• No results found

Groot-Brittannië en de universiteit van Cambridge in de jaren dertig

De crisis, het fascisme en het leven van Kim Philby, Donald Maclean, Guy Burgess, Anthony Blunt en John Cairncross

3.1 Groot-Brittannië en de universiteit van Cambridge in de jaren dertig

De situatie in Groot-Brittannië gedurende de jaren dertig vormde een vruchtbare bodem voor de groei van ontevredenheid en kritiek op de Britse samenleving. In januari 1933 had de werkeloosheid haar top van bijna drie miljoen mensen bereikt. De Engelse tijdschriften en kranten stonden vol met artikelen over armoede, ondervoeding en heersende ziektes zoals rachitis en tuberculose. Ondanks dat de economische situatie in Europa vanaf 1934 langzaam verbeterde kwam een deel van Groot-Brittannië niet uit de Grote Depressie en werd de toestand van de arbeiders steeds erger. Met name de zware industrie leed onder de crisis.111 Toch werd er ondanks de armoede en de honger genoeg geproduceerd. De regering stelde echter andere prioriteiten. De Britse filosoof Stuart Hampshire herinnerde zich dat in de jaren dertig aardappelen en koffie in de zee werden gegooid om de prijzen hoog te houden. De slagzin ‘armoede in het midden van de overvloed’ werd een populair gezegde. Dit gaf volgens de Cambridge student en Sovjet spion James Klugmann de tegenstrijdigheden van het kapitalisme aan.112

Onder de bevolking heerste het idee dat de overheid, de Nationale Coalitie onder leiding van Ramsay MacDonald, niet bereid was de economische depressie aan te pakken. Zo sneden ze in de werkeloosheidsuitkering en introduceerden ze het ‘Vermogensonderzoek’ (Means Test) – een kwalificatie test voor het ontvangen van een uitkering. Het ‘Publieke Assistentie Comité’ (PAC) keerde de financiën van arbeiders binnenste te buiten voordat er eventueel een uitkering werd uitgegeven. De hoge mate van ongevoeligheid waarmee het Vermogensonderzoek werd uitgevoerd riep nog meer ontevredenheid op onder de bevolking. Als protest tegen het overheidsbeleid werden gedurende de jaren twintig en dertig de

109

Costello/Tsarev, 1993, p. 195.

110

Cecil, Robert, ‘The Cambridge Comintern ‘ In: Andrew, Christopher en David Dilks, red., The Missing Dimension,

Governments and Intelligence Communities in the Twentieth Century:, Londen: Macmillan Publishers, 1984, pp. 169-170.

111

http://www.nationalarchives.gov.uk/cabinetpapers/alevelstudies/1930-depression.htm, geraadpleegd op 13 mei 2014.

112

34 Hongermarsen georganiseerd. De protesterenden eisten meer werkmogelijkheden en een betere werkeloosheidsuitkering.113 Veel mensen, met name de intellectuelen en de studenten, zagen de depressie als tekenen van de ineenstorting van het kapitalistische systeem. De meest ontwikkelde kapitalistische landen, Groot-Brittannië en Frankrijk, leden onder ernstige armoede en massale ondervoeding.114

Ook de universiteit van Cambridge vormde in de jaren dertig een broedplaats voor kritiek op de maatschappij en voor alternatieve politieke ideeën aangaande de economische en politieke toestand, met name communistische ideeën. Veel van de studenten kwamen uit welvarende gezinnen en waren nog nooit direct met de wereld buiten hun geprivilegieerde bubbel in aanraking gekomen. Echter toen de Depressie en de kennis over de incompetentie van de regering betreffende de crisis, als ook de uitwerkingen ervan (zoals de Hongermars) ook de universiteit bereikten, raakten dit de studenten. De honger, uitputting en armoede schokten veel studenten: ‘Na dit gezien te hebben was het alleen nog een kwestie van tijd voordat ik me bij de [Communistische} Partij aansloot’, is wat een oud student van Trinity College vertelde.

