• No results found

4.1 Corpus

De handschriften die zijn opgenomen in dit onderzoek zijn in eerste instantie geselecteerd op basis van het schrift. Het criterium hiervoor was dat het moest gaan om handschriften met schrift in een italianiserende rotunda, geen zuivere rotunda. Feitelijk komt het dus neer op handschriften waarin is gepoogd de tekst in een zuivere rotunda te noteren, maar waarin ‘foutjes’ zitten. Dit verschijnsel wordt nog verder uitgelegd in 4.2.1. Dit uitgangspunt betekent dat er dus geen handschriften opgenomen zijn met schrift in een noordelijke textualis, humanistica of andersoortig schrift.

De selectie werd daarna toegespitst op handschriften met verluchting in de Gent- Brugse Stijl. Het aspect van de verluchting wordt verder uitgelegd in 4.2.3. Dat de handschriften opgenomen in het onderzoek met name de bijzonder rijk gedecoreerde handschriften zijn is grotendeels te danken aan de manier van samenstellen van het corpus. Het gros van de handschriften is gevonden in kunsthistorische werken, zoals Vlaamse Miniaturen van Maurits Smeyers, en tentoonstellingscatalogi. Hierin worden vrijwel zonder uitzondering en logischerwijs alleen de rijkst verluchte handschriften getoond. Eenvoudigere handschriften zijn simpelweg in mindere mate overgeleverd, voor kunsthistorici minder interessant en, als ze al bewaard zijn, moeilijker te vinden. Tevens is het, gezien de grote (nood-) namen van de verluchters van de handschriften in dit onderzoek, de vraag of er überhaupt eenvoudigere handschriften met italianiserend schrift en verluchting in Gent- Brugse Stijl vervaardigd werden, daar het vrijwel zonder uitzondering ging om luxe exportartikelen.

De periode waarin deze handschriften vervaardigd zijn beslaat circa een eeuw, van 1460 tot 1540. Dit komt overeen met de hoogtijdagen van de Gent-Brugse verluchting. Bovendien nam na die tijd ook de populariteit van het rotunda-schrift af, tot het helemaal werd verdrongen door het humanistische schrift. Ten slotte hangt het einde van die periode dan ook nog samen met het vertrekken van de Italianen uit Brugge en de afnemende populariteit van getijdenboeken als genre.

Het corpus van handschriften beslaat uiteindelijk veertien getijdenboeken, die zich thans over de hele wereld bevinden: van de Verenigde Staten, via Engeland, Nederland, Duitsland, België, Spanje en Italië, tot aan Australië. De opgenomen handschriften zijn de volgende:

97

1. Book of Hours. Baltimore, Walters Art Gallery, Walters MS W. 177. Hierna: Walters W. 177.

Datering ca. 1460-1470

Lokalisering Brugge

Verluchter(s) Kring van Willem Vrelant.

2. ‘Grisaille Book of Hours’. Baltimore, Walters Art Gallery, Walters MS W. 180. Hierna: Walters W. 180.

Datering ca. 1460-1470

Lokalisering Brugge

Verluchter(s) Onbekende verluchter, beïnvloed door Willem Vrelant.

3. Getijdenboek van Willem Moreel. Den Haag, Museum Meermanno-Westreenianum, Hs. 10 F 13. Hierna: MMW 10 F 13.

Datering ca. 1479

Lokalisering Brugge

Verluchter(s) Onbekend

4. Libro d’ore. Città del Vaticano, Biblioteca Apostolica Vaticana, ms. 10293. Hierna: Vaticaan 10293.

Datering ca. 1500

Lokalisering Gent of Brugge

Verluchter(s) Werkplaats van de Meester van de Davidscènes in het

Breviarium Grimani.

