[2239] wien zy die gunst toestont, maar aan alle reizigers die daar
[2240] een drie gulde aan wilde wagen, deed my zulks veel minder
[2241] achting voor haar hebben, niet te min, deed ik myn zaken
[2242] na behoren, waar in zy toonde meerder vuur en beweging als
[2243] ik zelfs te hebben, ja weinigh scheelde het of het merretje
[2244] smeet my uit den zadel, maar in het beste van ons spel, wierd
[2245] 'er met groot gedruis aan de deur geklopt, iemand roepende
[2246] in de fransche taal voor den henker doet de deur open of ik
+[2247] loop die met de voeten op, ik steeg uit den zadel myn
waar-[2248] dinnetje met een bevende stem my zeggende och! daar is
[2249] myn dronke beest van een man, ik had hem van nacht niet
[2250] t'huis verwacht neemt gaauw uw kleeren en gaat na uw
[2251] kamer, ik liet my niet lang bidden, maar in het opkomen
[2255] ik verloor onderweeg, myn kouzen en schoenen, doch
raak-[2256] te evenwel aan de kamer deur, roepende, oh vriend doet
[2257] gaauw open, of ik ben verlooren! weinich scheelde het, of ik
[2258] was op het til geknapt. De Baron stont tusschen zyn twee
[2259] Nonne van daan, en deed de deur open, wanneer die geen
[2260] dewelke den opgangh van de trap met my bedisputeert had,
[2261] ook binne quam, hetwelk den goede vader Capucyn was, die
[2262] als een run bloede, hebbende twee tandens uyt zyn mond
+[2263] gevallen, en zyn lippen waaren als kuszens. De oude Non
[2264] zulks horende meende zich te bepissen van laggen, zeggende
[2265] die Eerwaardige moest jong vlees hebben, maar had, hy zyn
[2266] Eerwaardigheid in onze Nonnelykheid geplaast zo zouw hy
[2267] zo niet gebeten zyn geworden, want ik heb geen tanden
[2268] meer; daar op schaterde zy weer van laggen, dat de
Capu-[2269] cyner munnik razende dol meende te maaken, tot alle
[2270] geluk had de Baron eeu vuurslag dies stak hy licht op, en lei
++[2271] een doek met brandewyn op de mont van dien goede pater
[2272] die onder zyn kermen dus uitvoer. Elendige als ik ben, om
[2273] eens in de tien jaren dat ik van myn grond ben geweest,
[2274] moest ik zo elendich te pal komen? welke woorden van de
+[2275] Nonne gehoord zynde, uitschaterde in laggen, zeggende, dan
[2276] is het geen wonder zo gy de weg niet weet te vinden en uw
[2277] bek aan stuk valt, wacht nu noch eens tien jaren, en dan
[2278] weer van uw grond gaande, zo kunt gy met eere den hals wel
[2279] breken; het laggen zou by ons niet op gehouden hebben,
[2280] indien wy om laag niet een eiselyk geschreeuw hadden
ge-[2281] hoord, de waard zyn vrouw by de haren van het bed
haalen-[2282] de dewelke moord en brand en om hulp schreeuwde, maar
[2283] wy vonde niet geraatzaam, ons met die stryd te bemoeyen,
[2284] in tegendeel zo dede wy ons kamer wel van binnen toe, ons
[2285] in staat stellende van des noots zynde, zich wel te verdedi-
+[2286] gen. Maar na dat het een quartier uurs geduurt had scheen
[2287] het dat alles in een diepe slaap raakte, wanneer ik het licht
[2288] nam, en myn dege onder den arm, het goed dat ik had aan
[2289] de trap late vallen stilletjes gong halen; de Baron voegde zich
[2290] weer in het bed tusschen zyn twee Nonnen, ik in het myne
[2293] weinig in rust, of de schuitevoerder quam ons oproepen, om
[2294] te vertrekken, wy klede ons alle aan, het morgen onbyt en
[2295] provisie in de schuit genomen hebbende, betaalde wy het
[2296] gelag en voeren heen, doch indien ik hier het verwyt dat de
[2297] Capucyner munnik in de schuit zynde aan de Nonne deed,
[2298] en de Nonne weer aan zyn Order, zo had ik wel een hele