Een andere reden voor de aanwezigheid van het communisme op Cambridge vormde de fascistisch Duitse dreiging en de aanpak van de Britse regering. In de ogen van de Britse studenten stond de regering onverschillig tegenover Hitler en het nazisme. Volgens Isaiah Berlin was het duidelijk dat de Chamberlain regering Hitler prefereerde boven Stalin. Ze was volgens Berlin of pro-nazistisch of niet antinazistisch genoeg.115 Het communisme beïnvloedde Cambridge met name dankzij de vastberadenheid, doortastendheid en overtuigingskracht van de studenten John Cornford en James Klugmann. Zij zagen zichzelf, en ieder ander lid van de communistische partij in Cambridge, als mannen van actie, in tegenstelling tot de onverschilligheid en passiviteit van de regering. Het communisme en de partij vormden in hun ogen, en in die van veel medestudenten, de enige ideologie die opkwam tegen de armoede en de strijd aanging met het fascisme.

Naast bovenstaande redenen speelde het communisme ook in op een ander gevoel onder de studenten en de intellectuelen. Het gaf namelijk ruimte aan de schuldgevoelens die betrekking hadden op hun betere positie in de maatschappij (de “privileged ruling class”). Door lid te worden van de partij vormden ze geen onderdeel meer van het probleem, maar hielpen ze het probleem op te lossen. Cambridge, en meer specifiek Trinity College, werd ook wel beschreven als het “centrum voor studenten communisme”.116 Voor veel studenten vormden het communisme slechts een kortstondige flirt. Ze keerden het na hun studie de rug weer toe. Op enkele vastberaden studenten na, zoals Philby, Blunt, Burgess, Maclean en Cairncross.

3.1.1 Korte toelichting op de primaire bronnen

Voordat de levens van de Cambridge Five beschreven zullen worden zal eerst kort ingegaan worden op de geraadpleegde primaire bronnen: de autobiografieën van Kim Philby en John Cairncross; de biografie van Anthony Blunt geschreven door historicus Miranda Carter en de biografieën over Philby, geschreven door zijn jeugdvriend Tim Milne, historicus Edward Harrison, historicus Ben Macintyre en toneelschrijver Genrikh Borovik. Verder is literatuur geraadpleegd die gebaseerd is op primaire bronnen, zoals brieven van Blunt en Maclean aan penvrienden, karakterschetsen geschreven door Arnold Deutsch aan het Loebjanka, brieven van KGB officieren gestationeerd in Londen aan Moskou en opnames van verhoren en interviews met de betreffende mannen. Deze literatuur is geschreven door academicus Christopher Andrew, oud KGB agenten Oleg Tsarev en Oleg Gordievsky en MI6 collega Robert Cecil.

De autobiografieën geven zonder meer een unieke kijk op wat zich bij de auteurs afspeelt, maar moeten kritisch gelezen en geanalyseerd worden. De beweegredenen voor het schrijven ervan en de omstandigheden waaronder ze geschreven zijn kunnen een draai hebben gegeven aan feiten en gebeurtenissen.

113

http://filestore.nationalarchives.gov.uk/pdfs/small/cab23-85-c57-36-3.pdf, geraadpleegd op 9 september 2014.

114

Carter, 2001, p. 108.

115

Andrew, Christopher, The Defence of the Realm: The Authorized History of MI5, Londen: Penguin Group: Allen Lane, 2009, pp. 170-171.

116

35 Philby heeft zijn autobiografie My Silent War geschreven tussen 1963 en 1967. Hij geeft een schets van zijn ervaring binnen de wereld van de Britse Inlichtingendienst tot aan zijn vlucht naar Moskou. Het gaat voornamelijk over de hoogtepunten uit zijn leven, die de zwakheden van de Britse geheime dienst, zijn loyaliteit aan de KGB en zijn geheime strijd tegen het fascisme en de Amerikaanse hegemonie benadrukken. Volgens zijn eigen woorden wilde hij met zijn autobiografie bepaalde onjuistheden en fouten, gepubliceerd in kranten en artikelen, recht zetten. De meningen over de aard van de autobiografie zijn verdeeld.117

