• No results found

het geloof doorgeven

287. Kinderen opvoeden betekent ook stapsgewijs het geloof doorge-ven. Dit wordt bemoeilijkt door de huidige levensstijl, de arbeidsuren en de complexiteit van de hedendaagse wereld, waar velen een hectisch tempo handhaven alleen al om te kunnen overleven.306 Maar toch moet het gezin de plaats blijven waar men de betekenis en de schoonheid van het geloof bijbrengt, en waar men leert bidden en de naaste dienen. Dit begint met het doopsel waar, zoals de heilige Augustinus zegt, moeders die hun kinderen er naartoe brengen “meewerken aan hun heilige ge-boorte”307. Daarna begint de weg van het groeien in dit nieuwe leven.

Geloof is een gave van God, ontvangen in het doopsel. Het is niet ons eigen werk. Ouders zijn Gods instrumenten om de groei en ontwik-keling van het geloof te bevorderen. Dus, “het is mooi dat mama’s hun kleine kinderen leren een kusje te sturen naar Jezus of Maria. Hoeveel liefde zit daarin! Op dat moment wordt het hart van kinderen een plaats van gebed”.308 De geloofsoverdracht veronderstelt dat ouders God oprecht vertrouwen, Hem zoeken en nodig hebben, want alleen zo kan elke generatie zijn werken verkondigen en zijn machtige daden laten kennen (cf. Ps 145,4), alleen zo kan een vader Gods trouw bekend maken aan zijn zonen (cf. Jes 38,19). Dit houdt in dat we God vragen om werkzaam te zijn in hun hart, daar waar wij niet kunnen komen.

Het kleine mosterdzaadje wordt een grote boom (cf. Mt 13,31-32), en zo erkennen we de onevenredigheid tussen wat we doen en het resultaat ervan. We weten dat we niet de eigenaars zijn van het ge-kregene, maar dat de zorg ervoor aan ons toevertrouwd werd. Toch is ons creatief engagement een geschenk dat het ons mogelijk maakt om samen te werken met Gods initiatief. Daarom “moeten koppels,

moe-306 Cf. Relatio finalis 2015, nrs. 13-14.

307 Augustinus, De sancta virginitate, 7,7: PL 40, 400.

308 Catechese (26 augustus 2015): ORf, 27 augustus 2015), p. 2.

ders en vaders echt gewaardeerd worden als actieve catechisten […].

De gezinscatechese is een grote hulp, als doeltreffende methode, om jonge ouders te vormen en bewust te maken van hun zending als ver-kondigers van het Evangelie in hun eigen gezin”.309

288. Geloofsopvoeding moet zich aanpassen aan elk kind, want de aangeleerde methoden en recepten werken niet altijd. Kinderen heb-ben nood aan symbolen, gebaren en verhalen. Tijdens de adolescen-tiecrisis hebben jongeren het vaak moeilijk met gezag en normen.

Daarom moet men hun eigen geloofservaringen stimuleren en hen aantrekkelijke getuigenissen aanreiken die alleen door hun schoon-heid overtuigen. Ouders die het geloof van hun kinderen willen be-geleiden, zullen aandacht hebben voor veranderingen, want zij weten dat geestelijke groei niet opgedrongen, maar in vrijheid aangeboden wordt. Het is fundamenteel dat kinderen op een concrete manier zien dat het gebed echt belangrijk is voor hun ouders. Daarom kunnen ge-bedsmomenten in het gezin en uitdrukkingsvormen van volksvroom-heid een grotere evangeliserende kracht bezitten dan alle catechese en voordrachten samen. Ik wil mijn bijzondere dank uitdrukken voor alle moeders die, zoals de heilige Monica, blijven bidden voor hun kinderen die zich van Christus verwijderd hebben.

289. De inspanning om het geloof door te geven aan hun kinderen, in die zin dat de uitdrukking en groei ervan vergemakkelijkt wordt, helpt het gezin in zijn evangeliserende opdracht. Spontaan beginnen ze rondom zich het geloof te verkondigen, zelfs buiten de familiekring.

Kinderen die opgroeien in missionaire gezinnen worden vaak zelf mis-sionarissen. Door op te groeien in een warm en liefdevol gezin leren ze hoe ze zich in de wereld kunnen begeven, zonder hun geloof en hun overtuigingen op te geven. We weten dat Jezus zelf at en dronk met

309 Relatio finalis 2015, nr. 89.

zondaars (cf. Mc 2,16; Mt 11,19), dat Hij sprak met de Samaritaanse vrouw (cf. Joh 4,7-26) en ‘s nachts Nicodemus ontmoette (cf. Joh 3,1-21), dat Hij zijn voeten liet zalven door een prostituée (cf. Lc 7,36-50) en dat Hij niet aarzelde om zieken aan te raken (cf. Mc 1,40-45; 7,33).

Zijn apostelen deden hetzelfde. Ze waren niet misprijzend tegenover anderen, ze sloten zich niet op in kleine elitegroepen, afgesneden van het leven van hun volk. Terwijl de gezagsdragers hen beschuldigden,

“stonden ze in de gunst bij heel het volk” (Hnd 2,47; cf. 4,21.33; 5,13).

290. “Het gezin wordt verkondiger van een pastoraal handelen door de uitdrukkelijke verkondiging van het Evangelie en door de overle-vering van vele vormen van getuigenis: van solidariteit met de armen, het openstaan voor diversiteit tussen mensen, de zorg om de schep-ping, de morele en materiële solidariteit met andere, vooral behoeftige gezinnen, de inzet voor de bevordering van het algemeen welzijn en voor de verandering van onrechtvaardige maatschappelijke structu-ren, te beginnen met de omgeving waarin het gezin leeft, door de lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid in praktijk te brengen”.310 Dit alles is uitdrukking van ons wondermooie christelijk geloof in de liefde van de Vader die ons leidt en ondersteunt, wiens liefde zichtbaar werd in de totale zelfgave van Jezus Christus, die on-der ons blijft wonen en ons bekwaam maakt om samen de stormen van alle levensfasen te trotseren. Ook te midden alle gezinnen moet het kerygma weerklinken, in goede en kwade dagen, als een bron van licht op de levensweg. Allen zouden we vanuit onze ervaring in gezinnen moeten kunnen zeggen: “Wij hebben de liefde leren kennen die God voor ons heeft, en wij geloven in haar” (1 Joh 4,16). Alleen op basis van deze ervaring zal de gezinspastoraal bereiken dat gezinnen én huiskerken én zuurdesem van evangelisatie in de samenleving zijn.

310 Ibid., nr. 93.