5. Book of Hours. London, Sir John Soane’s Museum, ms. 4. Hierna: Soane (-getijdenboek).

Datering ca. 1500

Lokalisering Vlaanderen

98

6. Book of Hours. Baltimore, Walters Art Gallery, Walters MS W. 427. Hierna: Walters W. 427.

Datering ca. 1500

Lokalisering Gent of Brugge

Verluchter(s) Meester van de Gebedenboeken van rond 1500,

Meester van het Dresdense gebedenboek, Meester van

de Davidscènes in het Breviarium Grimani.332

7. Book of Hours. Baltimore, Walters Art Gallery, Walters MS W. 428. Hierna: Walters W. 428.

Datering ca. 1500

Lokalisering Brugge (?)

Verluchter(s) Meester van de Gebedenboeken van rond 1500.

8. Book of Hours. Baltimore, Walters Art Gallery, Walters MS W. 429. Hierna: Walters W. 429.

Datering ca. 1500

Lokalisering Brugge (?)

Verluchter(s) Meester van de Gebedenboeken van rond 1500 en

werkplaats.

9. Rothschild Hours. Canberra, National Library of Australia, Kerry Stokes Collection. Hierna: Rothschild (-getijdenboek).

Datering ca. 1505-1510

Lokalisering Brugge/Gent

Verluchter(s) Simon Bening, Gerard Horenbout, Meester van Jacobus

IV van Schotland, Maximiliaanmeester, Meester van de

Gebedenboeken van rond 1500.333

332 De Meester van de Gebedenboeken van rond 1500 is niet geïdentificeerd en dus alleen bekend via deze

noodnaam. Hij heeft meerdere gelijksoortige namen zoals de Meester van de Gebedenboeken van omstreeks 1500. Ik kies er voor de naam aan te houden zoals die door de Koninklijke Bibliotheek wordt gebruikt.

333 Zijn noodnaam is afkomstig van een volbladminiatuur van zijn hand waarop Koning Jacobus IV van

Schotland staat afgebeeld. Hoewel hij door meerdere kunsthistorici wordt geïdentificeerd als Gerard Horenbout is die theorie nog niet algemeen aanvaard en hou ik het dus bij de Meester van Jacobus IV van Schotland en Gerard Horenbout als twee afzonderlijke verluchters.

99

10. Spinola Hours. Los Angeles, J. Paul Getty Museum, Ms. Ludwig IX 18. Hierna: Spinola (-getijdenboek).

Datering ca. 1510-1520

Lokalisering Brugge of Gent

Verluchter(s) Meester van Jacobus IV van Schotland (hoofdverluchter,

geïdentificeerd als) Gerard Horenbout, werkplaats van de

Maximiliaanmeester, Meester van het Dresdense

gebedenboek, Meester van de Lübeck Bijbel en Meester

van de Gebedenboeken van rond 1500.

11. Da Costa Hours. New York, J. Pierpont Morgan Library, MS M. 399. Hierna: NY M 399.

Datering ca. 1515

Lokalisering Brugge of Gent

Verluchter(s) Simon Bening en werkplaats.

12. Chatsworth Hours. Hierna: Chatsworth (-getijdenboek).

Datering Midden / eind 1520

Lokalisering Waarschijnlijk Gent

Verluchter(s) Meester van Jacobus IV van Schotland en werkplaats.

13. Hennessy-getijdenboek / Les Heures de Notre Dame dites de Hennessy. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Inv. Ms. II 158. Hierna: Brussel II 158.

Datering ca. 1530

Lokalisering Brugge

Verluchter(s) Simon Bening

14. München-Montserrat Hours. Montserrat, Montserrat Abbey, Ms. 53. München,

Bayerische Staatsbibliothek, Ms. Lat. 23638. Los Angeles, J. Paul Getty Museum, Ms. 3 (84.ML.83). Hierna: München-Montserrat (getijdenboek)

