• No results found

Door de projectopdracht duidelijk af te bakenen wordt voorkomen dat tijdens de uitvoering, of achteraf onduidelijkheid ontstaat over wat wel en wat niet bij de opdracht hoort. Grenzen worden gesteld in tijd en in breedte.

8 Baarda,D.B., Goede de, M.P.M. (1995) Methoden en Technieken. Houten: Educatieve Partners Nederland BV

22

2.6.1 Grenzen in tijd

 In het eerste kwartaal van het vierde studiejaar wordt gezocht naar een afstudeeropdracht. Het eerste contact met de contactpersoon van de opdrachtgevende stichting is gelegd.

 In het tweede kwartaal van het vierde studiejaar wordt contact gelegd met de

afstudeerbegeleidster van de opleiding. Tevens wordt het plan van aanpak opgesteld.

 In kwartaal drie van het vierde studiejaar wordt een start gemaakt met de uitvoeringsfase van het afstudeerproject. Deze fase loopt tijdens het hele derde en de helft van het vierde kwartaal van het vierde studiejaar.

 De producten, voortkomend uit het afstudeerproject dienen eind mei 2009 te worden ingeleverd bij de afstudeerbegeleider.

 Aan het eind van dit afstudeerproject worden 15 ECTS. Toegekend per student. Dit houdt in dat iedere student in totaal 420 uur aan het afstuderen zal besteden.

2.6.2 Grenzen in breedte

 Het onderzoek richt zich op het inventariseren van het trainingsaanbod, de effectiviteit van de aangeboden trainingen, en de locaties waar deze aangeboden worden. Hierbij wordt stichting Trivium, waar Lindehof 1 januari 2009 mee is gefuseerd, buiten beschouwing gelaten.

 Gezien de HBO context zijn de studenten er niet in opgeleid een wetenschappelijk onderzoek te doen naar de effectiviteit van de trainingen. Om de opdracht in het hiervoor gestelde termijn realiseerbaar te maken, is ervoor gekozen de ervaring van cliënten buiten beschouwing te laten.

Door gebruik te maken van het NJI en de ervaringen van de medewerkers, zal er experienced based onderzoek verricht worden.

2.7 Kwaliteitsborging

Nadat in de vorige hoofdstukken de criteria van het product, en de grenzen van het project zijn beschreven, wordt vervolgens in dit hoofdstuk ingegaan op de HBO kwalificaties en de mate waarin deze aansluiten bij de opdracht. De tien gestelde HBO kwalificaties zullen kort aan de orde komen waarna duidelijk wordt of de opdracht SPH verantwoord is. Voordat hier op in wordt gegaan, zal kort aan de orde komen wat de uitgangspunten zijn om op SPH niveau af te studeren.

Het afstuderen op HBO niveau maakt deel uit van het praktijkgestuurd onderwijs. De uitvoerende studenten tonen aan, een reëel vraagstuk uit de beroepspraktijk te kunnen aanpakken en hieraan een innovatieve bijdrage te kunnen leveren. Zowel vanuit de opleiding als vanuit het werkveld wordt verwacht dat de uitvoerende studenten over reflectieve en ondernemende vaardigheden beschikken en hiernaast bereid zijn nieuwe kennis te ontwikkelen en toe te passen. Een gevolg hiervan is, dat de afgestudeerden een bijdrage kunnen leveren aan verbetering en/ of vernieuwing van de

beroepspraktijk.9

Binnen het kader van de brede professionaliteit worden de aan de opleiding gerelateerde

beroepscompetenties ingezet. Naast de competenties die ingaan op het contact met de cliënten, wordt ook gebruik gemaakt van de competenties die betrekking hebben op samenwerking en het profilering als SPH‟er. Hieraan kunnen de verschillende stage-ervaringen, opgedaan binnen de afgelopen

studiejaren, worden toegevoegd.

Concreet betreft dit de volgende beroepscompetenties:

 Kritisch te reflecteren op eigen beroepsmatig handelen, houding en motivatie vanuit theoretische en normatieve kaders.

 Een adequate beroepshouding zichtbaar te maken in de interactie met cliënten, collega‟s, leidinggevenden en vertegenwoordigers van maatschappelijke instellingen en overheden.

 De eigen loopbaan te sturen en vorm te geven door actief gebruik te maken van

9 Boom, B., (2008) Studiehandleiding afstuderen [elektronische versie] Hogeschool Rotterdam

23

mogelijkheden die de organisatie biedt om de eigen deskundigheid verder te ontwikkelen.

