• No results found

4. De verwerking van financiële instrumenten onder IFRS

4.3.3 Hedge-accounting

Voor wat betreft de bepalingen met betrekking tot de toepassing van hedge-accounting is IFRS 9 slechts op een aantal vlakken gewijzigd ten opzichte van IAS 39. In deze paragraaf zullen dus slechts de wijzigingen en belangrijke overeenkomsten tussen deze twee standaarden worden behandeld. Zowel in IAS 39 als in IFRS 9 is de toepassing van hedge-accounting optioneel voor entiteiten die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Rapporterende entiteiten doen er verstandig aan een afweging te maken of het toepassen van hedge-accounting opweegt tegen de kosten die hier mee gepaard gaan.111

Voor wat betreft reële waardehedge-accounting is er een hedge relatie tussen de afgedekte koersbewegingen uit hoofde van een balanspositie en de correlerende waarde mutatie van het afdekkingsinstrument. Onder IFRS 9 worden eigenvermogensinstrumenten die niet worden aangehouden met het oogmerk deze te verhandelen, gewaardeerd op reële waarde via de OCI-reserve, zonder dat daarbij een recycling plaats vindt via het resultaat (zie paragraaf 4.3.1). Voor afdekkingsinstrumenten waarmee een hedge relatie tot een eigenvermogensinstrument is gelegd, is het onder IFRS 9 nu geboden om de waardemutaties via de OCI-reserve te laten lopen.112

Bij kasstroomhedge-accounting worden toekomstige kasstromen uit hoofde van balansposities afgedekt door middel van een afdekkingsinstrument, bijvoorbeeld een renteswap. De hedge relatie is nagenoeg nooit honderd procent effectief, maar is op te delen in een effectieve- en een niet effectieve portie. De effectieve portie wordt via de OCI-reserve verwerkt en de niet-effectieve portie wordt direct via de winstverliesrekening geboekt. Indien de afwikkeling van de kasstromen (in het geval van toekomstige zeer waarschijnlijke transacties) leidt tot een financieel actief dan wel financieel passief op de balans, stond het een rapporterende entiteit onder IAS 39 vrij om het bedrag wat in de OCI-reserve is geboekt ten gunste dan wel ten laste van het resultaat te brengen of dit bedrag te activeren dan wel te passiveren op de betreffende balanspositie. Onder IFRS 9 heeft de rapporterende entiteit deze keuze niet, maar is zij geboden om het bedrag in de OCI-reserve te activeren dan wel te passiveren op de ontstane balanspositie.113 Onder IFRS 9 is het mogelijk om een groep posities te salderen en deze netto-positie aan te wijzen als hedge instrument. Deze mogelijkheid ziet slechts op afdekking van valutarisico’s. Een voorwaarde voor de toepassing van een dergelijke hedge is een toelichting van de verwachte periode waarin de afgedekte risico’s de winstverliesrekening zullen raken en in welke omvang dit naar verwachting zal gebeuren.

IFRS 9 stelt drie voorwaarden, aan de hand waarvan de effectiviteit van hedge relatie wordt bepaald. Ten eerste moet er sprake zijn van een relatie in economische zin tussen de afgedekte positie en het afdekkingsinstrument, waarbij deze twee grootheden in tegengestelde wijze in waarde bewegen. Gedurende de looptijd van de hedge relatie moet voortdurend gemeten worden in hoeverre de twee grootheden in tegengestelde wijze correleren. Ten tweede mogen de twee grootheden geen van beide onderhevig zijn aan kredietrisico. Dit kredietrisico kan immers zodanig impact hebben op de waarde van de afgedekte positie of het afdekkinginstrument, dat de twee waarden niet meer correleren.114 De derde voorwaarde ter beoordeling van de effectiviteit is de hedge ratio, welke aanduidt dat het volume van een afgedekte positie ongeveer gelijk moet zijn aan het volume van een afdekkingsinstrument. Deze voorwaarde poogt aansluiting te gebieden tussen de jaarrekening en de risicomanagement doelstellingen van een entiteit. Entiteiten worden verplicht om de ratio tussen de twee voornoemde volumes te monitoren en bij te sturen. Onder IAS 39 gold er een retrospectieve 80-125% toets (zie paragraaf 4.2.3.4), ter bepaling van de effectiviteit. IFRS 9 kent deze kwantitatieve toets niet. In aanvulling op het feit dat entiteiten worden geacht hun ratio in balans te houden en deze dienen te monitoren, zijn zij geboden om het volume van de afgedekte positie dan wel van het afdekkingsinstrument aan te passen (rebalancing). Indien dit niet mogelijk is en de hedge ratio uit balans is, is voortzetting van de hedge relatie en