In de autobiografie The Enigma Spy beschrijft Cairncross zijn leven als spion en zijn spionagewerkzaamheden rondom de periode van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. Het gaat over het idee dat hij geen landverrader is, maar een naïve rekruut die de Sovjet Unie wilde bijstaan in haar strijd tegen het fascisme. De autobiografie heeft hij geschreven met de intentie zijn reputatie te herstellen. Zo claimde hij bijvoorbeeld dat zijn informatie betreffende de slag om Koersk de geallieerden had geholpen de Tweede Wereldoorlog te winnen. Ondanks dat hij de nadruk legde op zijn onschuld draagt het wel degelijk bij aan het onderzoek. Naast dat het een karakterschets geeft, geeft het aan dat Cairncross zich in ieder geval aangetrokken voelde tot het internationaal politiek beleid van de Sovjet Unie.

Schrijfster Miranda Carter vertelt het levensverhaal van Blunt in de biografie His Lives. De kerngedachte van de biografie behelst de beschrijving van Blunts gehele leven met de nadruk op zijn carrière binnen de kunstwereld, het milieu waarin hij leefde en hoe andere naar hem keken om een zo volledig mogelijk beeld van hem te schetsen. Dit heeft ze gebaseerd op interviews met personen uit zijn directe omgeving waaronder Isaiah Berlin, Francis Haskell, en Noal Annan; op de briefwisseling met zijn jeugdvriend Louis MacNeice; en op karakterschetsen van Arnold Deutsch. Carter legt de nadruk op Blunts keuzes en welke mogelijke factoren (milieu, directe omgeving, gebeurtenissen en karakter) daarop van invloed kunnen zijn geweest. Hierdoor draagt deze biografie goed bij aan het achterhalen van mogelijke motieven betreffende zijn beslissing te spioneren.

Over Philby zijn meerdere biografieën geschreven. Het boek The Young Kim Philby: Soviet Spy and British Intelligence Officer van Edward Harrison vertelt Philby’s levensverhaal van zijn geboorte tot aan zijn vlucht naar Moskou met het zwaartepunt balancerend rondom zijn werkzaamheden bij MI6. Het reflecteert op zijn begin jaren bij de Britse inlichtingendienst, zijn dubbele personage en leven en de rol en invloed van zijn vader. Door de benadrukking van de rol van Philby’s vader werpt de biografie licht op een mogelijke nieuwe invalshoek betreffende zijn motivatie te spioneren voor de Sovjet Unie. Harrison heeft zijn biografie gebaseerd op documenten uit de Nationale Archieven van Engeland en privé documenten van Philby’s collega’s van de Britse Inlichtingendienst. Tim Milne was Philby’s beste vriend op de Westminister school en collega bij MI6. In zijn boek Kim Philby: Unknown Story of the KGB Master Spy tracht Milne een beeld te geven van de jonge Philby en zijn ontwikkeling tot spion om een beter inzicht te creëren in de ontplooiing van het complexe personage. De biografie is hoofdzakelijk gebaseerd op herinneringen van Milne, maar ook op memoires van John Philby en Philby’s tweede vrouw. Hij verdiept zich in de nog relatief onbekende levensfase van Kim: zijn jeugdjaren. In tegenstelling tot Milne verdiept Genrikh Borovik zich in Philby’s jaren als Sovjet spion. Borovik geeft inzicht in Philby’s personage gebaseerd op een meer dan honderd uur durend interview met de Sovjet spion zelf en de nog nooit eerder publiek gemaakte Philby documenten uit de KGB archieven.118 Zijn biografie biedt hierdoor nieuw inzicht in het portret van Philby, een man die zijn land had verraden maar nooit zijn idealen. Het boek legt in zekere zin de nadruk op enkele moeilijke momenten uit Philby’s latere leven: de paranoia van Stalin, waardoor Moskou de authenticiteit van de Cambridge Five in twijfel nam; de vlucht van Maclean en Burgess naar Moskou; zijn ontslag bij MI6; en zijn verblijf en werk in Beiroet voordat hij