Datering ca. 1535-1540

Lokalisering Brugge

100 4.2 Te onderzoeken elementen

Elk individueel handschrift heb ik onderzocht op vier elementen, namelijk schrift, inhoud, verluchting en provenance. Tevens heb ik steeds een extra optie ‘bijzonderheden en opmerkingen’ in de bijlage toegevoegd voor het geval ik nog iets noemenswaardigs tegenkwam. Was dit het geval, dan zijn deze extra aspecten in het onderzoek in één van de vier elementen opgenomen. De uitgebreide handschriftbeschrijvingen zijn in de bijlage weergegeven. In het onderzoek zijn daar de overeenkomsten, verschillen en opmerkelijke dingen uitgevist en vermeld. Tevens zijn in het onderzoek niet alle platen weergegeven, maar slechts enkele of delen ervan ter illustratie. Zo heb ik bij het schrift, bijvoorbeeld, een stukje uit de tekst ‘geknipt’, waarvan de uitgebreide versie dan in de bijlage staat. Hoewel ik altijd heb geprobeerd een stukje uit te ‘knippen’ waar zoveel mogelijk van de besproken kenmerken in aanwezig zijn, kan het voorkomen dat wellicht niet alle genoemde kenmerken te zien zijn. Deze kunnen dan gevonden worden in de grotere weergaven in de bijlage.

Aangezien van niet elk getijdenboek evenveel te bezichtigen is, omdat niet alle handschriften gedigitaliseerd zijn en het aantal platen in de literatuur variabel is, heb ik mij gehouden aan het principe van de representativiteit, waarbij ik er vanuit ben gegaan dat de folia die beschikbaar zijn representatief zijn voor het hele handschrift.

101

4.2.1 Italianiserend schrift

Wat is nu precies het zogenaamde ‘italianiserende schrift’? Gezien de datering van de handschriften, variërend van ongeveer 1460 tot 1540, zou een gotisch schrift voor de hand liggen voor boeken die in Vlaanderen zijn vervaardigd, preciezer: een gotische littera textualis. Het gotische schrift verscheen voor het eerst in de elfde eeuw in Vlaanderen en Noord-Frankrijk.334 Waar het schrift in de tiende eeuw wat de grondvormen betreft nog op de Karolingische schriftvormen gebaseerd was, werd het in de loop van de elfde eeuw stijver en scherper. In deze pre-gotische periode werd het schrift smaller, werden de letters dichter op elkaar geschreven en werden de stokken en staarten korter gemaakt.335 Een opvallend element in dit schrift is bijvoorbeeld dat alle letters, met inbegrip van de lange-s, op de regel komen te staan. Bij de afzonderlijke lettervormen zien we dat de ronde a (ɑ) een dubbele-a wordt, waar de d een rechte of naar achter gebogen schacht had, krijgt die nu een meer horizontale

schacht, terwijl later het laatste pootje van de h tot onder de schrijflijn wordt verlengd en aan het woordeinde het gebruik van een zogenaamde krakeling-s wordt ingevoerd. Het gebruik van de brede pen, die in de Karolingische periode uit de mode was, komt weer terug. Het maken van gelijke voetjes aan elk letterdeel dat loodrecht op de schrijflijn staat, de stokken en de pootjes, komt ook in mode. De letteraanzetjes aan de bovenkant van letters worden op dezelfde manier uitgevoerd als de voetjes, waardoor breking van de verticale letterdelen ontstaat. Die breking wordt vervolgens ook toegepast op ronde letterdelen. Aanvankelijk is de breking nog een hoekige bocht die niet op alle ronde vormen wordt toegepast. Na 1200 wordt de breking steeds duidelijker en algemener en ontstaat de textura, of de littera gothica

textualis.336 Een laatste kenmerk van het gotische schrift is de rondboogverbinding. Waar

ronde letterdelen van twee opeenvolgende letters elkaar raken wordt, om sneller te kunnen schrijven, het afsluitende ronde letterdeel van de ene letter gecombineerd uitgevoerd met het beginnende ronde deel van de volgende letter.337 De rondboogverbindingen zijn in het schema op de volgende bladzijde weergegeven op de onderste regel.

334 B. Bischoff (1990). Latin Palaeography. Translated by D.O. Cróinin and D. Ganz. pp. 127-129.

335 B. Engelhart en J.W. Klein (1988). 50 eeuwen schrift: een inleiding tot de geschiedenis van het schrift. p.

158.

