF) laat zien hoe vrijwilligers in deze sterk geprofessionali-seerde organisaties toch nog een rol vervullen.

WNF

Het Wereld Natuur Fonds (WNF) is een onafhankelijke, internationale organisatie, die wereldwijd werkt aan het behoud en herstel van de natuur en de bescherming van de dieren en planten die daarin leven, ook in Nederland. Het WNF heeft zich sinds 1962 ontwikkeld van een pure vrijwilligersorganisatie tot een beroepsorganisatie die werkt met vrijwilligers en die eventueel zelfs zou kunnen werken zónder

vrijwilligers. In het verleden is in het WNF de discussie gevoerd of er nog wel met vrijwilligers gewerkt zou moeten worden. Uiteindelijk is ervoor gekozen het vrijwilligerswerk toch overeind te houden. Het primaire proces (fondsen werven en projecten opzetten en ondersteunen) is in handen van beroepskrachten. Het werk van de vrijwilligers is een belangrijke aanvulling. Het landelijk bureau formuleert het beleid en de vrijwilligers hebben zich daaraan te houden. Het gaat hier vooral om

‘onbetaalde medewerkers’ (Kuperus, 2005), buitenstaanders die zich specifiek aangetrokken voelen tot het vrijwilligerswerk bij het WNF. De coördinatie van het vrijwilligerswerk ligt in handen van beroepskrachten.

Een team van vier betaalde medewerkers (2,7 fte), de unit Vrijwilligers Netwerk, is verantwoordelijk voor de ondersteuning van het netwerk van 450 vrijwilligers.

Madelon Groenenberg is hoofd van het Vrijwilligers Netwerk. Volgens haar zijn de vrijwilligers voor het WNF vooral van belang voor de PR, als de ambassadeurs die de zichtbaarheid en bekendheid van de organisatie in de samenleving vergroten. Zij onderhouden ook de contacten met de lokale media, terwijl het landelijk bureau zich op de landelijke media richt. Volgens Madelon is het WNF voor haar voortbestaan afhankelijk

van de Nederlandse samenleving: ‘Door het werk dat onze vrijwilligers doen en de voorlichting die zij geven aan het Nederlandse publiek wordt geprobeerd het publiek een warm gevoel te blijven geven voor ons natuurbeschermingswerk en ze daardoor op de een of andere manier te binden aan onze organisatie. Dat kunnen ze doen door financiële steun te geven, aan acties deel te nemen, te kiezen voor FSC-hout of Groene Stroom of vrijwilliger te worden.’ Om vrijwilligers die taken te kunnen laten vervullen probeert het WNF hen goed op de hoogte te brengen van ontwikkelingen in het werk, onder andere door trainingen en workshops of het gebruik van internet en intranet.

Door het WNF wordt werken met vrijwilligers gezien als iets anders dan het werken met beroepskrachten. Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van vrijwilligers en beroepskrachten zijn duidelijk verschillend. Vrijwilligers krijgen een ‘kader’ waarmee duidelijk wordt gemaakt wat er van hen verlangd wordt en dat hen helpt om redelijk autonoom te werk te gaan. Vrijwilligers hebben geen arbeidscontract waardoor de werkgever opdrachten kan geven. Gevonden wordt dat vrijwilligers meer tijd horen te krijgen dan beroepskrachten omdat ze het naast hun reguliere bezigheden doen.

Het WNF wil voldoen aan hoge eisen, ook vanuit de buitenwereld, en verwacht daarom een zekere professionaliteit van de vrijwilligers.

Resultaten moeten worden behaald, taken moeten naar behoren worden vervuld, afspraken moeten op tijd worden nagekomen, vrijwilligers moeten kennis en vaardigheden hebben om hun functie te vervullen, en die op peil houden door (soms verplichte) deelname aan cursussen van onder andere het WNF. In de praktijk blijken deze eisen lastig te

hanteren. Het is lastig om vrijwilligers verplichtingen op te leggen, vooral omdat er weinig sanctiemogelijkheden zijn.

