• No results found

GERRIT ZWART

In document OVORM: SIGNATUUR M (pagina 104-150)

I.

Over het dorp ging altijd de zware ademhaling van de zee;

het lag gezonken aan den voet van den hoogen duinrand, die in 't zuiden plots afbrak; daar was -de riviermond, binnen de ange rechte pIeren, waar de golven op braken en v rstoven in flarden van bruisend schuim.

liet dorp, plat en onaanzienlijk, zonder zichtbaar middel-punt van kerk of toren, was een schamel complex van kleine ambtenaarswoningen, armetierig tegen elkander gedrongen

<>nder twee lange, grauw verweerde daken, Ol t en groote rechthoekige binnenplaat' er tu schen, waar daags altijd pompslingers piepten, waschgoed wapperde aan drooglijnen, waar bloemen kwijnden in zanderige perkjes, schrale kippen droefgeestig kakelden en vrouwestemmen telkens kijvend of schreeuwpratend opklonken.

Dat waren de ambtswoningen der kommiezen en wakers;

nog meer huisjes stonden er, een grootere wonina met een verveloozen vlaggestok van den ch f-verificateur, het schooltje, met het huisje van het hoofd, een paar groen geverfde woon-I·eeten van tijdelijke waterstaatbeambten; verderop, na een wonderlijk weidsch postkantoortje van h I roode baksteen met geel verglaasde banden, wat simpele winkeltjes, een bakker, en slager, een h rbergje, de kleine pastorie, het torenlooze lage kerkgebouwtje, het huisje ven d n v Idwachter, nog een paar andere keeten, van den opzichter van de betonning en een paar seinwachters; die stonden er allen zoo wonderlijk, of ze eenmaal opgenomen door een windhoos, gekraakt

neerge-204 GERRIT ZWART

smakt waren, kris kras in ordelooze scheeve verdwazing; met tusschen hen in veelal groote vakken duinzand, troosteloos schraal, welk zand vaak in ruizelende hoosjes tegen het ver-weerde glas der raampjes werd gejaagd.

De steegjes en wegjes hadden nergens eenig plaveisel; het weggeworpen huisvuil verdroogde er op of rotte er weg, al naar gelang de zeeadem heet schroeide in zomersche dagen of klammig in killen mist bleef hangen, dagen en dagen over dit stille uithoekje aan de kust.

Landin~aarts, op het verlengde der pieren, waren de lage groene dijken langs de rivier, met het vlakke verre polder-land aan de overzijde; rechts, naar zee toe, stond de seinin-richting als een reusachtig telraam met weggeraakte balletjes;

peervormige en ronde manden werden daar overdag telkens aan touwen opgeheschen of neergehaald; vlak <laarbij lagen altijd op het drooge gehaalde, gedeukte, oude boeien als vreemde plompe zeedieren met korsterig aangelaade buiken, waar de menie, onder de afgeschampte verf, bloederig door-heen streepte.

Op de rivier was de staag drukke vaart der booten en schepen van en naar de groote havenstad en boven de adem-haling van de zee, loeiden telkens de zware stoomfluiten over het dorp heen en dreunde de machtige beuking der schrot!ven in het water, dat de ramen der huisjes trilden.

Dieper landwaarts, aan de rivier, stonden het groote spoor-wegstation en de douanegebouwen; overdag brachten slechts enkele lokaaltreintjes, getrokken door kleine lokomotieven met lange dunne halzen, een paar maal een handvol reiziaers b aan: kommiezen, die terugkeerden van een bewaking, een postbode, een paar loodsen, een enkele dorpsbewoner, die boodschappen had gedaan in de stad, doch overigens lagen zoo'n ganschen dag de breede perrons onder de

monumen-OERRIT ZWART

205

tale kap leeg en tochterig wijd-verlaten met de dan vreemd-overbodig schijnende groote borden in Engelsch en Duitsctt:

To Vienna and Budapest ... Nach Köln-Basel-Ventimiglia 'I ' To Berlin, Hamburg, Bremen.

Maar 's avonds laat snelden dreunend door het verre lage polderland, rookbrakende monsters met vurige oogen op het stiIIe dorpje toe en tegen middernacht donderden dan kort op-een, plots drie zware internationale sneltreinen het station binnen, braakten stroomen passagiers uit met karrevrachten bagage en stapels postzakken; dan straalde een zee van licht over de breede perrons, wriemelend vol haastige menschen van allerlei nationaliteit, die jachtig om "Porter's" en "Oe-p ckträger", riepen; bagage- en postkarren ratelden, de zware locomotieven ronkten en sisten en over al die hurrie en al dat lawijt loeide dan plots de zware sirene van de Engelsche boot, die aan den douanesteiger te wachten lag.