+[2299] foliant nodig; ik zal alleen maar zegge, dat de woorden zo
+[2300] hoog liepen dat d'oude Non, de Capucyner munnik in het
[2301] gezicht vloog, en hem elendig toestelde, waar na wy rust
[2302] hadden; wederom 's nagts aan een herreberg komende, gaf
[2303] de Baron my de jonge Non over, zeggende dat hy nooit zo
[2304] veel vermaak had gehad, als met die oude Non, die van
[2305] vreugde op het minste spronkje dat zy van het minne vuur
[2306] gevoelde bezweek, ik was zeer verheugt dat hy zodanige
[2307] verkiezing deed, want schoon ik wel eens nieuwsgierig was,
[2308] te weten, hoe zich zo een oude totebel mogt houwen,
wan-[2309] neer ze op haar verroeste rooster, een ent worst krygt zo
[2310] wilde ik evenwel niet gebonden zyn, met haar den dans te
[2311] moeten doen, en op die wys vervorderde wy onze reis tot
[2312] Nantes in Bretagne, een Provincie aan Vrankrijk
toebeho-[2313] rende alwaar wy van malkanderen afscheid namen; de
[2314] Nonne ons haar klooster genoemt hebbende, dat twee uuren
[2315] buiten de stad was, zo beloofde wy haar te komen zien, de
[2316] Capucyner monnik smeekte ons, alles wat voorgevallen was
[2317] geheim te willen houden, dat hy voor zou geven in zyn
[2318] klooster komende van de struikrovers zo te zyn mishandelt
[2319] geweest. De Nonne maakte ook de vrede met hem, het welk
[2320] zy den een voor den ander om eers halve niet voor by
kon-[2321] nen. Wy vernamen na de beste herreberg daar wy gongen
[2322] logeren, maar ik moet zeggen dat de schaar daar wel mogt
+[2323] uithangen, in plaats, van dat men die herreberg de kleine
[2324] stal noemde, wy vonden daar verscheide arme Fransche
[2325] Ridders, die met het kruis van S. Louïs pronkende, geen
+[2326] duit in haar zak hadden, maar wel zemelen in haar buik, zy
[2327] wisten, ons ziende, wel van gelt voorzien niet weinig te
[2328] strelen. Alle morgen hadden wy 'er een stuk of vier die ons
[2329] quamen groeten, haar dienst op offerende, om ons alles dat
[2330] het fraaiste daar was te laten zien, als mede ons, in de
voor-[2331] naamste gezelschappen in te leiden, 't geen wy beleefdelyk
[2332] aannamen, en tot erkentenis haar het middagmaal gaven, het
[2333] was een plaizier die arme uit gehongerde Ridders te zien
[2334] eten, men hoorde haar over de gansche maaltyd geen een
[2335] woord spreken. Doch wy vonden in die stad weinig
liefheb-[2336] bers van spelen, het geen ons deed besluiten met d'eerste
[2337] gelegentheid na Holland over te steken, te meer dewyl de
[2338] Vrouwelyke secte aldaar, ons niet veel behaagde, want
[2339] schoon zy redelyk fraai zyn, zo zyn zy oplopent van bloed,
+[2340] dat wanneer het minste in haar hooft van wyn of andere
[2341] drank hebben, geen zwarigheid zoude make om iemant met
[2342] een mes verradelinks te keer te gaan, welke faut, men
gene-[2343] ralyk zo mannen als vrouwen van die natie, toe schryft, wy
[2344] maakte accoord met een schipper die zout quam laden, en
[2345] te Middelburg in Zeland moest lossen. De wind voordelig
[2346] wajende, gonge wy scheep, en waren zonder het minste
[2347] perykel op zee uit te staan, in veertien dage te Middelburgh,
[2348] alleen hadde wy op de reis een loze allarm gehad, want eer
[2349] dat wy in het Canaal liepen, had de schipper een matroos
[2350] boven in de mast doen klimmen, dewelke riep dat hy twee
[2351] schepen zag, die koers op ons maakte en dat hy niet en
twy-[2352] felde of het waren Turken, met eene was het allarm over
+[2353] het gansche schip, men haalde al de zeilen by die men maar
In document
De Amsterdamsche lichtmis, of Zoldaat van fortuin · dbnl
(pagina 104-107)