111 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 3 112 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 4 113 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 4 114 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 8

daarmee hedge-accounting niet langer mogelijk.115 Op balansdatum moet gedocumenteerd worden welk deel van de hedge relatie ineffectief is en wat de oorzaak van deze ineffectiviteit is. In deze documentatie dient verder te worden onderbouwd welke factoren naar verwachting in de toekomst ten grondslag liggen aan eventuele ineffectiviteit. Wanneer een entiteit ervoor heeft gekozen om hedge-accounting toe te passsen in lijn met de risicomanagement strategieën die zij er op nahoudt en voldoet aan alle voorwaarden hiertoe, is het niet toegestaan om te stoppen met de toepassing van hedge-accounting.116

Onder IAS 39 was het slechts toegestaan om afgeleide instrumenten te gebruiken als afdekinstrument. Een uitzondering hierop was de toepassing van een hedge relatie met een afgedekte positie met betrekking tot een valutarisico. Op deze posities mochten ook niet afgeleiden instrumenten gebruikt worden als afdekkingsinstrument (zie paragraaf 4.2.3.4). Onder IFRS 9 is het mogelijk om met niet afgeleide instrumenten posities af te dekken voor wat betreft alle financiële risico’s, zolang de waardering van dit niet afgeleide instrument op reële waarde via de winstverliesrekening geschiedt.117 IAS 39 verplichtte rapporterende entiteiten om ‘embedded derivatives’, ofwel besloten afgeleide instrumenten, los te weken van het onderliggende reguliere instrument en deze twee afzonderlijk te waarderen. IFRS 9 kent deze verplichting niet. Daarom zijn besloten afgeleide instrumenten niet geschikt om te betrekken in een hedge relatie. Besloten afgeleide instrumenten die een verplichting vormen zijn echter wel los te weken en geschikt om te betrekken in een hedge relatie. Onder IFRS 9 is er ten opzichte van IAS 39 meer mogelijkheid tot het uitsluiten van bepaalde componenten uit opties of forward-contracten bij de aanmerking hiervan als afdekkingsinstrument. Zo ziet de betaalde premie op een optie op twee elementen, namelijk de intrinsieke waarde en de tijdswaarde (zie paragraaf 3.3.3). Het is onder IFRS 9 mogelijk om het bedrag van de betaalde premie wat ziet op de tijdswaarde van de optie uit te sluiten bij de aanmerking van een optie als afdekkingsinstrument.118 Hierbij wordt slechts de intrinsieke waarde betrokken in de hedge relatie. Bij forwards is het mogelijk om de ‘forward points component’ uit te sluiten bij de aanmerking van een forward contract in een hedge relatie. Dit wordt gedaan om te zorgen voor een evenwichtige hedge relatie. Het forward points element is het verschil tussen de huidige prijs en de afgesproken prijs in het forward contract en wordt afzonderlijk van de forward gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs. De amortisatie raakt de winstverliesrekening niet, maar loopt via de OCI-reserve. Het achterliggende idee is dat het element van de forward points zorgen voor ongewenste volatiliteit. Tot slot maakt IFRS 9 het mogelijk om de ‘currency basis spread’, ofwel de prijs van het omwisselen van valuta, los te weken van de prijs van het afdekkingsinstrument. Deze currency basis spread draagt bij aan ineffectiviteit als deze wordt betrokken in de omvang van het afdekkingsinstrument. De verwerking verloopt hetzelfde als bij de ‘forward points’, namelijk een afzonderlijke waardering op geamortiseerde kostprijs. Hierbij wordt de amortisatielast in de OCI-reserve verwerkt en raakt deze de winstverliesrekening dus niet.119