De vrijwilligers zelf stellen ook eisen en willen een kwalitatief hoogwaar-dig product afleveren. Ze zijn bereid daar de nohoogwaar-dige tijd en energie in te steken, hetgeen blijkt uit hun belangstelling voor trainingen en

workshops. Ze vragen van de organisatie met haar tijd mee te gaan op gebieden als informatie- en communicatietechnologie of het bieden van ruimte voor zelfontplooiing. Het WNF wil het vrijwilligerswerk professionaliseren, maar wel in het besef dat vrijwilligers niet kunnen worden afgerekend als beroepskrachten: ‘Door het kleine aantal beroepskrachten voor de coördinatie van het vrijwilligerswerk zijn we geneigd om vrijwilligers te zien als betaalde collega’s, die meehelpen de targets te behalen. We moeten opletten dat juist bij deze ‘professionele’

vrijwilligers het bieden van kaders zeer belangrijk is.’

Eisen die beroepskrachten stellen kunnen soms spanningen opleveren.

Een initiatief van vrijwilligers kon bijvoorbeeld niet worden gerealiseerd door gebrek aan medewerking van beroepskrachten. Zo hadden vrijwilligers van een regioteam een succesvol lespakket voor Brede Scholen ontwikkeld dat ze landelijk wilden uitzetten. Ze benaderden het hoofdkantoor en daar vond men het na enig wikken en wegen een goed idee, mits het team zelf voor geld zorgde. Eén van vrijwilligers werd betaald om een sponsor te zoeken en pilots te ontwikkelen. De afdeling van het landelijk bureau, die verantwoordelijk is voor contacten met sponsoren, was echter huiverig om van deze contacten gebruik te maken.

Er was waarschijnlijk te weinig vertrouwen in de capaciteiten van de voorheen als vrijwilliger werkende projectleider. Daarmee kwam het initiatief van vrijwilligers niet van de grond.

Dat de contacten tussen de unit Vrijwilligers Netwerk en de andere beroepskrachten soms lastig zijn, heeft ook zijn oorzaken in het verleden:

een vroegere directeur vond vrijwilligers lastig en wilde eigenlijk van hen af. Maar het klimaat naar vrijwilligers is inmiddels sterk verbeterd. Toch heeft men bij de unit soms nog het gevoel dat het vrijwilligerswerk tegenover beroepskrachten verdedigd moet worden. Sommige collega´s hebben nog steeds een negatief gevoel, maar het lijkt te helpen wanneer er regelmatig contact bestaat tussen beroepskrachten en vrijwilligers:

‘Dan zien beroepskrachten dat veel vrijwilligers betrokken én deskundig zijn.’

Er zijn collega-beroepskrachten die bijna professionele eisen aan vrijwilligers willen stellen. Zij vinden dat de financiële targets die gelden voor de units met beroepskrachten ook moeten gelden voor vrijwilligers.

Binnen de unit Vrijwilligers Netwerk vindt men echter dat niet alle vrijwilligersteams in staat zijn om op zo’n professionele wijze te werken en dat ruimte moet blijven voor andere werkwijzen van vrijwilligers.

De casus van het WNF laat zien dat het werken met vrijwilligers binnen een sterk geprofessionaliseerde organisatie goed mogelijk is, maar dat dit wel een bepaalde aanpak vereist. Er moet oog zijn voor het feit dat vrijwilligers andere motieven hebben dan beroepskrachten en dat aan hen niet dezelfde eisen kunnen worden gesteld als aan beroepskrachten. De casus maakt echter ook duidelijk dat beide partijen een duidelijk belang kunnen hebben bij samenwerking. Bij het WNF vormen de vrijwilligers net als bij Exodus de schakel naar de samenleving. Het WNF biedt voorts mensen de mogelijkheid om vrijwilligerswerk ‘op

niveau’ te verrichten. In het vrijwilligersbestand van het WNF zijn opvallend veel hoog opgeleide dertigers en veertigers met een betaalde baan aanwezig.