• No results found

3.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Van oudsher gebruikte de hogere clerus (diakens, priesters, bisschoppen) en leden van canoniale en monastieke orden diverse liturgische gebedenboeken waaruit in het koor werd gereciteerd. Gezien het feit dat deze boeken vaak groot en zwaar waren, ontstond er onder de priesters na verloop van tijd vraag naar kleinere, handzamere boekjes om privé te gebruiken. Deze kwamen er in de vorm van het brevier (breviarium). Het brevier, afgeleid van het Latijnse brevis, dat ‘kort’ betekent, bevat de officiële liturgische getijden van de Kerk.179 De getijden volgden de zogenaamde canonieke uren: op die uren moesten bepaalde gebeden worden gereciteerd. Deze uren, of horae, deelden de dag in acht delen, namelijk de metten, de lauden, de priem, de terts, de sext, de noon, de vespers en de completen. Hoewel de getijden dus als uren opgetekend werden, moeten we ons realiseren dat die uren niet, zoals

tegenwoordig, een tijdsverdeling van 60 minuten inhielden, maar gebedsstonden. In de Middeleeuwen, voordat tijdwaarneming gemechaniseerd werd, gaven de getijden minder exacte porties van de dag aan die gereserveerd waren voor het belijden van het geloof of bijvoorbeeld zakelijke verplichtingen en werden aangegeven door het luiden van de

kerkklokken.180 Dit was niet uitsluitend bedoelt voor clerici, kloosterlingen en monniken, ook het leven van leken werd erdoor beïnvloed.

Aan het brevier werden in de loop van de tijd ook verscheidene gebedsteksten toegevoegd die niet aan het kerkelijk jaar gebonden waren. In de tiende eeuw verscheen een korte getijde ter ere van de maagd Maria. Het reciteren hiervan was al in een vroege periode verplicht gesteld door het benedictijnse klooster van Monte Cassino in midden Italië, maar het reciteren van het gebed werd pas echt wijdverspreid nadat paus Urbanus II (1088-1099) het reciteren ervan verplicht stelde ten behoeve van het succes van de Kruistochten.181 Hiermee raken we het onderwerp van het onderzoek, aangezien dit ‘Officie van Onze Lieve Vrouw’, of de

179 R.Th.M. van Dijk (1993). Methodologische kanttekeningen bij het onderzoek van getijdenboeken. In Th.

Mertens et al. (red.). Boeken voor de eeuwigheid. pp. 210-213

180 J.P. Harthan (1977). Books of Hours and their Owners. p. 11. 181 Idem. p. 13.

57

‘Mariagetijden’, de basistekst van het getijdenboek zouden gaan vormen. De steeds

belangrijker wordende cultus van de Maagd, als bemiddelaar tussen Christus en de mensheid, zorgde er vanaf de twaalfde eeuw niet alleen voor dat er talloze kathedralen ter ere van de Maagd werden opgetrokken, maar ook dat de Mariagetijden uitgroeiden tot de populairste getijden van de Late Middeleeuwen.182

Door een groeiende behoefte van leken om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij het geestelijke leven van de priesters ontstond een vraag naar boeken voor privé-devotie. De Mariagetijden, met additionele teksten zoals de dodenvigilie en de boetpsalmen, speelden direct een grote rol in de privé-devotie en raakten vanaf het midden van de dertiende eeuw los van het brevier.183 Samen met nog enkele teksten vormden ze een eigen boek: het getijdenboek (horarium). Het getijdenboek was hiermee het eerste boek dat in de vorm nauw aansloot bij de opbouw en inhoud van het officiële kerkelijke gebed, maar naar zijn functie primair bestemd was voor de leken.184 Leken en semi-religieuze gemeenschappen konden zo participeren in het officiële kerkelijke gebed door middel van aangepaste getijden volgens een minder complex schema. Een getijdenboek kan zodoende het brevier van de leken genoemd worden, met iets soepelere regels en inhoudelijk sterk ingekort.

Doordat de getijdenboeken niet meer strikt gebonden waren aan het programma van de kerk en bezitters bij het bestellen van een getijdenboek zelf konden kiezen welke en hoeveel gebeden ze wilden toevoegen, gaven deze boeken de uiterst persoonlijke en private relatie van de bezitters met God, de Maagd en de heiligen weer.185 Dit betekent dus dat er eindeloze variatie mogelijk was. Niettemin kan er toch een standaard bespeurt worden, zowel qua de keuze van de teksten als de volgorde waarin ze in het boek voorkwamen. Dit wordt in paragraaf 3.1.3 nog uitgelegd.