Onder toepassing van IFRS 9 is het mogelijk om financiële risico’s van niet-financiële activa af te dekken, mits deze risico’s voldoende betrouwbaar te bepalen zijn op afzonderlijke basis.120 Zo kan bijvoorbeeld de hoogte van de inkoopprijs van goederen gedeeltelijk afhangen van financiële risico’s, maar kan ook van andere factoren afhangen. Dit wordt de ‘building block approach’ genoemd, waarbij iedere ‘block’ een laag in de prijs vertegenwoordigt.121 Het volgende voorbeeld verduidelijkt het belang van de mogelijkheid om de component met betrekking tot het financiële risico afzonderlijk te kunnen af dekken in plaats van de gehele positie met alle ‘blocks’.

BV X handelt in cacaoboter en koopt deze in van een producent, welke deze cacaoboter verkoopt tegen de integrale kostprijs, inclusief een winstopslag. Een van de onderdelen van de integrale kostprijs is de inkoop van cacao. De prijs van cacao wordt op de futuresmarkt vastgesteld. Deze eerste variabele

115 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 9 116 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 13 117 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 15 118 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 16 119 BDO (2014): Need to know, Hedge-accounting (IFRS 9 Financial Instruments). Brussel: BDO: 28

120 BDO (2014): Need to know, Hedge-accounting (IFRS 9 Financial Instruments). Brussel: BDO: 11

vormt ‘block’ 1 en is onderhevig aan prijsschommelingen. Andere ‘blocks’, of onderdelen van de integrale kostprijs, zijn de dekking van vaste constante kosten die weliswaar onderhevig zijn aan prijsstijgingen, maar niet ten gevolge van financiële risiso’s. Een voorbeeld hiervan is de som van personeelskosten, welke stijgt naar aanleiding van een beloningssysteem aan de hand waarvan goed functionerend personeel jaarlijks in salaris stijgt. Onder toepassing van IAS 39 kon een rapporterende entiteit niet het afzonderlijke risico voor ‘block 1’ afdekken, maar was zij genoodzaakt de gehele prijsstijgingen op de inkoop van cacaoboter af te dekken, ongeacht welke oorzaak aan de prijsschommeling ten grondslag lag. Zodoende werd de gehele positie afgedekt door middel van een afdekkingsinstrument die gerelateerd was aan slechts het eerste ‘block’, namelijk de component die betrekking heeft op de prijsschommelingen van cacao op de futuresmarkt. Dit ging gepaard met ineffectiviteit.122

Onder IFRS 9 is het mogelijk om het risico op prijsstijging ten gevolge van de stijging van de cacaoprijs op de futuresmarkt te extraheren en afzonderlijk af te dekken. IFRS 9 biedt de mogelijkheid om netto-hedgeposities met betrekking tot valutarisico’s te identificeren en aan te merken als hedgepositie in een hedge relatie. De voorwaarde hierbij is dat de onderdelen die aan de netto-hedgepositie ten grondslag liggen uitdrukkelijk in kaart worden gebracht en wordt gedocumenteerd hoe zij afzonderlijk de winstverliesrekening zouden raken. Tot slot biedt IFRS 9 de mogelijkheid om een hedge relatie aan te leggen tussen een af te dekken positie en meerdere afdekkingsinstrumenten gecombineerd. Onder IAS 39 was het slechts mogelijk om één enkelvoudige hedge relatie te leggen. Kritiekpunten hierop waren dat deze beperking niet in lijn was met de risicomanagementstrategieën die vennootschappen erop nahielden.123

4.4 Deelconclusie

In de paragrafen 4.1 tot en met 4.3 is uiteengezet hoe financiële instrumenten worden behandeld volgens de standaarden die de International Accounting Standards Board heeft opgesteld in IAS 39 en IFRS 9. Op basis hiervan kan antwoord worden gegeven op de derde deelvraag, welke luidt: “Hoe worden financiële instrumenten volgens de IAS – en IFRS-standaarden behandeld?”