336 F. van der Linden (1983). Over letters en schrift en de beginselen van het schrijven. p. 86. 337 Engelhart en Klein (1988). 50 eeuwen schrift. p. 161.

102

Karolingische minuskel Gotische textura, of littera gothica textualis

met op de onderste regel rondboogverbindingen

In de gotische periode zijn verschillende schriftsoorten te onderscheiden. Veralgemeniserend kan men de gotische schriften in drie soorten onderverdelen, die te herkennen zijn aan de vorm van de a, het wel of niet voorkomen van lussen aan de stokletters en het wel of niet verlengen van de f en de lange-s tot onder de schrijflijn. Ik heb de drie typen, de periode van ontstaan en hun kenmerken in onderstaand schema gezet.

a l s

Textualis Vanaf ca. 1200

Altijd in twee verdiepingen

l heeft geen lus Stok altijd op regel

Cursiva Vanaf ca. 1350

Enkele a (ɑ) l heeft wel lus s door regel heen

Hybrida Vanaf ca. 1420

Enkele a (ɑ), gemeen met cursiva

Stokletter geen lus, gemeen met textualis

Lange s door regel heen, gemeen met cursiva

Het schrift in de hier besproken getijdenboeken is dus duidelijk geen cursiva of hybrida, aangezien in die schriften een enkele a (ɑ) wordt gebruikt, en in de hier weergegeven

handschriften zien we een a in twee verdiepingen. De schriftsoort is dus een textualis, hoewel enkele lettervormen nog afwijken. Dit is niet vreemd, aangezien er ook binnen de

hoofdcategorie textualis weer verschillende soorten en vormen te bespeuren zijn. De hier weergegeven textualis is de noordelijke variant, met name populair in Duitsland en de Nederlanden. Door de dicht op elkaar geschreven letters, de dikke schachten en het gebruik van een brede pen, doet het gotische noordelijke textualis-schrift nogal stijf, hoekig en donker aan. Het schrift dat we tegenkomen in de hier besproken getijdenboeken is ronder, opener en zelfs ietwat sierlijk.

103

‘Italianiserend schrift’. Detail uit Walters W. 427. ‘Italianiserend schrift’. Detail uit het München-

Montserrat getijdenboek.

Enkele grootmeesters uit het boekenvak, Christopher de Hamel, Jan Peter Gumbert en Jos Biemans, omschrijven het hier gedetecteerde schrift als volgt:

(de Hamel) (..) a rounded Italianate script (..).338

(Gumbert) (..) the general tone of Italian script: the roundness and spaciousness, the moderate blackness, and that ‘something’ in the stroke that I call a coolness

or a dryness.339

(Biemans) (..) minder ‘gebroken’ lijnen, dus ‘ronder’ (..).340

Alle drie de heren noemen het in de artikelen een Italiaans, of beter ‘italianiserend’ schrift. Gumbert gaat er even verderop dieper op in:

(..) the a with its small belly and with heavy diagonal stroke, and a wide head; the round d with an exaggeratedly flat head; (..) the trick of the m and n: the first leg or legs of these letters should end straight and flat, the last one slanted.341

Biemans wijst dan nog op typische lettervormen, zoals: “(..) de kopjes-a en de lange-s en f zonder voetjes, alsmede het ‘ronde’ aspect (…) die kenmerkend zijn voor het late, Italiaanse gotische boekschrift”.342

De hier gebruikte schriftsoort moet dus in de Italiaanse hoek worden gezocht. De Italiaanse route naar de gotiek was iets anders dan in het noorden van Europa: de gotiek drong in Italië in veel mindere mate door. De ontwikkeling van het Karolingisch naar het gotisch schrift ging, net zoals in het Noorden, gepaard met het gebruik van de brede pen, het

338 C. de Hamel (1983). Reflexions on the trade in Books of Hours in Ghent and Bruges. In J.B. Trapp (ed.)

Manuscripts in the fifty years after the invention of Printing. p. 31

339 J.P. Gumbert (2008). Can a Fleming write Italian? In A.M.W. As-Vijvers (ed.) Manuscript studies in the Low

Countries: proceedings of the ‘Groninger Codicologendagen’ in Friesland, 2002. p. 210.