A-\aar een kwartier later, als de boot was vertrokken en de

<Jfcrekoppelde lokomotieven in wolken stoom waren

wegge-reden naar de remise, doofden de lichten weer; dan lagen opnieuw stil en verlaten de wijde perrons, waartegen nu de koude, donkere, doode treinbrokken stonden, den gansehen nacht. . I

Tot vijf uur in den morgen, dan kwamen de lokomotieven

weer terug, werden aangekoppeld, doorspoten de wachtende

Ireinbrokken met gloeienden stoom, in de coupé's schoten de lichten aan en de perron lam pen straalden opnieuw hun hel-dere schijnsels over de wijde klinkervlakken ; de Engelsche vroegboot meerde aan den steiger, zwermen reizigers ver-drongen zich even in de visitatiezaal rond de groote ovale bank, stroomden dan door vestibule en wachtkamers de per-rons op naar de wachtende treinen... To Vienna ... Nach Köln ...

Weer een kwartier later voer de boot, nu halt leeg,

stroom-206 GERRIT zw RT

op verder naar de groote havenstad, de sirene loeide ten afscheid; de drie internationale treinen schoven weg, de een na den ander, met korte opeenvolging, in bonk-sissende wolkcn stoom ....

Dan lagen in de grauwe morgenschemering onder de monu-mentale kap de brcede, ecnzame perrons weer leeg cn toch-terig, wijd-verlaten en in de stilte rondom ging alleen de zware ademhaling van de zee.

Over den vlakk n rechten weg, aangelegd door het schrale vroon en welke weg het station verbond met het dorp, liepen Verho f en Zwart, de hoofdcn en ruggen gebogen tegen den staag aangierenden zeewind.

"Waait het hier altijd zoo?" vroeg de eerste, die gemelijk zijn inbrandel1de sigaar \ egwierp, cn dan nijdig verschirkt naar zijn hoed greep, die dreigde van zijn hoofd te stormen.

" 'ou meneer ... an zee ... " antwoordde :Zwart, die Ver-hoef's valies droeg, zich even omwendde om wat pruimsap weg te spuwen met den wind mee. "An zee ... daar staat

ge-"woonlijk wel ZOO'I1 briesje ... "

"Wat je 11 briesjc noemt," mopperde Verhoct. "Enfin, jij

"als oud-zeeman ... Bij de Marinc geweest?"

"Koopvaardij, meneer... van m'n vecrtiendc jaar af ...

"Achttien reizen naar Chili gemaakt .. . "

"Zoo ... "

Zwart knikte.

"Ja, en altijd op 't zelfde schip ... bij m'n oom. Op booten

"hek nooit gevaren."

"En werd je, na zoo'n vrij zeemanslevcn toen maar liever waker bij de blastingen?" vroeg Verhoer, evcn opzij kijkend naar de forsche gestalte van Zwart.

Een geweldige kerel was dat, met zijn brecde schouders;

w I ecn kop stak hij boven hem uit n dan die grootc eeltige

GERRIT ZWART 207

handen vol bruine weervlekken bovenop en blauwe tatouages aan de harige, breede polsen; een goede dertiger kon hij zijn;

hij was blond, bij 't witte af, alsof zoowel zijn hoofdhaar als zijn borstelige wenkbrauwen en zijn kroezige baard en snor door het zeewater waren uitgeloogd en ontkleurd; in zijn dikke raode ooren, waar ook een wittig dons over lag, droeg hij kleine gouden ringen; in zijn helderblauwe oogen was ~e verre blik van den zeeman, gewend om te turen in onmetelijk wijde verschieten, maar ook - met dien vastberaden trek om den mond en de opeengeklemde kaken - de fiere norschheid van een gekooiden leeuw, zooals diens blik minachtend glijdt over den menschentroep, die hem staat aan te gapen, voor de veilige tralies van zijn gevangenis.

"

Nou meneer. . . liever ... " antwoordde Zwart, "dat

"zak niet zcggen, maar met de laatste reis kregen we

"zooveel averij, dat er geen kalefateren meer an was ...

"toen is ze gesloopt ... nou en monsteren op een stoombo~t, dat sting me niet an... daar zit geen zeemanschap m.

" "En toen ben je getrouwd ... " vulde Verhoef aan.

"Ook al," knikte Zwart.

"En een jonge vrouwen dan 't zeegat uit, dat 's ook geen werk hé?" schertste Verhocf lachend.

