• No results found

Geweld en manipulatie

153. Op basis van deze positieve visie op seksualiteit kunnen we het thema benaderen met een gezond realisme. We kunnen inderdaad niet ontkennen dat seksualiteit dikwijls onpersoonlijk en ongezond wordt, en bijgevolg “steeds meer een gelegenheid en een middel wordt voor de bevrediging van egoïstische verlangens en instincten”.155 Van-daag loopt seksualiteit het risico vergiftigd te worden door de men-taliteit van ‘weggooien na gebruik’. Het lichaam van de ander wordt vaak beschouwd als iets om te gebruiken zolang het bevrediging biedt, en het wordt verworpen als het zijn aantrekkingskracht ver-liest. Kan men soms de blijvende vormen van heerszucht, arrogantie, misbruik, perversie en seksueel geweld ontkennen of verdoezelen die het gevolg zijn van een verwrongen betekenis van de seksualiteit en die de waardigheid van anderen alsook de oproep tot liefde, begraven onder een duistere zoektocht naar zichzelf?

154. Het is niet overbodig erop te wijzen dat seksualiteit, zelfs in het hu-welijk, een bron van lijden en manipulatie kan worden. Daarom moeten we voor alle duidelijkheid opnieuw verwoorden dat de “huwelijksdaad die aan de partner opgedrongen wordt, zonder rekening te houden met zijn toestand of met zijn rechtmatige verlangens, geen echte daad van liefde is en daarom in strijd is met de morele orde in de betrekkingen tussen echtgenoten”.156 De daden behorend bij de eenwording van man en vrouw beantwoorden aan de aard zelf van de seksualiteit gewild door God, als ze beleefd wordt op “een echt menselijke manier.157 Daarom gaf Paulus deze waarschuwing “Laat niemand zich te buiten gaan en zijn

155 Joannes Paulus II, encycliek Evangelium vitae (25 maart 1995), nr. 23: AAS 87 (1995), p. 427.

156 Paulus VI, encycliek Humanae vitae (25 juli 1968), nr. 13: AAS 60 (1968), p. 489.

157 Oecumenisch concilie Vaticanum II, pastorale constitutie Gaudium et spes, over de Kerk in de wereld van vandaag, nr. 49.

broeder in dit opzicht te kort doen” (1 Tes 4,6). Ook al schreef Paulus in de context van een patriarchale cultuur, waar de vrouw als volledig on-derworpen aan de man werd beschouwd, toch leerde hij dat seksualiteit een gespreksonderwerp moet zijn tussen de echtgenoten en hij sprak over de mogelijkheid dat seksuele betrekkingen voor een tijdje uitgesteld kunnen worden, “met onderling goedvinden” (1 Kor 7,5).

155. De heilige Joannes Paulus II merkte op subtiele wijze op dat man en vrouw “bedreigd worden door onverzadigbaarheid”.158 Zij zijn geroepen tot een steeds intensere vereniging, maar het risico bestaat dat ze de verschillen en de onvermijdelijke afstand die er tussen hen is, willen opheffen. Want ieder heeft een eigen en onvervreemdbare waardigheid. Wanneer het prachtige elkaar toebehoren verandert in overheersing, “verandert wezenlijk de structuur van de gemeenschap in interpersoonlijke relaties”.159 Volgens de logica van de overheersing zal de heerser uiteindelijk ook zijn eigen waardigheid ontkennen160 en zal hij definitief ophouden “met zich subjectief te identificeren met zijn eigen lichaam”,161 omdat het zijn diepste betekenis verliest.

Hij beleeft seks als een soort vlucht en als een afstand doen van de schoonheid van de echtelijke eenheid.

156. Iedere vorm van seksuele onderwerping moet duidelijk verwor-pen worden. Daarom moet elke amateuristische interpretatie van de tekst uit de brief aan de Efeziërs “vrouwen, schik u naar uw man”

(Ef 5,22) vermeden worden. Paulus drukt zich uit in categorieën die eigen waren aan de cultuur van die tijd. Deze culturele inkleding moeten wij niet overnemen, maar wel de geopenbaarde boodschap die aan de grondslag ligt van heel het hoofdstuk. Hernemen we de

158 Catechese (18 juni 1980), nr. 5: ORf, 24 juni 1980, p. 12.

159 Ibid., nr. 6.

160 Cf. Catechese (30 juli 1980), nr. 1: ORf, 5 augustus 1980, p. 12.

161 Catechese (8 april 1981), nr. 3: ORf, 14 april 1981, p. 12.

wijze uitleg van de heilige Joannes Paulus II: “Liefde sluit elke vorm van onderwerping uit die van de vrouw de dienares of de slavin van de man maakt […]. De gemeenschap of eenheid die ze door hun huwelijk dienen op te bouwen, wordt werkelijkheid in de wederzijdse gave die ook een wederzijdse onderwerping is”.162 Daarom zegt men ook dat “mannen hun vrouw moeten liefhebben, als waren die hun eigen lichaam” (Ef 5,28). In feite is de Bijbelse tekst een oproep om het zelfingenomen individualisme te overstijgen en om voortdurend aandacht te hebben voor de andere: “Schik u naar elkaar” (Ef 5,21).

In het huwelijk krijgt die wederzijdse ‘onderwerping’ een bijzondere betekenis en wordt ze begrepen als een vrij gekozen elkaar toebeho-ren gekenmerkt door trouw, respect en zorg. Seksualiteit staat onaf-scheidelijk in dienst van deze echtelijke vriendschap omdat ze erop gericht is de ander leven in overvloed te schenken.

157. De afkeuring van een vervormde seksualiteit en erotiek mag ech-ter nooit leiden tot het minachten of verwaarlozen ervan. Het huwelijk-sideaal kan niet alleen omschreven worden als een edelmoedige gave en zelfopoffering, waarbij men alle persoonlijke behoeften laat varen en men alleen bezorgd is om het welzijn van de andere, zonder enige voldoening. Laat ons niet vergeten dat ware liefde bekwaam moet zijn om van de ander te ontvangen, om zichzelf te aanvaarden als kwets-baar en behoeftig, om oprecht en vreugdevol dankkwets-baar de lichamelijke uitdrukkingen van de liefde te verwelkomen in een knuffel, omhelzing, kus en seksuele eenwording. Benedictus XVI was hierover heel duide-lijk: “Als de mens een zuivere geest wil zijn en het lichaam als een louter dierlijke erfenis afwijst, verliezen geest en lichaam hun waardigheid”.163 Om die reden “kan de mens niet uitsluitend leven in een zichzelf weg-schenkende, afdalende liefde. Hij kan niet altijd geven, hij moet ook

162 Catechese (11 augustus 1982), nr. 4: ORf, 17 augustus 1982, p. 8.

163 Encycliek Deus caritas est (25 december 2005), nr. 5: AAS 98 (2006), p. 221.

ontvangen. Wie liefde wil schenken, moet die zelf ook ontvangen als een geschenk”.164 Dit betekent in ieder geval dat we niet mogen verge-ten dat het menselijk evenwicht broos is, dat er altijd iets weerbarstigs blijft tegen een humane ontplooiing, en dat de meest primitieve en egoïstische neigingen op elk moment de kop kunnen opsteken.