Opgemerkt moet worden dat er voor privé-devotie niet slechts getijdenboeken bestonden. Ook gebedenboeken werden op grote schaal vervaardigd, hoewel de

getijdenboeken geliefder waren. Gebedenboeken volgden, anders dan getijdenboeken, niet de officiële gebeden en gebedstijden van het brevier. Het gebedenboek bestond overwegend uit gebeden en oefeningen en had slechts in enkele gevallen ook een kalender en één of enkele

182 A. Bennett (2013), Some Perspectives on Two French Horae in the Thirteenth Century. In S. Hindman en

J.H. Marrow (ed.). Books of Hours Reconsidered. p. 19.

183 Smeyers (1998). Vlaamse miniaturen. p. 137.

184 Van Dijk (1993). Methodologische kanttekeningen. p. 210.

58

getijden.186 Dit type boek heeft naast het getijdenboek een eigen ontwikkeling

doorgemaakt.187

Het getijdenboek groeide uit tot het meest populaire boek en daarmee de ‘bestseller’ van de Middeleeuwen. Meer getijdenboeken, eerst in de vorm van handschriften en later in gedrukte versies, werden in een periode van ongeveer 350 jaar vervaardigd dan welk ander boek dan ook, inclusief de Bijbel.188 Dit betekende ook een andere noviteit, namelijk dat “for the first time since classical antiquity, the most common book being produced was intended to remain in non-clerical hands”, aldus Lawrence R. Poos.189

Verklaringen voor de favorietenrol van dit type boek moeten niet alleen gezocht worden in de groeiende behoefte aan privé-devotie, maar ook in het uiterlijk van de boeken. De boeken werden vaak voorzien van zeer kostbare verluchting, waarover ik in 3.2 te spreken kom, waardoor de boeken voor de enigszins welvarende middeleeuwse familie ook als

statussymbool fungeerden.190 Hoe dieper de zakken van de opdrachtgever, hoe uitbundiger het boek verlucht kon worden, hoe groter de verleende status was.

Het veelgevraagde karakter van de getijdenboeken weerspiegeld ook de langzame stijging van de geletterdheid onder leken in de Late Middeleeuwen. Ondanks dat het

middeleeuwse Europa een grotendeels analfabete samenleving was, werd rond de veertiende eeuw toch een op zijn minst elementaire geletterdheid bereikt. Deze geletterdheid werd in eerste instantie beperkt tot twee kleine, maar machtige groepen van de Europese samenleving: de adel, dat enige kennis van het geschreven woord nodig had voor deelname in politieke en juridische zaken, en de opkomende stedelijke middenklasse, voor wie hetzelfde gold, maar dan in handelszaken.191

De populariteit van de getijdenboeken was zo groot dat ze tot op de dag van vandaag de grootste categorie van overgeleverde gedecoreerde en geïllumineerde handschriften vormen: zelfs na eeuwen van verlies en vernietiging zijn er nog duizenden overgeleverd. Tot in de zestiende eeuw bleven de getijdenboeken populair, waarna ze door veranderende

186 Van Dijk (1993). Methodologische kanttekeningen. p. 210.

187 Zie voor literatuur over gebedenboeken bijvoorbeeld P. Robbers (red.) (1961). Gebedenboek: morgen- en

avondgebed voor elke dag van de week.

188 R.S. Wieck (1988). The Book of Hours in Medieval Art and Life. p. 27.

189 L.R. Poos (1988). Social History and the Book of Hours. In R. S. Wieck. The book of Hours in Medieval Art

and Life. p. 33

190 C. de Hamel (1986). A history of illuminated manuscripts. p. 185. 191 Poos (1988). Social History. p. 33

59

religieuze geloofsovertuigingen uit de mode raakten of ze, zoals in delen van Protestants Europa, na een verbod op het lezen ervan door paus Pius II in de vergetelheid raakten.192

192 C. de Hamel (2013). Books of Hours and the Art Market. In S. Hindman en J.H. Marrow (ed.). Books of

Hours Reconsidered.p. 42; en S. Hindman (2013). Books of Hours-State of the Research. In S. Hindman en J.H. Marrow (ed.). Books of Hours Reconsidered. p. 5

60

3.1.2 Inhoud

Een getijdenboek bood de ‘gewone mens’ derhalve een middel waarmee meegedaan kon worden in de dagelijkse ronde van gebeden en vereringen dat het leven van priesters en monniken typeerde. Tevens vormden getijdenboeken uitingen van nieuwe vormen van geïndividualiseerde vroomheid en voorkeuren voor persoonlijke heiligen.193

