• No results found

De overheid als regisseur binnen de verzorgingssa- verzorgingssa-menleving

2 De historische context van de samenwerking tussen vrijwilligers

2.5 De overheid als regisseur binnen de verzorgingssa- verzorgingssa-menleving

De gedachtegang rond overheidssturing is in de jaren 90 van de vorige eeuw veranderd. Landelijke, provinciale en lokale

5 Zo werd 1% van het reclasseringsbudget geacht bestemd te zijn voor vrijwilligerswerk. In 2003 kreeg de reclassering een bezuiniging opgelegd die eenderde van haar subsidie bedroeg en kwam het beheer van het vrijwilligerspotje in handen van het ministerie.

overheden gingen zich meer dan voorheen opstellen zoals een regisseur met diverse partijen zoekt naar de aanpak van

collectieve vraagstukken. Van organisaties in het veld, professio-nele en vrijwillige, werd een actieve inbreng verwacht. Het Ministerie van VWS bracht, als coördinerend ministerie namens de rijksoverheid, rond de eeuwwisseling een beleidsvisie naar buiten, waarin het uitdrukkelijk als overheidstaak werd gezien om tot intensieve interactie te komen met organisaties van burgers (zie de beleidsnota Werken aan sociale kwaliteit (1999) en het Plan van aanpak vrijwilligerswerkbeleid 2000-2002). In deze neo-republikeinse benadering hebben burgers de taak om actief te participeren, gefaciliteerd door de overheid (Van Gunsteren, 1994). Naast de representatieve democratie werd derhalve steeds meer een plaats ingeruimd voor een participatieve democratie.

Ook een publiekrechtelijk orgaan ontwikkelde vrijwilligerswerk-beleid. In de jaren negentig kwam de toenmalige Ziekenfonds-raad (nu: College voor Zorgverzekeringen) met een subsidierege-ling coördinatie vrijwillige thuiszorg. Regionale en lokale

initiatieven gericht op de coördinatie van vrijwilligershulp aan chronisch zieken of huishoudens met gehandicapte kinderen konden daarvoor subsidie krijgen.

Vanaf de jaren negentig kregen gemeenten, daarin bijgestaan door provinciale en landelijke overheden, tot taak om lokaal sociaal beleid en vrijwilligerswerkbeleid te ontwikkelen. Ze werden gesteund door tijdelijke stimuleringsmaatregelen op beleidsterreinen als breedtesport en vrijwilligerswerk. Gemeenten kregen de taak om, samen met instellingen en vrijwilligersorgani-saties, tot een gemeenschappelijke visies op de aanpak van lokale problemen te komen. Rotterdam was een van de eersten die de regisseursrol vervulde (zie kader).

Beleid van de gemeente Rotterdam

De gemeente Rotterdam zag sinds begin jaren negentig het belang in van vrijwilligerswerk, waar het gaat om de bijdrage aan gemeenschapsvoor-zieningen, individuele ontplooiing en maatschappelijke integratie. Zij schatte enige jaren geleden de economische waarde van het vrijwilli-gerswerk in de stad op honderd miljoen gulden. De gemeente onderkent de dynamiek tussen civil society en overheid: ze zijn van belang voor

elkaar en kunnen elkaar versterken. Opdracht werd gegeven voor onderzoek en projecten werden opgezet. Samen met ‘het veld’ werden toekomstscenario’s ontwikkeld voor vrijwilligerswerk en daarvoor benodigd overheidsbeleid. De gemeente beseft dat vrijwilligersorganisa-ties soms ‘coproducenten’ zijn waar het om de realisatie van de eigen beleidsdoelstellingen gaat.

Het stimulerend en voorwaardenscheppend vrijwilligersbeleid komt tot uitdrukking in een groot aantal ondersteuningsmaatregelen wat betreft accommodatiebeleid, financiering van de infrastructuur ten behoeve van het vrijwilligerswerk (stedelijke ‘steunfuncties’), onkostenvergoeding, verzekeringen, een vrijwilligersprijs en onderzoek. De stedelijke steunfuncties zijn voornamelijk verantwoordelijk voor de belangenbe-hartiging, de continuïteit, de uitvoering en de vakkennis. Subsidie voor de uitvoering van vrijwilligerswerk wordt gegeven wanneer de organisatie duidelijk ‘coproducent’ is van datgene wat men met het beleid wil bereiken. Het bevorderen van vrijwilligerswerk door allochtonen heeft de speciale aandacht van de gemeente. De gemeente-subsidie komt ten goede aan meer dan 20.000 vrijwilligers.