, ,

Nee meneer dat is 't ook niet," gaf Zwart toe, zonder

" ,

dien lach te beantwoorden.

"Enfin, jij zou je vrouw nu niet alleen achter laten," ver-volgde Vcrhoef. "Haar moeder woont immers ook bij je in?"

"Háár moeder?" vroeg Zwart, en er kwam een staalblauwe glans in zijn oogen, toen hij plots het hoofd naar Verhoef wendde, en dan ineens zachter, terwijl hij weer recht voor zich uitkeek: "Welnee, meneer ... dat's mijn eigen moeder."

,,0 zoo ... zoo, zoo ... is dat je ... ", sprak Vcrhoef wat onzeker, om die voelbare verontwaardiging in Zwart's ant-woord.

208 GERRIT ZWART

Verhoet, pas benoemd als chef-verificateur, was juist met en trein aangekomen en had noodgedwongen tijdelijk bij Zwart zijn intrek moeten nemen, wijl het dak van zijn eigen

ienstwoning was ingestormd.

Hij was tevoren eens poolshoogte komen nemen, had Zwart's vrouw en nog een oudere vrGUW toen wel even ge-zien, maar de familierelatie had hij niet zoo dadelijk begrepen.

.. je proeft hier 't zout op den wind," sprak hij, zijn drogende lippen met zijn tong bevochtigend, nadat ze een eindweegs zwijgend waren doorgestapt.

Zwart knikte zonder te antwoorden.

.:8

Kijken ... " zei Verhoef dan even later. "Jullie zijn .. hier met vier wakers-op-daggeld, hé?"

.. jawel meneer,"

.. jij en Vis en Van Ouderom en ... wie is de vierde?"

"Lombokkie meneer, Lombokkie . " of Klap heet-ie dan .. eigenlijk .. , Lombokkie dat 's zoo z'n bijnaam" en in Zwart's norsche oogen glimlachte nu even iets.

.. Die is matroos geweest?"

"Marionier meneer." Dat 's een van de Hollandsche

zee-"helden, . ," lachte Zwart nu spottend, maar zonder hatelijk-heid. "Hij heit nog zoo'n bronzen medaille gehad van een

"Lombok expeditie of zoo wat. Afijn, maar Lombokkie is nou

"ver versleten en daarom doet-ie maar studdiedoor toren-,.wacht , ,. Kan-ie z'n rimmetieke korrepus uit zitten urajen

"bij de potkachel ... "

"Maar jullie doen toch alle vier torendienst . "Ol infor-meerde Verhoef verder "en assistentendienst op de Zwerver

"cn jullie bewaken zooveel mogelijk vrachtbooten?"

Zwart knikte.

"Zoo is 't, meneer. De kommiezen bewaken ook wel c

"lTrachtbooten, maar as 't effen kan, nemen wij die waar .. Kunnen zuilie alleenig of met U mee op de

passagiers-GERRIT ZWART 209

"booten ... en waldienst doen in de douaneloods. , . en in de

"visitatiezaal , ., <iaar vallen wij buiten.,."

"Natuurlijk .. ," knikte Verhoef. "Och, jullie hebben geen

"studie gemaakt van de wetten, hé? . " En dan met vreemde talen."

Zwart haalde even zijn schouders op, zijn lippen krulden minachtend.

"Och meneer, wat talen anbelangt... dat beetje

kaai-"cngelsch, wat de komiezen door de bank kennen, daar ga

"ik ook niet voor opzij ... en 'n paar woorden Spaansch spreek

"ik ook nog wel.,."

"Des te beter, Zwart," antwoordde Verhoef, ,,'t komt altijd

"te pas. Maar zooals bijvoorbeeld .. , hoe heet die kommies ...

"Ding. ,. Dinghof . , ,?"

"Dingemans," zei Zwart, nu zonder zich zich om te wenden zijn pruimsop krachtig spuwend tegen den wind.

"Juist, Dingemans .. ," vervolgde Verhoef, "dat hoorde ik

"toevallig, toen ik laatst hier was, die spreekt werkelijk heel

"goed Engelsch en Duitseh ... en Fransch misschien ook .. ,"

"Zoo meneer .. , ja, <iat kan wel," gaf Zwart onverschillig tcn antwoord, "Dat 's toch zoo'n bizonder menseh, die

"Dingemans, meneer Dingemans , , ."

En hij lachte even verachtclijk.

Verhoef zweeg: de spoedig geprikkelde toon van Zwart ver-veelde hem; enfin, dat zou hij hem wel aflccren, als hij maar eens eerst 'n bcetje georiënteerd was op zijn nieuwe standplaats.