340 Biemans (2004). Handschrift en druk. p. 30.

341 Gumbert (2008). Can a Fleming write Italian? p. 210. 342 Biemans (2004). Handschrift en druk. p. 30.

104

verkorten van de stokken en schachten en het dichter op elkaar schrijven van de letters.343 Een

verschil is dat in het Italiaanse schrift veel minder breking en letterversmalling toegepast.344

Het gebruik van de ronde d met een vrijwel horizontale schacht werd overgenomen vanuit de noordelijke textualis, maar het tweede pootje van de h werd niet verlengd tot onder de

schrijflijn maar bleef er op staan. De bogen werden wel hoekiger, maar bleven ongebroken. Wel was men ook ten zuiden van de Alpen liefhebber van veel rondboogverbindingen. Nog weer een andere grootmeester, Albert Derolez, betoogt dat de mediterrane vormen van de textualis voor het gemak samengebracht kunnen worden onder de noemer ‘rotunda’, ondanks dat niet alle vormen echt rond, en soms zelfs hoekig van vorm zijn.345

Veralgemeniserend kan echter gezegd worden dat de zuidelijke versie van de textualis bovenal gekarakteriseerd wordt door de rondheid van bogen, met name zichtbaar in de letters b, c, d, e, h, o, p, q en de ronde-s. De hoekigheid van de textualis werd echter niet helemaal vermeden, zoals nog te zien is in de a en de g. Opvallende kenmerken van de rotunda zijn dan nog dat de voetjes van de letters géén schreefjes krijgen zoals ze dat bij de noordelijke, gestileerde textualis wel krijgen; de uiteinden van de stok- en staartletters blijven ongedecoreerd.346 Voorts gaat Derolez verder met de beschrijving van individuele

lettervormen die afwijken van de noordelijke textualis.347 Voor een sneller overzicht heb ik ze

in onderstaand schema gezet. Voor de duidelijkheid heb ik alleen de voor dit onderzoek interessante (dus afwijkende) lettervormen opgenomen. De l, bijvoorbeeld, wordt op dezelfde manier genoteerd als in een noordelijke textualis en is in dit kader dus niet interessant.

a Slechts één vorm, namelijk de a in twee verdiepingen; de ronde ɑ is onbekend en zou ook niet passen in een textualisschrift. De letter wordt gevormd door een diagonale neerhaal naar links en een breed lijnstuk dat op de schrijflijn staat. De bovenste boog is meestal open of wordt gesloten door een haarlijn.

b Wordt gekenmerkt door een bijna cirkelvormig buikje.

c Wederom een cirkelvorm. Vaak is het lastig een onderscheid met de e te maken, omdat de horizontale streep van de e een haarlijn is.

d Er komen in de rotunda twee verschillende vormen van de d voor. De d met de horizontale stok is overgenomen uit de noordelijke textualis, hoewel de stok korter is en nog platter lijkt te liggen tot het bijna een geheel horizontale streep is. Ook de karolingische d met de rechte stok wordt gebruikt en beide kunnen in één tekst voorkomen. In de vijftiende en zestiende eeuw valt een verhoogd gebruik van de d met de rechte stok waar te nemen.

343 Engelhart en Klein (1988). 50 eeuwen schrift. p. 168 344 Van der Linden (1983). Over letters en schrift. p. 88.

345 A. Derolez (2003). The Palaeography of Gothic Manuscript Books: From the twelfth to the Early Sixteenth

Century. p. 102.

346 Derolez (2003). The Palaeography. pp. 102-104. 347 Idem. pp. 104-107.

105

e Cirkelvorm. Zoals al vermeld bij de c, soms zijn c en e lastig van elkaar te onderscheiden omdat de dwarsstreep van de e slechts een haarlijn is.

f De f heeft aan de linkerkant een klein uitsteeksel of een kleine ‘doorn’, het begin van de dwarshaal (zie ook bij de staande-s). De letter eindigt plat op de schrijflijn. g Het linker element wordt gevormd door een enkele, naar rechts gebogen

pennenstreek, waarbij de bovenste horizontale streek de bovenste ronding sluit met een rechte vlag, waar mogelijk, tegelijkertijd een verbinding met de volgende letter maakt (zie 1).

