• No results found

Hard labeur

In document Haring, Garnaal en Mosselen in (pagina 78-85)

ln de loop van de voorbije decennia heeft de haringvisserij, net zoals trouwens elke andere vorm van visvangst op zee, erg ingrijpende veranderingen ondergaan.

Bestaande en nieuwe schepen kregen veel krachtiger motoren ingebouwd. Alle schepen beschikken thans over een radio zend- en ontvangstapparatuur w at de schippers de mogelijkheid biedt onderling contact te houden. Het gebruik van de radar heeft de veiligheid op zee enorm verhoogd. De inzet van de dieptemeter (waarbij men op een draaiende rol papier niet alleen onafgebroken de diepte onder het schip kan aflezen maar ook en vooral de haring- en sprotscholen kan registeren) mag ongetwijfeld ais een van de meest revolutionaire verbeteringen beschouwd worden. Dank zij de dieptemeter is de tijd van het nutteloos vissen definitief voorbij. Men vist waar er wat te vissen valt.

Het ligt meteen voor de hand dat ten gevolge van die modernisering ook de vangstmethodes grote veranderingen ondergingen. Was het vissen met de

‘drijfnetten’ of de ‘haringbeeg’ reeds sinds Wereldoorlog II in belangrijke mate in onbruik gebraakt zo verdween ook het individuele vissen met de ‘haringkorre’ voor een groot deel om plaats te maken voor de ‘spanvisserij’ . Daarbij trokken tw ee vaartuigen aan één en hetzelfde net. Het ging om heel grote netten die, afgaande op de gegevens van de dieptemeter, op verschillende dieptes voortgesleept werden en reuzenvangsten opleverden. Daarom werd dit het ‘atoomnet’ gedoopt.

N ationaal Visserijmuseum

Landrotten, die op een zonnige vakantiedag één van die meestal kleurig geschilderde boten de vissershaven van Oostende, Nieuwpoort of Zeebrugge zien binnenglijden zijn al vlug geneigd de visserij met een plezierreis te verwisselen. En ais diezelfde landrotten als eens de moed opbrengen om bij een opkomende storm op de kop van de pier naar de binnenvarende vissersboten te gaan kijken zien ze in die (op dat ogenblik nog steeds erg bescheiden) vechtpartij met de golven meestal alleen maar een sportieve uitdaging, die ze - in hun fantasie althans - graag eens zelf zouden aangaan. Niettegenstaande de fantastische verbeteringen die de visserschepen sinds het begin van deze eeuw ondergaan hebben en afgezien van de spitstechnologische uitrusting en het zoveel grotere comfort aan boord, zowel wat de werk- ais de leefomstandigheden aan boord betreft, blijft die visserij vooral bij slechtere weersomstandigheden ongemeen hard labeur.

Volgens M.A. Derolez w erd de laatste een seizoenvangst was. Wat ze ook wisten, was d at de nachtelijke duisternis voor de haringvangst gunstiger was dan de k la arte van de dag; dat b ij donkere nachten en zacht w eer de haring dicht b ij de oppervlakte zw em t, te rw ijl h ij b ij maneschijn en koud w eer dieper tre k t; dat westen- en

zuidwestenwind - de 'binnenwinden’ zoals de vissers het noemen - de haringscholen naar periode vóór de grote modernisering nog wel moeten geweest zijn.

Wie zich daar - zij het dan ook slechts bij benadering - enig beeld van wil vormen kunnen we een bezoek aan het ‘Nationaal Visserijmuseum’ in Oostduinkerke meer dan aanraden. In dit museum vindt u pareltjes van modellen van oude en nieuwe vissersschepen, prachtige oude foto’s van en documenten over het leven van de vissers en vissersvrouwen, originele gebruiksvoorwerpen en gereedschappen voor de scheepsbouw, de scheepsuitrusting en havenmaquettes en voortreffelijke tableaux vivants die het dagelijkse leven in de toenmalige vissersdorpen op plastische wijze voorstellen.

77

Achter de romantische beelden kijken

Toen men nog niet over schepen met dergelijke technisch hoogwaardige uitrusting beschikte was het haringvissersleven inderdaad een keihard bestaan, ver verwijderd van de romantiek waarmee wij het op grond van liedjes en oude prenten en verhalen in populaire romans plegen te vereenzelvigen. Achter dat romantische vernislaagje gingen kleine verdiensten en bikkelhard werken en vooral het verlies van zovele levens in schepen, die bij storm en ontij vergingen, schuil.

Dit belette echter niet dat de zonen van vissers telkens weer mee naar zee trokken. Want ‘ het water trekt’ en grote vangsten vormende de mooiste compensatie voor deze vissers die fier waren op hun werk, hun vaardigheid, hun uithoudings- en weerstandsvermogen en hun van generatie op generatie overgedragen intuïtieve kennis van weersvoorpellingen, stromingen en zandbanken en visgronden.