Ze liepen zwijgend een eind door, toen een doordringend aanloeiend geluid bcide gelijktijdig deed opkij ken; het kwam van een boot, die juist tusschcn de twee pieren binnenviel.

"Blauwpijper," zei Zwart.

"Wat heeft die geladen?"

"Kolenschuitje m neer van Nieuwkastel . , . zoo kommen d'r

"drie in dc weck en daarachter," vervolgde hij, terwijl zijn

Kassian. 14

210 GERRIT ZWART

blauwe oogen scherp tuurden naar een onduidelijke massa zwarte rook op zee, waarin Verhoef slechts vaag de kontoeren van een boot kon onderscheiden, "dat 's <Ie Hàvre-boot ...

"stukgoed ... ook zoo'n drijvende doodkist."

"Hoezoo?"

"Die heit al es dertig uur op <Ie Noordpier gezetcn, maar

"dokken, ho maar ... die centen konden d'r niet af .. 0 Die voert nog 'n stukkie zeil ook op zijn manier ... Iet U maar op ... "

Vcrhoef tuurde en zag inderdaad boven de rookwolk nu iets.

dat op een zeil geleck, als een donkeren drichock tcl:> O'cn de grauwe lucht opstaan; de zee rondom was één kolking ran vuil-grocne golvcn, doorvlckt met paarsbruine veegen; tot \'cr achter dc branding kuifden daar de schuimkoppen tusschcnin, telkens wit oplicht nd en wcer doovend.

,,'t Is nogal ruw buitcn ... " meende Verhoef.

"Volop van ebben mencer, en dan ecn straffe wcstewind cr

"tegen op ... dan lijkt dat gauw wat ... " antwoordde Zwart n dan naar de lucht kijkend met zijn jagendc grauwe wolken.

"Anders b st zeilsweertje ... "

Ze naderden nu het dorp en daar, door de beschuttint)' van <>

den hoogcn duinrand slonk de windkracht evcn tot een lichte koelte, om dan weer plots met vlagen hevig uit t schi t~n,

maar nu verraderlijk van opzij.

"Die beroerde wind hier ... I" schold Verhoef nij ig, als hij bij een haastig grijpen naar zijn hoed, zich zelf tegcn het hoofd stompte.

"Dat went wel meneer ... I" troostte Zwart, "maar ze <Iragen ,hier allemaal een pet."

Zwart's huis was het laatste van de rechtsche rij der kom-miezenwoningen.

Ze liepen langs de eenvormige vensters en deuren met haar simpel ond rscheid van gordijnen en beeldjes of

bloem-GERRIT ZWART 211

potten voor de ramen en enkele naamplaatjes op de <leuren.

Op het zandwegje dat er langs liep, was het even volkomen windstil, maar na die, schoon ruw jagende, tóch frisch zilte zeewind, was die luwte nu ongeurig zwoel van huisluochtjes, die zwalpten uit enkele open ramen en deuren.

"Asjeblieft meneer," zei Zwart zijn huisdeur voor Verhoef openduwend en dan krachtig een vette dwalm opsnuivend, die in het nauwe gangetje hing. ,,0, me moeder is aan 't visch-bakkt!n ... 't ruikt goed. Moeder! ... Ze is een beetje doof ...

Moederr!"

Op dien krachtigen roep, <tie nochtans niets bevelends had, kraakte een zijdeur in 't portaal en trad ecn klein schraal vrouwtje te voorschijn.

Boven het beenig-scherpe gezichtje, waaruit Zwart's blauwe oogen keken, even helder doch zonder de norschheid, eerder met een zachten weemoed er in, was het zuiver witte haar, in 't midden gescheiden, glad langs het hoofd ~estreken.

Ze keek op naar Verhoef; een lichte verlegenheid bracht wat kleur op de bleeke wangen.

,,'t Is zonde meneer... is U d'r al ... ? Neem me niet

"kwalijk ... "

Ze veegde haastig haar rechterhand af aan haar boezelaar en stak die Verhoef toe.

"Ja juffrouw," antwoordde deze, de tengere hand ~ven druk-kend, "ik ben met den trein gekomen en niet met het bootje;

zoodoende ben ik wat eerder hier."

:Ze lachte wat verlegen, keek haar zoon aan.

"Met de trein gekomen!" riep deze dan met stemverheffing en zachter. "Ze verstaat U niet, meneer."

,,0. .. met de trein ... precies," knikte het vrouwtje nu, begrijpend.