Professionals spelen voor de gemeente een belangrijke mediërende rol.

Op fulltime basis worden enkele honderden formatieplaatsen gesubsidi-eerd, vooral binnen organisaties voor steun en bemiddeling. De salariskosten maken 70% van het bedrag uit, de rest betreft huisvesting en activiteiten. De laatste jaren wordt er hard aan gewerkt om de professionele ondersteuning transparanter te maken voor de subsidië-rende gemeente, organisaties met vrijwilligers en de professionals zelf.

Steunorganisaties werken daarbij in het ‘brancheoverleg vrijwilligers’

samen met de gemeente. Informatieverschaffing aan vrijwilligersorgani-saties via digitale nieuwsbrieven en informatisering van de koppeling van vraag en professioneel aanbod kan verder behulpzaam zijn.

Andere gemeenten volgden het voorbeeld van Rotterdam. De invoering van de Tijdelijke Stimuleringsregeling Vrijwilligers-werkbeleid (TSV) en de werkzaamheden van de Commissie Vrijwilligersbeleid in 2001 hebben beide een flinke impuls gegeven. Uit onderzoek van Research voor Beleid blijkt dat van de onderzochte gemeenten eind 2003 tweederde een aparte nota over vrijwilligersbeleid heeft en iets meer dan de helft van de gemeenten zowel personele als financiële middelen heeft vrijgemaakt voor vrijwilligersbeleid. Slechts 5% van de gemeen-ten heeft helemaal geen vrijwilligersbeleid. Dit zijn vooral

gemeenten met minder dan 20.000 inwoners. Gemeentelijk vrijwilligerswerkbeleid bevat veelal een visie op vrijwilligers-werk. In de uitvoering wordt steun geboden in de voorwaarden-scheppende sfeer, zoals vergoeding van onkosten, verzekeringen, subsidiëren van ondersteuningsorganisaties (zoals vrijwilligers-centrales) en ondersteuningsactiviteiten, het uitbrengen van brochures over vrijwilligerswerk en het instellen van een vrijwilligersprijs. Voor lokale regisseurs werden landelijk ontwikkelde blauwdrukken en good practices gepresenteerd in nota’s als Sturen op doelen, faciliteren op instrumenten (1998). Ook provinciale overheden gingen zich bezinnen op ondersteuning van lokaal beleid en vrijwilligerswerk vanuit door hen gesubsidi-eerde provinciale ondersteuningsorganisaties. Recentelijk heeft ook het Ministerie van Justitie geoefend met de rol van regisseur (zie kader).

Tijdelijk vrijwilligerswerkbeleid van het Ministerie van Justitie (zie Van Daal, 2003)

Op verschillende deelterreinen van het Ministerie van Justitie waren in 2000 volgens een inventarisatie ongeveer 18000 vrijwilligers actief. Zij deden hun werk binnen of rond werkvormen als bezoekgroepen voor gedetineerden, de gezinsvoogdij, vluchtelingenwerk, slachtofferhulp en rechtswinkels. Recentelijk waren verschillende nieuwe initiatieven op het terrein van Justitie ontstaan, zoals bemiddeling bij conflicten in de buurt door vrijwilligers en surveillance op straat door Marokkaanse buurtva-ders. In het door Justitie uitgebrachte verkennend onderzoek (Leest, 2000) wordt de meerwaarde van al dit vrijwilligerswerk geschetst. Gesteld werd dat het kansen biedt voor betrokkenheid van mensen bij vraagstuk-ken van justitie, het een andere kwaliteit biedt dan die van professionals en burgerschap aanmoedigt. Ook kan de meerwaarde van het justitieel vrijwilligerswerk niet goed in cijfers worden uitgedrukt. Het rapport signaleerde dat soms behoefte bestond aan betaalde coördinatoren en dat de verhouding tussen beroepskrachten en vrijwilligers wel eens

problematisch was. Binnen verschillende werkvelden achtte men een door de overheid ondersteunde infrastructuur wenselijk. In de notitie ʹOprecht vrijwilligʹ kondigde Justitie aan tijdelijk voorwaardenscheppend beleid (voor 2001 en 2002) te zullen voeren rond de thema’s ʹKwaliteits-ontwikkelingʹ, ʹVinden en bindenʹ en ʹVernieuwingʹ. Het ministerie wilde tevens erkenning en waardering van vrijwilligers bevorderen en tot netwerkvorming overgaan, maar van structureel ministerieel vrijwilli-gerswerkbeleid is het niet gekomen.

2.6 Groeiende aandacht voor de eigen waarde van