In een paar voordrachten die hij later to t een boekje bundelde {‘ Haring en sp ro t in d r ijf- en stro o p n e t, De Vrienden van h e t Nationaal Visserijmuseum van Oostduinkerke vzw, 1986’) vertelde Jef Verbanck, ere-vismijndirecteur van Nieuwpoort de ontwikkelingsgeschiedenis van die haringvisserij met Belgische vissersboten. Jef Verbanck had met zijn vader Alex Verbanck van 1930 to t 1951 zelf 17 haringseizoenen met ‘drijvende netten’ achter de rug en kan ais een van de grote specialisten terzake beschouwd worden.

“De ‘Oostendse één-m astsloep’ is een van de merkwaardigste lokale oudgedienden.

Verscheidene generaties vissers hebben m et dat kloeke vaartuig de grote visvangst beoefend. M aar hoe zeewaardig d ie Oostende sloep ook was, toch bleek d at de

buitensporige afm etingen van het grootzeil de manoeuvres m oeilijk en soms gevaarlijk maakten. Om die reden h e e ft men sloepen gebouwd die tw ee masten voerden. Die zeilden b e te r en waren lic h te r te sturen. (U it: M.A. Derolez - Onze oude vissers en hun b e d rijf, De Sikkel, Antwerpen 1950, p. 53)

79

“De tweemastsloepen, d ie de Oostendse één- een honderdtal ‘Panneboten’ (ook Pannepotten of Panneschuiten genoemd) actief waren. Een 80-tal daarvan bedreven in het najaar de drijfnetvisserij. Zij werkten gevangen haringen werden aanstonds ‘geschud’ en zijdelings in bakken geworpen.

De masten, die tijdens het vissen neergelegd waren, werden rechtop gezet en de

‘butskorf’ vastgemaakt, een speciaal daartoe gevlochten langwerpige mand met een platte (rug)kant, die met schouderband jes ( ‘singles’ ) aangesnoerd werd.

En Jef Verbanck vertelt: “Men lie t de boo t zo d ich t m o g elijk naar h e t strand toekomen en indien men de kiel op de grond hoorde kloppen dan lie te n de dragers

zich naast de b o o t in h e t w a te r g lijd e n . B ij kalm weer was d it, volgens de centrum van De Panne, meer bepaald naar de Veurnestraat. De haringen werden op het ‘voorland’ (voetpad) van een ‘estaminet’ uitgekipt. Zij werden opgekocht door Veurne- of Poperingenaars. Ze waren bestemd voor de versverkoop of kwamen in kleine rokerijen terecht. Bij grote aanvoer werden partijen haring opgekocht door groothandelaars. Ze werden in manden verpakt die met gevlochten stro werden oorlogsomstandigheden naar Franse of Engelse vissershavens uit. Daar leerden ze veel grotere en snellere zeilschepen kennen zoals kotters, dundee’s en smacks en het merendeel liet zijn ‘Pannepotten’ to t ‘driestakers’ (driemasters) ombouwen.

Zij voorzagen hun vaartuigen ook van kottertuig en zelfs van een draailier die door een stoommachine, ‘donkey’ genaamd, werd aangedreven waarmee het net mechanisch kon opgedraaid worden. Deze vaartuigen kozen normaliter Nieuwpoort ais thuishaven. Anderen kwamen zelfs met grotere zeilschepen, zoals de smacks,

havens groeide de Nieuwpoortse vlo o t u it to t meer dan 100 schepen in 1944.

Schepen van a lle slag en soort: g ro te en kleine, oude en jonge. A lles w a t m aar kon varen w erd gebezigd. Kwamen daar nog b ij de vele nieuwe houten vaartuigen die op de scheepswerven gebouwd werden. Deze vlo o t h e e ft dan ook enorme haringvangsten binnengebracht. Van volle haring was e r geen sprake. H et b e tro f wel ijle haring. ”

Die tweede grote visserij revolutie heeft geleid tot de huidige met radio, radar, sonar en andere technologische snufjes uitgeruste schepen met hun eveneens sterk gemechaniseerde vangst- en omslagmethodes. Dat alles heeft het werk in belangrijke mate vereenvoudigd en vergemakkelijkt. Wat echter geenszins betekent dat de visserij geen hard labeur meer zou zijn.

Dat alles mag ons echter de kustvisserij rond de eeuwwisseling niet laten vergeten en we citeren graag nog en laatste maal Jef Verbanck die over deze heroïsche periode het volgende schreef:

“ H et was een harde tijd .

Gans h e t huisgezin moest werken voor de bete brood.

De mensen moesten toen w e rk e lijk echten tegen w ater, w in d en armoede.

Hun enige beloning: een schamel bestaan.

Gelukkig z ijn ook de tijd e n veranderd m aar vergeten we h e t n ie t HET WAREN IJZEREN MANNEN

VAREND M ET HOUTEN SCHEPEN"

In document Haring, Garnaal en Mosselen in (pagina 78-85)