117

Schrijver en ex-SIS agent Graham Greene omschrijft het boek als een eerlijk levensverhaal zonder propaganda, als een waardige verklaring van Philby’s motieven. (bron: Philby, 2002, p. xvii) Schrijver Edward Harrison claimt op zijn beurt dat de autobiografie gezien moet worden als een persoonlijke en politieke vendetta tegen het Westen in het algemeen en de Britse en Amerikaanse inlichtingendienst in het bijzonder. ( Harrison, Edward D.R., ‘More Thought on Kim Philby’s My Silent

War’, Intelligence and National Security, nr. 3, 1995, p. 514.)

118

Borovik, Genrikh, Philby Files: The Secret Life of the Master Spy –KGB Archives Revealed, Londen: Little, Brown and Company, 1994, pp. vii – xvii.

36 ontmaskerd werd. De biografie van Ben Macintyre Een Spion onder vrienden: Kim Philby, de grootste dubbelagent aller tijden, gaat over de relatie tussen Philby, zijn beste vriend Nicholas Elliot en zijn vriend James Angleton: drie vrienden die ieder loyaal waren aan een andere nationale inlichtingenorganisatie. Het beschrijft hoe Philby zijn dubbelleven op kunstzinnige wijze opbouwde, waarbinnen hij iedereen gebruikte ten behoeve van zijn rol als Sovjet agent.

Naast biografieën is ook gebruikt gemaakt van literatuur die is gebaseerd op primaire literatuur en is geschreven door personen uit zijn directe omgeving of die bij de KGB hebben gewerkt. Voormalig geheim Sovjetagent in Londen en hoofd van de media -en PR afdeling van de KGB, Oleg Tsarev en auteur John Costello vertellen in het boek Deadly Illusions het verhaal van Alexander Orlov, het “meesterbrein van spionage”. Hij was KGB officier tot 1938 en de Sovjetrunner van de Cambridge Five in Londen. Het boek is gebaseerd op documenten uit de KGB archieven. Deze Russische invalshoek op het leven van de Cambridge Five maakt het boek interessant voor het onderzoek.

Vanuit dit oogpunt is My Five Cambridge Friends, geschreven door Yuri Modin, ook van belang voor het onderzoek. Yuri Modin was van 1944 tot en met 1953 de Sovjetrunner voor de Cambridge Five in Londen en dus persoonlijk bij hen betrokken.119 Het boek beschrijft de spionage werkzaamheden van de Cambridge Five vanaf de jaren dertig met persoonlijke details en profiel schetsen er door heen verwerkt. Het legt de nadruk op de rol van Guy Burgess in het geheel en de rekrutering van -en Modins samenwerking met John Cairncross.

Oud KGB officier Oleg Gordievsky, in samenwerking met academicus Christopher Andrew, heeft getracht inzicht te geven in de structuur en de geschiedenis van de KGB door een analytische uiteenzetting te geven van de Sovjet inlichtingendienst tot 1989. Het boek onthult namen en werkzaamheden van geheime Sovjetagenten, spionage missies en Britse verraders (waaronder de Cambridge Five). Het draagt bij aan het onderzoek doordat het de rekrutering en werkzaamheden van de vijf spionnen in de context van de KGB plaatst en de kennis over de Sovjet Inlichtingendienst vergroot.

Het artikel ‘The Cambridge Comintern’ geschreven door Robert Cecil, oud-collega van Philby en Burgess bij MI6, geeft een beeld van de spionage activiteiten van de Cambridge Five binnen MI6. Het gaat over het verloop van Burgess, Maclean en Philby hun carrière bij Buitenlandse Zaken tot aan hun vlucht naar Moskou, waarbij tegelijk de veiligheidsstructuur van de Britse inlichtingendienst aan de orde komt en een indruk gegeven wordt van de mogelijke motieven te spioneren.