Financiële instrumenten worden onderscheden in drie categorieën, namelijk schuldinstrumenten, afgeleide instrumenten en eigenvermogensinstrumenten. Voor ieder van deze categorieën vindt de waardering en resultaatbepaling op verschillende wijze plaats. Onder IAS 39 wordt allereerst bepaald of het financiële instrument aan wordt gehouden met het doel deze weer te verhandelen (held for trading). Indien dat het geval is, vindt waardering plaats tegen reële waarde via de winstverliesrekening. Indien dit niet het geval is, vindt er een tweede classificatiestap plaats. Aan de hand van de verschillende doeleinden waarvoor de instrumenten worden aangehouden, wordt bepaald of zij worden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs of reële waarde via de OCI-reserve dan wel via de winstverliesrekening. Schuldinstrumenten worden gewaardeerd met inachtneming van bijzondere waardeverminderingen op basis van het ‘incurred credit loss’-model. Hierbij worden kredietverliezen pas in aanmerking genomen op het moment dat er objectieve aanwijzingen die duiden op een bijzondere waardevermindering. In de praktijk zorgde dit model voor een wijze van verslaggeving die achter liep op de economische werkelijkheid. Om risicomanagementstrategieën tot uitdrukking te laten komen in de jaarverslaggeving, is het onder toepassing van IAS 39 mogelijk om de waardemutaties uit hoofde van financiële risico’s op balansposities in samenhang te waarderen met waardemutaties uit hoofde van de correlerende afdekkingsinstrumenten, dit wordt hedge-accounting genoemd. Om een hedge relatie aan te merken, moet er strikte hedgedocumentatie worden bijgehouden, waaruit blijkt dat een entiteit op voorhand al de intentie had om hedge-accounting toe te passen (prospectieve toets). Daarnaast moet achteraf in objectieve zin worden aangetoond dat de hedgerelatie effectief is geweest (retrospectieve toets). Een hedgerelatie is effectief als de waarde van het financiële risico op een balanspositie of kasstroom op tegengestelde wijze tussen een bandbreedte van 80% tot 125% correleert met de waarde van het afdekkingsinstrument.

122 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 19 123 PricewaterhouseCoopers (2016): Practical guide General hedge-accounting. London: PricewaterhouseCoopers: 21

Onder IFRS 9 vindt de eerste waardering altijd plaats tegen reële waarde en vindt de vervolgwaardering van schuldinstrumenten, afhankelijk van het oogmerk, plaats tegen geamortiseerde kostprijs dan wel reële waarde via de OCI-reserve. De vervolgwaardering van afgeleide instrumenten vindt altijd plaats tegen reële waarde via de winstverliesrekening. De vervolgwaardering van eigenvermogensinstrumenten vindt, afhankelijk van het oogmerk, plaats tegen reële waarde via de OCI-reserve of via de winstverliesrekening. Bijzondere waardeverminderingen zijn alleen van toepassing op schuldinstrumenten en vinden plaats op basis van het ‘expected credit loss’-model. Hierbij worden verwachte kredietverliezen op basis van mathematische berekeningen in aftrek gebracht op de winstverliesrekening. De regels met betrekking tot hedge-accounting zijn onder IFRS 9 aangepast ten opzichte van de regels onder IAS 39 om te komen tot een verslaggevingstandaard die in hogere mate past bij risicomanagementstrategieën. Er gelden voorwaarden met betrekking tot het recht om hedge-accounting toe te mogen passen. Zo moet de ratio tussen het volume van een afgedekte positie en een afdekkingsinstrument bij benadering hetzelfde zijn en dient een rapporterende entiteit jaarlijks bij te sturen(rebalancing), maar geldt er geen retrospectieve toets. Wel geldt er een subjectieve verwachtingstoets, welke in de documentatie vastgelegd moet worden. De keuze van instrumenten en afdekkingsposities is flexibeler onder IFRS 9 verruimd ten opzichte van IAS 39.