Zoals vermeld werd er gebeden volgens getijden, min of meer vaste tijdstippen aangegeven door het luiden van de kerkklok. Het begrip ‘getijde’ dekt twee afzonderlijke begrippen: 1) ‘getijde’ als een officie, zoals het Officie van Onze Lieve Vrouw (Mariagetijden), dat uit acht ‘uren’ bestaat; 2) ‘getijde’ als elk van de acht ‘uren’ die samen dit officie vormen. De term ‘getijden’ kan dus zowel op het geheel, de officie, als op de afzonderlijke delen, de uren, van dit geheel slaan.

Elk uur is opgebouwd uit verschillende elementen. Het gebed wordt geopend met een openingsdialoog, die bestaat uit enkele palmverzen en een doxologie (lofformule).

Vervolgens komt een schriftlezing, gevolg door een beurtzang en antwoordverzen. Daarbij bevat elk uur een toepasselijke hymne of berijmd loflied met wederom een lofformule. Het geheel wordt afgesloten met een gebed en een slotdialoog.194

Elk getijde bestaat dus uit acht uren die opgebouwd zijn uit voorgaande elementen. De uren die het getijde vormden zijn geordend volgens de acht gebedsuren van de dag: de metten, het middernachtelijk gebed; de lauden, bij zonsopgang; de vier kleine uren; de priem, om zes uur; de terts, om negen uur; de sext, om twaalf uur; en de noon, om drie uur; de vespers, bij zonsondergang en de completen, de dagsluiting bij het aanbreken van de nacht.195 Deze acht gebedstijden per dag omvatten te samen de 24 uren van het etmaal en gedenken Christus’ verlossing van de ‘tijd’. Zoals wellicht wel te zien valt, was het voor clerici zeer onpraktisch om de strikte gebedstijden te volgen, laat staan voor leken, die tenslotte ook nog moesten werken et cetera. Daarom werd het bidden van het getijdengebed in kloosters en kapittels, en in nog verdergaande mate in lekenhanden, aangepast aan het dagelijks leven.

193 Smeyers (1998). Vlaamse miniaturen. p. 191.

194 Van Dijk (1993) Methodologische kanttekeningen. pp. 210-211. 195 Idem. p. 210.

61

3.1.3 Teksten

De centrale en belangrijkste tekst in een getijdenboek zijn de Mariagetijden, gebeden die worden opgezegd ter ere van de Heilige Maagd. Daarnaast bevat een getijdenboek een aantal andere teksten, die door John Harthan in Books of Hours and Their Owners zijn ingedeeld in drie categorieën: essentieel, secundair en aanvullend.196 De essentiële teksten zijn uit het brevier, het gebedenboek van de geestelijkheid, overgenomen. Tot deze essentiële teksten behoren, behalve de Mariagetijden, de kalender, de boetpsalmen en litanie van alle heiligen, de dodenvigilie en de suffragia.

Net als het brevier trok ook het getijdenboek extra teksten aan. De secundaire teksten werden niet altijd, maar wel vaak opgenomen. Hiertoe behoren de Evangelielessen, de

Kruisgetijden, de Getijden van de Heilige Geest en twee gebeden tot Maria, namelijk Obsecro te en O Intemerata.

De mogelijkheden voor de aanvullende teksten zijn eindeloos: ze konden al naar gelang de wens (en het vermogen) van de bezitter worden toegevoegd. Zo kon bijvoorbeeld het gebed ‘de Zeven laatste woorden van Christus aan het Kruis’ worden toegevoegd, of het Salve Regina. In Noord-Nederland werd, onder leiding van Geert Grote, de leider van de Moderne Devotie-beweging, de Getijden van de Eeuwige Wijsheid toegevoegd. Deze beweging had een enorme invloed op privé-devotie, met name omdat Geert Grote het

getijdenboek vanuit het Latijn naar de volkstaal vertaalde. Aangezien alle getijdenboeken die in dit onderzoek besproken worden in het Latijn zijn geschreven, zal ik niet verder ingaan op de Moderne Devotie beweging en verwijs ik voor informatie over die beweging naar de literatuur.197

Niet alleen het aantal, ook de volgorde van de teksten in een getijdenboek stond niet vast. Behalve de kalender, die zich vrijwel altijd aan het begin van het werk bevond, stond de keuze tot de volgorde vrij. Hoewel het nu kan lijken dat er geen enkele logica achter

getijdenboeken zat, was die er wel degelijk. Over het algemeen volgden getijdenboeken een redelijke standaardvolgorde, die ik bij het bespreken van de teksten aan zal houden.