"Maria d'r niet in?" vroeg Zwart dan en als zijn moeder ontkennend het hoofd schudde, sprak hij, nu toch met meer

212 GERRIT ZWART

norschheid in zijn stem: "Afijn; blijf U maar an je visch .. , ik

"zal meneer wel ... U en zich achter Verhoef door het nauwe gangetje wringend, maakte hij de deur aan het eind daarvan open: "Hier is uw kamer, meneer ... U heit hem al gezien, trouwens. "

Verhoet trad binnen, gevolgd door Zwart, maar Zwart's moeder volgde toch ook nog even, zag snel rond.

,,0, 't kacheltje doet het toch ... " zei ze, het klepje van den kleinen salamander even openend en weer sluitend.

"Ja, 't is hier lekker," prees Verhoet vriendelijk en luid.

,,'k Zal U dadelijk een kopje koffie brengen," sprak ze dan

"ze is bijna goed ... " Zwart zette het valies neer en ineens trof het Verhoef, dat hij dat zware ding, zonder het ook maar één keer te verhanden, van het station tot hiertoe had gedragen.

"Daar heb je ook een vracht aan gehad, Zwart," sprak hij waardeerend.

Doch Zwart scheen het niet te hooren, hij volgde zijn moeder, die de kamer verliet, sloot de deur achter zich en Verhoef hoorde hem nog vragen:

"Waar is ze?"

Doch dan brak de sluiting van een deur het stemgeluid af.

Verhoef keek zijn kamertje eens rond; er was van den kachel-gloed nog niet veel te merken, maar het loopen in den straffen wind had hem toch al warm genoeg gemaakt; het rook in het vertrekje naar boenwas n bleekpoeder; VOOr het eenige raam, dat op de groote binnenplaats tusschen de twee huizenrijen uit-zag, hingen stijfgestreken blauwig witte vitrages en een gelilT lancaster gordijn met balletjesfranje: in de !'amer stond een ronde mahoniehouten tafel, waarvan het blad glansde als een tdonkeren spiegel, met in 't midden een gehaakt kleedje, waarop een paarlemoerglanzend sch Ipenornament stond, dat een vaasje

OERRIT ZWART 213

droeg met verkleurde kunstbloemen; behalve een paar gewone weenerstoelen, welker gaatjeszittingen ook al glommc.n van de boenwas, stond er bij het raam een paardeharen fauteuil met een witte antimacassar, waarvan de franje uitgekamd regel-matig tegen de leuning kleefde en verder was er niets dan het ko e-haren karpet op den bruin geverfden vloer, een paar verbleekte gravures achter glas in lijsten aan den wand en op den schoor-steen wat puntige kinkhorens en tijgerschelpen, "waar de zee in ruischt" en een groote dwars gelegde f1esch, waarin een fregat met volle zeilen op een zeetje van groen en wit geverfde drie-hoekige golfjes voer; boven de tafel hing een petroleumlamp met roode sierkaarsen in vergulde kandelabers.

Links van het raam, in den hoek der kamer was de bedstee waaruit de bleekpoeder lucht kwam; een hagelwitte gehaakte sprei bedekte in volle breedte de dekens en kussens.

Verhoef trok zijn overjas uit, hing die met zijn 'hoed aan Cen der haken, die hij aan den binnenkant van de deur ont-dekte; zijn valies zou hij maar onuitgepakt laten, want een kast of andere berging was er blijkbaar niet.

Enfin, 't zou niet lang duren; binnen drie weken zou het dak wel klaar zijn, dacht de opzichter; dan kon hij de eigen lneubcls laten komen en zich behoorlijk inri hten.

"Jai"

Er was getikt: de deur ging open en Zwarts moeder trad weer binnen.

"Koffie, meneer."

Ze droeg de groote, witte, boordevol geschonken kop, waar een dik vel op dreef van de gekookte melk, voorzichtig aan, wilde hem op de glanzende tafel plaatsen, bedacilt zich blijk-baar en zette hem op den vensterbank.

"Dank u ... dat zal smaken," sprak Verhoef en dan in eens weer om haar doofheid denkend, voegde hij er luider achter: "Ik bezorg u nog heel wat drukte."

214 GERRIT ZWART

,,0 zeker, meneer," zei ze, blijkbaar nog mis verstaande met een vriendelijken glimlach.

"ja, ik ben een beetje doof... de jaren... u houdt toch

"van een velletje?"

Verhoef gruwde er van, maar knikte en zette verrukte Dogen op.

"Of ik ... !"

Ze lachte tevreden, keek nog weer even in het kacheltje en ging heen.

Verhoef haalde couranten, die hij onderweg gekocht had,

Verhoef haalde couranten, die hij onderweg gekocht had,

In document OVORM: SIGNATUUR M (pagina 104-150)