 Een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de beroepsmethodiek en de wetenschappelijke verankering van de beroepsmethodiek SPH door ondermeer praktijkgestuurd onderzoek te verrichten, praktijktheorieën te ontwikkelen en nieuwe vragen en ontwikkelingen te doordenken op de consequenties voor bestaand beleid en de methodiek.

 Een bijdrage te leveren aan de maatschappelijke profilering en legitimering van het beroep sociaal pedagogische hulpverlener en positie te bepalen in de maatschappelijke discussie over vraagstukken van zorg en welzijn en over de maatschappelijke functie, identiteit en legitimiteit van het beroep van SPH‟er.

In het onderzoek zal contact worden gelegd en samengewerkt worden met verschillende beroepsgroepen. Enkele voorbeelden hiervan zijn, de afstudeerbegeleider van de opleiding, de

opdrachtgever en de medewerkers binnen de setting dagbehandeling en afdeling gezinsbegeleiding van Stichting Lindenhof.

De inventarisatie van de trainingen kan binnen heel Stichting Lindenhof gebruik worden. Een

antwoord op de vraagstelling vraagt om een creatieve en flexibele werkhouding van de uitvoerders. Er wordt een vernieuwend product geleverd, waarbij creativiteit van belang is. Voor het uitvoeren van deze opdracht wordt probleemgericht gewerkt doordat Stichting Lindenhof het als problematisch ervaart dat er geen duidelijk overzicht beschikbaar is van het bestaande trainingsaanbod.

Er zal methodisch en planmatig te werk worden gegaan binnen het uitvoeren van de opdracht.

Daarnaast is reflecteren, zowel individueel als op in de groep van belang. Zoals al eerder gezegd, wordt er tijdens de opdracht gecommuniceerd en samengewerkt met andere beroepsgroepen. Hierbij valt te denken aan: interviews, telefonisch –en mailcontact en gesprekken. Tevens zullen er wekelijks groepsvergaderingen plaatsvinden.

Tijdens de gehele periode zullen managementfuncties zoals plannen, organiseren en voorzitten, door de uitvoerende studenten worden opgepakt. 10

Zoals in dit plan van aanpak beschreven is, zal uiteindelijk een product geleverd worden in de vorm van een gebundeld document met daarin het overzicht van het huidige trainingsaanbod. Hiernaast wordt een theoretisch verslag aangeboden waarin literatuur wordt behandeld en de daaruit

voortkomende keuzes worden verantwoord. Zoals in de grenzen van het project als in de

kwaliteitsborging staat beschreven, zal de opdracht worden uitgevoerd op HBO niveau. Dit houdt in dat de uitvoerende studenten er niet in zijn opgeleid om wetenschappelijk onderzoek te doen naar de effectiviteit van het trainingsaanbod. Dit onderzoek zal daarom een opstap zijn naar verder onderzoek.

Nu er antwoord is gegeven op de vraag: „Welke processen worden doorlopen en welke producten worden uiteindelijk geleverd‟, kan er gestart worden met de uitvoering van het onderzoek. Hiervoor is het allereerst van groot belang literatuuronderzoek te doen naar het begrip effectiviteit. In het hierop volgende hoofdstuk worden verschillende bronnen met elkaar vergeleken en zal worden ingegaan op verschillende soorten effectiviteitonderzoek.

10 Boom, B., (2008) Studiehandleiding afstuderen [elektronische versie] Hogeschool Rotterdam

24

3. Effectiviteit

Zoals eerder beschreven is er geen twijfel over mogelijk dat effectiviteit een hoogstaand begrip op de agenda van Jeugdzorg is. Ons inziens is zicht op effectiviteit een belangrijke vereiste om de zorg verder te ontwikkelen en te verantwoorden. Ook voor Stichting Lindenhof is van belang zicht te krijgen op de effectiviteit van het hulpaanbod. Om antwoord te kunnen geven op de vraag: „Welk trainingsaanbod is er en welke uitbreiding is noodzakelijk naar aanleiding van effectiviteitonderzoek van het bestaande trainingsaanbod voor de doelgroep kinderen en jongeren binnen de setting

dagbehandeling en gezinsbegeleiding van Stichting Lindenhof?‟ is onderzoek naar de betekenis van effectiviteit van groot belang. De vragen die in dit hoofdstuk beantwoordt zullen worden, zijn: „Wat maakt een training effectief?‟ en „Welke manieren van effectiviteitonderzoek zijn er mogelijk?‟