Om het nog ingewikkelder te maken, zijn er ook nog verschillen te detecteren in het vermelden van heiligen binnen de getijden en in de kalender. De vermelde heiligen en de volgorde van die heiligen in de Mariagetijden, de dodenvigilie, de litanie en de suffragia kunnen van getijdenboek tot getijdenboek verschillen, afhankelijk van de beoogde plaats van

196 Harthan (1977). Books of Hours. pp. 14-15.

197 Zie voor meer informatie over de Moderne Devotie bijvoorbeeld R.Th.M van Dijk (2012). Twaalf kapittels

62

gebruik. Tot aan het Concilie van Trente (1545-1563), stond het elke bisschop vrij zijn brevier op te stellen of aan te passen voor zijn eigen diocees. Dit had tot gevolg dat elk bisdom zijn eigen gebruik, de zogenaamde ‘usus’, had. Deze gewoonte werd doorgetrokken naar

getijdenboeken, waardoor we onder andere de usus van Brugge, Reims en Sarum (Salisbury) kunnen aflezen.198 De belangrijkste, te vinden in het overgrote gedeelte van de boeken, waren de usus van Rome en Parijs. Omdat deze usus dus opgesteld werd aan de hand van de

beoogde plaats van gebruik, kan het een goede aanwijzing zijn tot het lokaliseren van een handschrift. We moeten hierbij wel in de gaten houden dat bij die lokalisering gaat om de plaats van gebruik, niet van vervaardiging.

Kalender

In de Middeleeuwen werd iedere dag een gebeurtenis in het leven van Christus of een heilige herdacht, meestal de dag van overlijden.199 Het doel van de kalender was dezelfde als van de kalenders in de liturgische boeken, namelijk de gebruiker informeren welke heilige(n) op welke dag(en) vereerd moest(en) worden. Verschillende kleuren – zwart, rood, blauw en heel soms puur goud – werden gebruikt voor het aangeven van deze heiligen. Behalve dat die kleuren de folia (bladen) een mooi aanblik boden, hadden ze ook een functioneel doel.200

Belangrijke Kerkelijke feestdagen, zoals Kerst en Pasen, evenals feestdagen van belangrijke apostelen werden in rode of blauwe inkt weergegeven en in zeer kostbare boeken versierd met bladgoud, waarmee geduid werd op het belang van die dag en de verplichting gegeven om die dag te vieren.201 Minder belangrijke feestdagen en heiligen werden in zwarte inkt opgetekend. Behalve belangrijke heiligen die in het hele Kerkelijke gebied werden vereerd, werden ook heiligen die slechts in een bepaalde regio of bisdom werden vereerd in rood genoteerd, vaak afhankelijk van de eerdergenoemde usus. Zo werd bijvoorbeeld Pontianus (14 januari) alleen in het bisdom Utrecht vereerd. Een kalender kan dus een belangrijke aanwijzing bevatten over de beoogde plaats van gebruik van een bepaald getijdenboek.

Behalve feestdagen die een vaste datum van viering hadden waren er, en zijn er tegenwoordig nog steeds, de veranderlijke feestdagen. Zo is er het belangrijkste feest van de Kerk, Pasen, en de feestdagen die zijn gekoppeld aan de Paasdatum. Pasen is sinds het

Concilie van Nicea in 325 vastgesteld op de zondag na de volle maan na 21 maart. Omdat alle

198 R. Clemens and T. Graham (2007). Introduction to manuscript studies. pp. 208-209.

199 J.P. Gumbert (2004). In plaats van zakagenda’s. In M. Mosterd (et al.). Eeuwig gaat voor ogenblik. p. 216.

Hilversum: Verloren.

200 Harthan (1977). Books of Hours. p. 15.

63

geschreven middeleeuwse kalenders eeuwigdurend zijn, bevatten ze wel lijsten van de dagen en de vaste feesten per jaar, maar de weekdagen en veranderlijke feesten ontbreken.202 Hoe

wist men dan op welke dag die feesten gevierd moesten worden? Dat moest uitgerekend worden aan de hand van de twee kolommen die links in de kalender staan. De eerste kolom, een serie getallen, zijn de zogenaamde Gulden Getallen. De tweede, met letters deze keer, zijn de Zondagsletters. Met behulp van deze kolommen konden de zondagen van het jaar

vastgesteld worden en aan de hand daarvan konden Pasen en de gekoppelde feesten vastgesteld worden.203

Hennessy-getijdenboek, f. 2. ca. 1530-1535, Brugge.

Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Inv. Ms. II 158. f. 2

De zwarte inkt, waarin de minder ‘belangrijke’ heiligen werden genoteerd is hier iets vervaagd. De belangrijke heiligen, die in rood zijn opgetekend, zijn nog wel duidelijk te onderscheiden.

Uiterst links ziet men een kolom met de Gulden Getallen, daarnaast een kolom met letters A-G: de Zondagsletters.

Evangelieperikopen

De Evangelieperikopen worden, als ze in getijdenboek voorkomen, meestal achter de kalender geplaatst.204 De tekst bestaat doorgaans uit vier lezingen, voor elke evangelist één, die de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van Christus beschrijven alsook het proces van de verlossing. De perikopen beginnen met Johannes, die het mysterie van de Incarnatie

beschrijft. Johannes wordt opgevolgd door Lucas, die verhaalt over de Annunciatie, waarin de aartsengel Gabriel aan Maria verschijnt om aan te kondigen dat de Verlosser bij haar zal

202 Gumbert (2004). In plaats van zakagenda’s. p. 216. 203 Idem. p. 217.

64

worden geboren. Mattheus is de volgende die ten tonele verschijnt en de geboorte van

Christus beschrijft, zijn aanbidding door de drie Magi en het gebod van de engel aan Jozef om Maria en het Christuskind mee naar Egypte te nemen. Als laatste mag Marcus zijn relaas doen over de laatste verschijning van Christus na de Wederopstanding en zijn Hemelvaart.205 Met deze lezingen werd dus in vogelvlucht het leven van Christus op aarde beschreven. Af en toe is een vijfde lezing in getijdenboeken te vinden, namelijk nog een lezing van Johannes, die verhaalt over de Passie van Christus, van Arrestatie tot Kruisiging en Graflegging. Deze lezing werd met name populair in de zestiende eeuw.

De lezingen werden tijdens de mis gebruikt tijdens de vier belangrijkste Kerkdagen: Kerst, Annunciatie (25 maart), Openbaring (6 januari) en Hemelvaart. In de tijd dat de meerderheid van de bevolking nog geen eigen Bijbel bezat was dat dé manier mensen toch kennis te laten maken met de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van Christus.206

Gebeden tot Maria

De twee gebeden tot Maria werden in de vijftiende en zestiende eeuw in toenemende mate een onmisbaar onderdeel van het getijdenboek. Als het ene gebed erin staat, staat de ander er ook vrijwel zeker in en meestal zijn ze bij elkaar geplaatst. Hoewel ze geen vaste plek in het boek hebben, worden ze meestal tussen de Evangelieperikopen en de Mariagetijden geplaatst. De gebeden, bekend door hun incipits (openingswoorden) Obsecro te en O intemerata, zijn beide geschreven in de eerste persoon enkelvoud en direct gericht tot de Maagd.207 Het zijn

hartstochtelijke verzoeken van degene die bidt tot bemiddeling van de Maagd. De gebeden behoren tot de meest ontroerende teksten van getijdenboeken en geven sfeer van de late Middeleeuwen weer, aangezien ze verband houden met de cultus van de Maagd en haar rol bij de Verlossing.

Obsecro te (Ik verzoek u) begint met het aanroepen van de Maagd en het reciteren van

haar kwaliteiten. Het gebed smeekt dan om de hulp van Maria door haar te herinneren aan de vreugdevolle rol die Maria speelde bij de Incarnatie. Daarna gaat het gebed verder naar het verdriet en de rol die ze speelde bij de Kruisiging. Ten slotte wordt via het gebed de bijstand van Maria aangeroepen bij alles wat de gelovige doet en wordt de Maagd verzocht zich aan de gelovige te openbaren op het moment van zijn of haar overlijden.208

205 Clemens and Graham (2007). Introduction. pp. 208-209. 206 Idem. pp. 212

207 R.S. Wieck (2008). The Book of Hours. In R. Hammerling (ed.). A History of Prayer. p. 406. 208 Clemens and Graham (2007). Introduction. p. 212.

65

O intemerata (O onbevlekte Maagd) is iets korter en is vrijwel gelijk van toon en structuur als het Obsecro te. In dit gebed worden echter zowel de Maagd als Johannes, ‘de discipel dien Jezus liefhad’, aangeroepen. Zij worden beide aangeroepen als getuigen bij de Kruisiging en wegens die gebeurtenis hun speciale band met de gekruisigde Christus. Via het gebed worden