Een andere vorm van de g mist deze vlag (zie 2). Deze vorm komt in de rotunda veel vaker voor dan in de noordelijke textualis. Hier wordt de onderste ronding gesloten met eenzelfde haarlijn als bij de a.

In vroeg geschreven teksten en teksten van minder hoge kwaliteit gebruikte men nog wel eens een vorm als 3, die sneller te schrijven was.

1. 2.

3. h In tegenstelling tot bij de noordelijke textualis wordt het tweede pootje van de h in

het rotunda-schrift niet tot onder de schrijfregel verlengt, maar blijft het op de regel staan en wordt het bijna rond gemaakt.

i De verlengde i of j werd in de rotunda alleen achter de korte i gebruikt. In

tegenstelling tot bij de noordelijke textualis werden onderscheidende tekens op de i nauwelijks gebruikt. Dit valt mogelijk te verklaren uit het feit dat zulke

toevoegingen ook in het karolingische schrift niet voorkwamen. Wellicht speelt mee dat de pootjes van de m en n niet zo snel verwisseld konden worden met de i als bij de noordelijke textualis. Indien wel aanwezig, dan is het haaltje boven de i een nauwelijks zichtbare haarlijn.

m Eerste twee poten staan recht op de schrijflijn, de achterste poot zonder schreef met maximaal een klein haaltje onderaan de poot. De m aan het eind van een woord of zin werd vaker vervangen door een teken in de vorm van een Ʒ dan in de noordelijke textualis. Het teken nam minder plaats in dan de gewone m. Dit verklaart het feit dat het Ʒ-teken zo vaak aan het eind van zinnen voorkomt, als een redmiddel om een tekst binnen de liniëring te houden. Het Ʒ–teken werd soms als letter op de schrijfregel geplaatst en soms als doorloper tot onder de schrijflijn.

n De eerste poot staat recht op de basislijn, de achterste poot zonder schreef met maximaal een klein haaltje onderaan de poot.

r De rotunda biedt, net als de noordelijke textualis, twee mogelijkheden voor de r: de Karolingische rechte r die op de schrijflijn eindigt (1), en de ronde r (2). Hoewel het gebruik van de ronde r alleen ‘verplicht’ was na de o, werd deze letter veel vrijer gebruikt in Italië dan in het noorden. In de noordelijke textualis wil de haarlijn aan het eind van de ronde r nog wel eens onder de schrijflijn doorzakken, iets wat bij de rotunda vrijwel nooit voorkomt.

1. 2.

s De s kan in de rotunda drie vormen krijgen. De meest gangbare types komen overeen met die gebruikt in de noordelijke textualis: de rechte, half-unciale s aan het begin en in het midden van woorden en de ronde of unciale s aan het eind van woorden. De rechte s eindigt op de schrijflijn (zie 1). De s en de f hebben allebei op ongeveer dezelfde plek uitsteeksel of ‘doorn’, wat verwarring kan veroorzaken. De meest voorkomende ronde s heeft een hele brede, gesloten vorm en een artificiële missende link tussen de boven- en onderhelft (zie 2). Veel vaker dan in de noordelijke textualis, werd in de rotunda de ronde s aan het eind van woorden vervangen voor een s die door de schrijflijn heen zakte (zie 3). Deze variant komt vaak aan het eind van regels voor.

1. 2.

3.

u De puntige vorm van de u, de v, is niet vreemd in de Italiaanse rotunda aan het begin van woorden, maar werd vrij weinig gebruikt. Door de hele Middeleeuwen heen gebruikten de Italiaanse kopiisten vrijwel altijd de ronde u.

x Drie vormen van de x komen voor in de rotunda. Bij de eerste en de tweede, zie 1 en